Verslag van een leerrijke debatavond met Dirk Van Damme over het rapport van de ‘Commissie van Wijzen’

Facebooktwittermail

Zo’n 150 leerkrachten woonden op 8 februari in zaal “De Nieuwe Vrede” in Berchem een boeiend debat bij rond het rapport van de commissie van Wijzen. Panelleden waren: Dirk Van Damme, voorzitter van de Commissie; Wim Benda, leraar Atheneum Kapellen en schoolafgevaardigde van ACOD Onderwijs; Peter De Koning, leraar IMS Borgerhout en schoolafgevaardigde COC, tevens voormalig voorzitter van Ovds; Christine Hannes, directeur Spectrumschool Deurne/Borgerhout. Moderator: Stephen Hargreaves, lector en onderzoeker lerarenopleiding AP Hogeschool. Het debat werd georganiseerd door ACOD Onderwijs Antwerpen, Masereelfonds, De Wereld Morgen en Ovds.

In het verslag dat hier volgt, brengt Vincent Van Roy de hoogtepunten tot leven.

Toelichting door Dirk Van Damme

Dirk Van Damme nam het eerste halfuur voor zijn rekening met een toelichting van de opdracht, de samenstelling en de aanbevelingen van de commissie van Wijzen die hij leidde. De 20-koppige commissie werkte één jaar aan een rapport met ruim 70 voorstellen. Het rapport is toegespitst op het leerplichtonderwijs.

Van Damme legt er de nadruk op dat een ‘modern’ en ‘hedendaags’ personeelsbeleid noodzakelijk is. De huidige rechtspositieregelgeving dateert van1991. Het lerarentekort was een van de voornaamste drijfveren om de Commissie in het leven te roepen. De uitrol van de aanbevelingen zal één tot twee legislaturen duren en gebeurt het liefst ‘integraal’ om ‘cherry picking’ te voorkomen. Het geheel is budgetneutraal.

De voorzitter somt enkele krachtlijnen op:

  • Het ‘zwak’ personeelsbeleid in het onderwijs counteren.
  • Meer bestuurlijke capaciteit op schoolniveau en meer autonomie voor schoolleiders
  • Alle taken van de leerkracht moeten gevaloriseerd worden.
  • De leerkrachtenloopbaan moet gezien worden als het continuüm van professionalisering.
  • Een schoolopdracht voor de leerkracht moet allesomvattend zijn en telt 38 uur/week, om praktische en infrastructurele redenen hoeven deze niet allemaal fysiek op school gepresteerd te worden.
  • De waardering gaat meer uit van het traject en de functiebeoefening van de leerkracht en niet meer van het diploma en/of de ‘geldelijke anciënniteit’
  • Bovenal blijft het ‘eigenlijk’ lesgeven wel de hoofdmoot binnen het lerarenambt.
  • Er moet meer lijn zitten in de ondernomen engagementen en motivatie van het onderwijspersoneel en als dusdanig moet dit ook ‘beloond’ kunnen worden.
  • Er blijft wel een verschil in de verloning tussen niet-universitair gevormde bachelors en universitaire masters. Masters kunnen ook in het basisonderwijs ingezet worden, bachelors tot en met de derde graad van het secundair onderwijs in alle onderwijsvormen.

Daarnaast formuleert Dirk Van Damme een aantal doelstellingen voor de startende leraar:

  • Leraren zouden geaffecteerd worden aan schoolbesturen.
  • De aanwerving geldt in de regel voor een volledig schooljaar.
  • Een vereenvoudiging aan bekwaamheidsbewijzen wordt doorgevoerd.
  • Om les te mogen geven moet je na het basisdiploma (lerarenopleiding) ook een licentie als leraar behalen op de werkvloer (na goedkeuring door een jury)
  • De meeste arbeidscompetenties verwerf je op de werkvloer.
  • Na een jaar als ‘tijdelijke’ en als je voldoet, wordt je vast contractueel aangesteld door de schoolleider, daarna kan tot 80% van het onderwijspersoneel benoemd worden op basis van verdiensten.

Cluster 1: personeel

Na de iets langer dan voorziene uiteenzetting door Van Damme, leidt de moderator een debat, ingedeeld volgens vier thematische clusters. Te beginnen met de hervorming inzake het personeelsbeleid. Zaken als de vervanging van de opdracht in lesuren door een schoolopdracht van 38-uren, de vereenvoudiging van de bekwaamheidsbewijzen en inbedding van de startende leraar, zijn daarbij belangrijke uitgangspunten (met ook de opvallende maatregel om het TADD-statuut geheel af te schaffen).

Christine Hannes haalt aan dat ze vreest voor een grote willekeur door de schoolleiders op schoolniveau. Nu reeds verschillen de in te vullen ‘uren’ per vak van school tot school. Met het loslaten van de opdrachtennoemers dreigt er een soort van onderlinge concurrentiestrijd tussen de scholen los te barsten. In bepaalde gevallen zal de invoering van een brede schoolopdracht dode letter blijven, vermits dit vaak onrealistisch zal blijken. De autonomie van de individuele leerkracht zal met deze maatregelen fameus beknot worden. Bovendien zal het soepeler omspringen met bekwaamheidsbewijzen leiden tot meer willekeur en chaos.

Wim Benda uit de vrees dat de demonen uit de ‘moderne’ bedrijfswereld en hun managementsprincipes het onderwijs zullen gaan overheersen. Mensen zullen als ‘grondstoffen’ beheerd worden en er dreigt een onpersoonlijke cultuur in het onderwijs door te dringen. Er zijn ernstige vragen te stellen hoe men die 38-urenweek wil invullen. Heerst hier niet de totale willekeur van de schoolleiding?

Door de benoeming aan een schoolbestuur kan onderwijspersoneel gemakkelijker worden doorgeschoven van de ene naar de andere instelling. Dit leidt tot extra verplaatsingen en een extra spanningsveld m.b.t. de organisatie van het familiale en privéleven. Aangaande de erkenning van de bekwaamheidsbewijzen geeft Wim toe dat dit nu is verworden tot een ingewikkeld kluwen, maar dat er tenminste nog wel sprake is van enige objectiviteit, terwijl dit met de voorstellen van de Commissie zal ontaarden in subjectiviteit en mogelijk favoritisme.

Peter De Koning vraagt of het per se een slechte zaak is dat men nu de bekwaamheidsbewijzen als criterium hanteert bij aanwerving. Hij benadrukt dat het beroep van leraar in de eerste plaats op de werkvloer moet worden (aan)geleerd. De startende leraar moet daarbij voldoende en kwalitatieve ondersteuning krijgen

Dirk Van Damme antwoordt dat net de huidige rechtspositieregeling vele scholen in de problemen brengt inzake efficiënt personeelsbeleid. “Moderne organisaties functioneren geheel anders”. “Het is in een efficiënt schoolbeleid belangrijk dat men goed de regels op lokaal schoolniveau afstemt en dit in een duidelijk protocol giet”. Van Damme verdedigt wel het behoud van de vaste benoeming en benadrukt meermaals dat dit geen evidentie was. Het ‘reaffectatieverhaal’ moet evenwel afgeschaft worden, want het ‘warm houden van een stoel’ is volgens Van Damme echt niet meer van deze tijd.

Cluster 2: werkbaar werk

Gezien de grote uitstroom van personeel uit het onderwijs is het uitermate belangrijk om initiatieven inzake werkdrukverlaging en -verlichting te introduceren. Daarover blijken alle actoren het eens. Evenwel is de interpretatie en invulling daarvan grondig verschillend.

Peter De Koning vindt dat vele van de voorgestelde initiatieven de werkdruk net zullen verhogen. Mensen als het ware ‘dwingen’ voltijds te werken, sterk inzetten op een persoonlijk portfolio en onderlinge concurrentiedrang stimuleren, etc. zal net leiden tot meer stress en het minder aantrekkelijk maken van de sector onderwijs. Peter wijst op twee fenomenen die zich in de eerste plaats binnen de grootstedelijke context voordoen, namelijk confrontatie met ‘inclusie’ en ‘agressie’. Hij vraagt zich af welke ondersteuning de Commissie daar dan wel voor biedt? Zeker de zij-instromers hebben pedagogisch-didactisch meer omkadering nodig. Een optrekking van het aantal jaren anciënniteit dat deze mensen mogen meenemen uit de ‘privé’ – een dure maatregel – zal op dit vlak weinig zoden aan de dijk brengen. Hij vermeldt ook ICT en de malaise rond overvolle scholen en verouderde infrastructuur.

Wim Benda uit zijn kritiek op de voorgestelde ‘standaardisering’ en het feit dat 1/5 van de onderwijstijd aan administratieve taken moet besteed worden. Hoe gaan we concreet de werkdruk verminderen en de planlast terugdringen? Dit zijn mooie woorden, maar hoe realiseert het plan dit dan in de praktijk? De Commissie blijft ook in deze uitermate vaag.

Wie gaat men concreet tot ‘senior leerkracht’ bombarderen? Het instellen van de functie van senior-leerkracht wekt opnieuw het doembeeld op van willekeur, zoals bij de recente instelling van de ‘leraar-specialist’, een maatregel die gelukkig door wel tachtig procent van de schooldirecties niet wordt toegepast. Wat met de richtlijnen over de portfolio waarmee de leraar zijn/haar professionalisering moet bewijzen? Op welke objectieve criteria gaat men dat baseren? Als de directie kan beslissen over de verloning van haar leerkrachten, kan dit leiden tot willekeur en tot een gevoel van ‘schatplichtigheid’.

Christine Hannes benadrukt hierbij dat het onderwijs ‘a people’s business’ is en dat er nog steeds wordt gewerkt met mensen en geen producten. In praktijk is er bovendien maar één algemeen directeur binnen de instelling op wiens schouders nog meer verantwoordelijkheid zal terechtkomen. De prioriteit rond het eigenlijke onderwijs zal verder aangetast worden. De vele randvoorwaarden die nu moeten vervuld worden zorgen voor bijkomende werkdruk, ook bij directies waardoor de uitval bij hen nog groter dreigt uit te vallen.

Dirk Van Damme antwoordt hierop dat in de meeste sectoren 38 uur werken per week wel degelijk de norm is. De schoolopdracht moet het meeste opvangen en het is de bedoeling dat het geleverde werk daarbinnen gepresteerd kan worden. De directies krijgen meer tools om dit ‘werkbaar werk’ te realiseren en zullen komen tot een meer autonome organisatie. De leerling-leraar ratio is in Vlaanderen eigenlijk goed te noemen, maar moet veel efficiënter. Er valt veel winst te boeken door een betere organisatie. Dirk vindt dat deeltijds werken nadelen inhoudt, want die personeelsleden engageren zich meestal een pak minder. Een uitspraak die enige wrevel opwekt in de zaal. Volgens Van Damme moeten zeker de onderwijsmensen die nu minder dan de helft werken, gestimuleerd worden om meer werk op te nemen. Op die wijze zal volgens hem ook het lerarentekort kunnen worden teruggedrongen. Hij geeft toe dat in de reële planlast kan en moet besnoeid worden. Het voorgestelde portfolio dat in feite een jaarlijks professionaliseringsplan is, hoeft volgens hem geen tien bladzijden lang te zijn. Een goed gesprek tussen leraar en directie met als bescheiden neerslag een ‘plan van aanpak’ zou moeten volstaan.

Cluster 3: schoolleiderschap

De directies krijgen in het rapport meer bevoegdheden en autonomie. Daarbij zijn er ook meer mogelijkheden om opleiding en ondersteuning te bieden. Een pedagogisch diploma of ervaring in het onderwijs is daarbij geen strikte voorwaarde tot aanstelling meer!

Christine Hannes vindt dit problematisch. Een doorgedreven directieopleiding is toch belangrijk? Er zouden misschien makkelijker mensen uit de privé kunnen doorstromen naar het onderwijs, maar om een school te leiden heeft men meer nodig dan enkel managementskills. Bovendien wijst ze op het feit dat de directeur niet meer vast benoemd zou kunnen worden maar een mandaatfunctie zou opnemen. Zal er op die manier meer risico zijn om ‘teruggezet’ te worden in rang? Zij vindt in het algemeen dat directies in het Rapport te veel verantwoordelijkheid en autonomie krijgen toegeschoven..

Wim Benda haalt hierbij nog eens specifiek aan dat er steeds de trend dreigt dat schooldirecties verworden tot HR managers die er een bedrijfsmatige logica op nahouden en de onderlinge concurrentiestrijd verder aanwakkeren. Gedifferentieerde verloning bestaat reeds in de privé. Daardoor komen mensen zelfs ziek werken, omdat ze een bonus krijgen om minder ziek afwezig te blijven. Vraag is of mensen die kiezen voor het onderwijs op zoek zijn naar zulke ‘differentiatie’? HR beleid kan schadelijk uitdraaien en tot grotere ongelijkheid onder de werknemers leiden. Tot slot vermeldt hij dat net de aanwezige objectieve criteria voor een evaluatiebeleid van het personeel zullen wegvallen, wat resulteert in meer druk, ongenoegen en stress. De vaste benoeming in het onderwijs is als het ware een dam tegen het voorgaande, maar ondanks het feit dat de Commissie ze niet wil afschaffen, wordt ze in de praktijk uitgehold.

Peter De Koning maakt zich zorgen over het gegeven dat directieambten niet meer gelinkt moeten zijn aan een pedagogisch-didactische onderbouw. Dit zal nefast blijken in de praktijk. Verder is het absurd en onbetaalbaar om tot 20 jaar anciënniteit aan zij-instromers uit de privé toe te kennen. Ook de premie voor onderwijspersoneel dat werkzaam is in een school met veel GOK-indicatoren is bij nader inzien geen goede oplossing. Beter wordt dit probleem van ongelijke verdeling van ‘kansenleerlingen’ tussen de diverse onderwijsinstellingen structureel aangepakt. Ongelijkheid en segregatie in het onderwijs zijn uitermate problematisch in Vlaanderen maar hier komt de Commissie in zijn geheel niet aan tegemoet. Bovendien kan men met deze ‘geldelijke motivatie’ mensen omwille van foute beweegredenen naar deze scholen lokken. Het huidige personeel zit hier geenszins op te wachten en wenst in de eerste plaats meer leermiddelen en een betere omkadering. Een school is geen bedrijf. Competitie tussen leerkrachten onderling zal contraproductief uitdraaien, het participatief HR-model wordt nu al in veel scholen ingevoerd, met wisselend succes. Aan dit principe zal dus ook nog grondig gesleuteld moeten worden.

Dirk Van Damme benadrukt dat personeelsleden met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs zullen aangemoedigd worden om schoolleiderschap op te nemen. Inrichtende machten kunnen beslissen om enkel kandidaten met zulk getuigschrift te weerhouden. Qua verloning benadrukt hij dat het diploma nog wel zal meetellen, maar dat de concrete functie op school sterker zal doorwegen dan nu het geval is. De anciënniteit kan onderbroken worden, wanneer een leerkracht zijn engagementen en professionaliseringstraject niet nakomt. De automatische toekenning van meer loon op basis van anciënniteit is een verouderd principe en dit moet aangepast worden. Bij hardnekkige weigering tot nascholing moet de directie een soort van ultieme stok achter de deur hebben en het niet toekennen van een volgende baremieke loonsverhoging is daartoe het ultieme middel. Een ervaren leerkracht kan een leraar-expert worden op basis van een objectieve procedure, deze dient decretaal uitgewerkt te worden. Deze hervormingen passen binnen de drang naar een tegemoetkoming op de eeuwige klaagzang dat het onderwijs een vlakke loopbaan inhoudt. Tot slot meldt Van Damme dat het werken van schoolleiders in mandaten net een voordeel kan zijn en deze ambten ook ‘fris’ houdt. Anders dreigt men in een gouden kooi te vervallen. In tegenstelling tot gewone leerkrachten ziet hij geen meerwaarde in het behoud van de benoeming voor schoolleiders. Daar tegenover moet er wel onderhandeld kunnen worden over een hogere verloning voor schoolleiders, deels op basis van concrete prestaties.

Cluster 4: financiering, omkadering, infrastructuur en capaciteit

Vanuit de zaal en de panelleden komt de opmerking dat het Rapport nauwelijks iets vermeldt over de infrastructuur. De voorzitter van de Commissie geeft toe dat dit een tekortkoming is maar de tijd ontbrak.

Peter De Koning klaagt de ontkleuring van middelen aan. Daarmee geef je in feite een blanco cheque aan de schooldirecties. Dit kan leiden tot meer willekeur en een persoonlijke agenda kan makkelijker doorgevoerd worden. Dit is niet altijd in het belang van de school! Ook de beperking van het aantal vaste benoemingen tot 80% is bedenkelijk.

Met de invoering van een enveloppesysteem in het leerplichtonderwijs gaat men ook de verloning van onderhouds- en ondersteunend personeel verder onzeker maken. Voor het vak- en dienstpersoneel is er nu al uitbesteding via privé firma’s en ook andere omkaderende functies binnen het onderwijs dreigen hieraan ten prooi te vallen. Kan schaalvergroting hierbij tot een oplossing leiden?

Volgens Wim Benda is het opnieuw volledig indexeren van de werkingsmiddelen een goede zaak. Maar dit mag natuurlijk niet ten koste gaan van personeelsmiddelen. De truc van de Commissie om het aanwendingspercentage van het lesurenpakket (96,57% in het secundair onderwijs) op 100% te zetten, is al te doorzichtig. Ook de omvorming van gekleurde naar ongekleurde middelen kan een pervers neveneffect inhouden. Opnieuw treedt hier het probleem van mogelijke willekeur en een doorgedreven HR beleid op de voorgrond.

Christine Hannes maakt zich zorgen over de noodzakelijke ‘vervangingen’ in de scholen via een gesloten enveloppe. Nu is er weliswaar een belangrijke mate van niet-aanwending, omdat vele interims door het lerarentekort gewoonweg niet ingevuld kunnen worden. Zij verwijst naar het CLB, waar er omwille van het ingevoerde systeem van de gesloten enveloppe tal van problemen zijn opgedoken.

Zij gaat akkoord dat teveel kleuring van de middelen niet goed is, maar te weinig houdt ook gevaren in. Dit kan ook leiden tot druk vanuit de scholengroep om die middelen op een bepaalde manier te besteden. In combinatie met de afschaffing van de vaste benoeming voor schooldirecteurs en de invoering van een tijdelijk mandaat voor aanstelling, kan dit leiden tot ongewenste neveneffecten.

Dirk Van Damme repliceert hierop dat hij eerder ijvert voor een ‘puntensysteem’ binnen de enveloppe i.p.v. louter geld. Voor vervangingsopdrachten kan men opteren voor een semi-gesloten systeem, waarbij men een ‘foto’ neemt (rekening houdt met de situatie in het recente verleden). De werkingsmiddelen moeten volgens Dirk wel degelijk volledig geïndexeerd worden. De afgekalfde aanwendingspercentage zullen niet worden opgetrokken. Het hanteren van een maximumpercentage voor vaste benoemingen is noodzakelijk om reaffectaties te vermijden. Ontkleuren van werkingsmiddelen betekent niet dat scholen geen GOK-beleid meer kunnen voeren, afhankelijk van de context en de lokale behoeften. Initiatieven als warme maaltijden op school, die hij lovenswaardig vindt, zijn mogelijk maar er worden hiervoor geen extra middelen voorzien in het rapport.

Slotronde: vragen uit en interactie met het publiek

Het publiek krijgt kans om een aantal vragen te stellen. Er wordt een minuut voorzien voor het formuleren van de vraag of het probleem en twee minuten aan de panelleden om deze te beantwoorden. Vermits de gehele debatavond al 2,5 uur (!) bezig is, wordt deze sessie wel grondig ingekort. Gezien dit verslag ook al uitgebreid is uitgevallen, zullen we deze vragen niet letterlijk formuleren. We beperken ons tot enkele vaststellingen:

  • Er kwam kritiek over het ontbreken van eindeloopbaanmaatregelen in het rapport. De voorzitter van de commissie gaf toe dat dit een hiaat is.
  • Aangaande het blijvende verschil in verloning tussen bachelors en masters, vermeldt Dirk dat ‘territoriumdiscussies’ binnen onderwijsinstellingen in de mate van het mogelijke moeten vermeden worden. Er moet voor de differentiatie in de eerste plaats gekeken worden naar vakbevoegdheid en inhoud. Pure functieverloning binnen het onderwijs wordt echter als onrealistisch beschouwd.
  • De rechtspositieregeling van het DKO, buitengewoon onderwijs, volwassenonderwijs, etc. blijft grotendeels onderbelicht. Dirk erkent dit en haalt aan dat dit aparte aandacht verdient. Vraag is natuurlijk of de voorgestelde doorgedreven hervorming plaats kan vinden zonder deze sectoren erbij te betrekken. Zij zijn geen eilanden binnen het onderwijslandschap.
  • Dirk Van Damme vermeldt ook nog dat de implementatie van dit plan lang zal duren en dat er op termijn een geheel nieuwe generatie van schoolleiders moet gevormd worden.

Moderator Stephen Hargreaves formuleert op het einde nog twee belangrijke bezorgdheden:

Eigen ervaring in het hoger onderwijs leert hem dat een gesloten enveloppesysteem bijzonder nefast kan zijn voor de werking en de geboden onderwijskwaliteit. Hij wijst het publiek nog eens op de gevaren hiervan. Met de boodschap dat we ons moeten verzetten tegen een mogelijke invoering hiervan in het leerplichtonderwijs.

Hij stelt zich vragen bij de representativiteit van de ‘Commissie van wijzen’. Men had veel meer actoren uit het actieve onderwijsveld moeten betrekken. Nu zijn de adviezen volgens hem soms wat ‘wereldvreemd’ en niet afgestemd op de realiteit en praktijk.

Slotbeschouwing

Ondanks de felle meningsverschillen bleef het debat steeds gemoedelijk, constructief en sereen. De panelleden en veel aanwezigen gewaagden van een geslaagde en leerrijke debatavond. Vraag is nu in hoeverre de voorstellen uit het rapport in de komende legislatuur een uitvoering zullen kennen. Dit zal mede bepaald worden door syndicale en sociale (re)acties …

Vincent Van Roy,

bestuurslid ACOD Onderwijs / werkend lid ‘Oproep voor een Democratische School’ (Ovds)

Lees ook:

Het volledig rapport (180 bladzijden) van de commissie van Wijzen: 18 december 2023 rapport-commissie-van-wijzen

Een  powerpointpresentatie (van Dirk Van Damme) met een samenvatting van het rapport : EXT-2324-021

Koen van Kerkhoven (COC)De valkuilen van het rapport van de commissie van Wijzen 

Nancy Libert (ACOD Onderwijs)Op maat van directies en schoolbesturen

Een verslag (door Kristof Bruyland) van het debat (8 februari, Antwerpen) over het rapport van de commissie van Wijzen: Ontnuchterende realitycheck met de experten van op de werkvloer

 

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here