Rapport commissie van Wijzen: op maat van directies en schoolbesturen (Nancy Libert, ACOD Onderwijs)

Facebooktwittermail

In dit artikel analyseert Nancy Libert, algemeen secretaris van ACOD Onderwijs, tien punten uit het rapport van de commissie van Wijzen.

In december 2023 verscheen het rapport van de Commissie van Wijzen, ook wel de Commissie Van Damme genoemd, naar de voorzitter ervan. De Commissie had als opdracht een moderne langetermijnvisie op het lerarenberoep en de lerarenloopbaan te ontwikkelen. De aanbevelingen van de Commissie zijn geschreven op maat van de directies en schoolbesturen. Een aantal eisen die al langer gesteld worden door de koepels, worden hier onverminderd overgenomen. De rechten van het personeel gaan voor de bijl, de vrijheid van de directies en besturen kent geen grenzen meer. Objectieve criteria worden over boord gegooid, waardoor personeelsleden weinig of geen verweer hebben tegen willekeur.

De Commissie van Wijzen klaagt de complexiteit van de huidige regelgeving aan, maar wie hun voorstellen bekijkt, merkt dat het erger zal worden. Door centrale regelgeving te schrappen en bijna alle bevoegdheden aan de lokale besturen toe te vertrouwen, zal aan dat niveau niet alleen veel autonomie en verantwoordelijkheid worden toebedeeld, maar zal de werkdruk er ook enorm toenemen. Wij twijfelen eraan of dit tot een efficiëntere besteding van de middelen en een verhoging van de kwaliteit van ons onderwijs zal leiden.

Hieronder bespreken we wat voor ons de meest verontrustende aanbevelingen van de Commissie zijn.

De affectatie aan het schoolbestuur

In de huidige regelgeving zijn personeelsleden vast benoemd aan een schoolbestuur (scholengroep, gemeentebestuur, vzw, …) en geaffecteerd (‘toegewezen’) aan een welbepaalde school. Enkel in het gemeentelijk, stedelijk en provinciaal onderwijs kan het bestuur deze affectatie eenzijdig wijzigen. Dit betekent dat vandaag – althans voor het GO! en het vrij onderwijs – de rechten en plichten van beide partijen in evenwicht zijn: een personeelslid kan weliswaar geen job eisen in een andere school, maar kan ook niet verplicht worden er een te aanvaarden.

De huidige regelgeving is zelfs zo soepel dan je via een Verlof Tijdelijk Andere Opdracht tijdelijk toch een opdracht kan opnemen in een andere school, maar dan moeten jij en het bestuur of de betrokken directies akkoord zijn. Ook hier zijn de rechten en plichten van beide partijen mooi in balans.

Het voorstel van de Commissie van Wijzen maakt een einde aan deze wederkerigheid: voortaan beslist het bestuur eenzijdig aan welke school een personeelslid geaffecteerd wordt. In het voorstel wordt zelfs geen beperking voorzien: een personeelslid kan ieder jaar naar een andere school gestuurd worden of tegelijkertijd in vier of vijf scholen staan.

Dit kan voor ernstige problemen zorgen, zeker wanneer de scholen van het bestuur over een grote geografische ruimte verspreid liggen. Bij sommige besturen zit je letterlijk een uur of meer in de auto om van de ene school naar de andere te rijden. Stel dat je je gezinsleven – werk van je partner, aankoop huis, school van je kinderen, … – inricht rond de school waar je geaffecteerd bent en je dan plots drie kwartier verder wordt gestuurd. En dan hebben we het nog niet over de extra kosten wanneer je die verplaatsing enkel met je eigen auto kan doen.

De bekwaamheidsbewijzen bij het huisvuil

Wat nu volgt, geldt vooral voor leerkrachten secundair onderwijs, maar eerst wat technische uitleg over de bekwaamheidsbewijzen.

Een bekwaamheidsbewijs bestaat uit een basisdiploma (vb. bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs aardrijkskunde, ingenieur of hoger secundair onderwijs), eventueel aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid en nuttige ervaring. In sommige diploma’s zoals kleuteronderwijzer is het bewijs van pedagogische bekwaamheid inbegrepen, voor andere diploma’s, bijvoorbeeld ingenieur of graduaat automechanica, moet men dit getuigschrift apart behalen. Soms kunnen diensten als werknemer of zelfstandige erkend worden als nuttige ervaring en toegang geven tot een bekwaamheidsbewijs, bijvoorbeeld een diploma hoger beroepssecundair onderwijs aangevuld met minstens 3 jaar nuttige ervaring (en met uiteraard een GPB).

De bekwaamheidsbewijzen zijn in drie categorieën opgedeeld: vereist, voldoende geacht of ander. Een voorbeeld: een master in de geschiedenis met GPB, heeft het vereiste bekwaamheidsbewijs voor Cultuurwetenschappen, Geschiedenis en Maatschappelijke vorming en heeft het voldoende geachte bekwaamheidsbewijs voor o.m. Project algemene vakken en Nederlands.

Dit is van belang voor de draagwijdte van de benoeming. Als de master in de Geschiedenis benoemd wordt in een betrekking Geschiedenis, dan geldt de benoeming ook voor de twee andere vakken waarvoor hij het vereiste bekwaamheidsbewijs heeft, namelijk Cultuurwetenschappen en Maatschappelijke vorming. Voor de vakken waarvoor hij het voldoende geachte bekwaamheidsbewijs heeft – o.m. Project algemene vakken en Nederlands – geldt zijn benoeming niet. Omgekeerd: als hij benoemd wordt voor Nederlands, dan geldt zijn benoeming uiteraard voor Nederlands, maar ook voor de drie vakken waarvoor hij het vereiste bekwaamheidsbewijs heeft.

De vaste benoeming van een leerkracht heeft dus een (beperkte) draagwijdte, ze geldt dus voor bepaalde vakken. In de huidige regelgeving houdt dat rechten én plichten in. Je hebt recht op een aanstelling in de vakken waarvoor je vast benoemd bent én je hebt de plicht een job te aanvaarden als die bestaat uit vakken waarvoor je benoemd bent. Je kan dus geen vakken opeisen waarvoor je benoeming niet geldt, je directie kan je niet verplichten zulke vakken te geven.

De huidige regelgeving is niet alleen billijk, ze is bovendien soepel. Je kan ook een vak geven waarvoor je niet benoemd bent als je een Verlof Tijdelijk Andere Opdracht neemt. Ook hier zijn rechten en plichten mooi in balans, want zowel jij als de directie moeten akkoord zijn.

Het systeem van de bekwaamheidsbewijzen is niet eenvoudig, maar het is wel een objectief en transparant instrument. De Commissie van Wijzen wil het systeem van de bekwaamheidsbewijzen afschaffen en vervangen door vrijheid, blijheid voor de directies en de besturen. Als het van hen afhangt, bepalen zij welke vakken je zal geven, los van je bekwaamheidsbewijs. Weg met de wederkerigheid, weg met de balans tussen rechten en plichten, ruim baan voor de willekeur.

Naar een gedifferentieerde verloning?

Vandaag wordt het salaris bepaald door o.m. het bekwaamheidsbewijs en de geldelijke anciënniteit. Een master heeft een hoger salaris dan bachelor, wie 30 jaar voor de klas staat heeft een hogere geldelijke anciënniteit en dus een hoger salaris dan wie aan het begin van zijn loopbaan staat.

De Commissie van Wijzen wil deze objectieve criteria laten varen. Iedereen krijgt hetzelfde basissalaris, al dan niet met loonsupplementen, waarover straks meer.

De geldelijke anciënniteit stijgt niet langer met de dienstjaren, maar wordt gekoppeld aan de professionalisering. Iedere leerkracht stelt een professionaliseringsplan op waarin alle formele en informele professionalisering opgenomen is. De implementatie van dit plan wordt door de directeur geëvalueerd tijdens het functioneringsgesprek. De mate waarin het professionaliseringsplan gerealiseerd is, bepaalt of de leerkracht recht heeft op een anciënniteitssprong binnen de salarisschaal. Met andere woorden: als de directeur meent dat je professionalisering niet of niet voldoende vordert, dan stijgt je geldelijke anciënniteit niet.

Ook hier kunnen we willekeur niet uitsluiten. De directeur zal oordelen over de inhoud van het professionaliseringsplan én over de realisatie ervan, ook al beschikt hij niet over de kennis van het betreffende vak.

Leerkrachten zullen in scholen met veel SES- en GOK-leerlingen een hoger salaris krijgen. Op die manier wil de Commissie leerkrachten aantrekken en behouden in ‘moeilijke’ scholen. Wij betwijfelen het nut van deze maatregel. Om leerkrachten aan te trekken en te behouden in ‘moeilijke’ scholen én misschien nog meer om kwetsbare leerlingen te geven waarop ze recht hebben, moeten de klassen kleiner gemaakt worden. Alleen op die manier wordt werken in een ‘moeilijke’ school werkbaar, alleen zo krijgen SES- en GOK-leerlingen het onderwijs dat ze nodig hebben.

Het basisloon kan worden aangevuld met supplementen. Wie een masterdiploma bezit, krijgt een supplement, een bachelor die bijkomende studiepunten behaalt en zo een masterdiploma verwerft, eveneens.

Ook voor de senior leraar is een supplement voorzien. Men kan dit statuut verwerven indien men minstens 15 jaar dienst heeft en over expertise beschikt. Om dit statuut te verkrijgen, moet men een portfolio samenstellen (goed te keuren door de directeur) en positief geëvalueerd worden door een commissie samengesteld uit o.m. de schoolleiding, lerarenopleiders, personeelsvertegenwoordigers, …

Wij menen dat iedere leerkracht met voldoende diensten een senior leerkracht is. Dit aparte statuut zal om budgettaire redenen slechts in beperkte mate toegekend worden, waardoor concurrentie zal ontstaan tussen teamleden die eigenlijk zouden moeten samenwerken. Bovendien zal de voorgestelde procedure heel wat planlast veroorzaken.

De Commissie stelt ook voor om op middellange termijn de huidige diplomaverloning te verlaten en te evolueren naar functieverloning. Dit geeft de besturen de mogelijkheid om de personeelsleden te betalen volgens hun competenties, prestaties of professionele ontwikkeling. Ook hier valt willekeur niet uit te sluiten. Ervaringen uit het buitenland leren alvast dat de personeelsleden gedifferentieerde verloning zelden als rechtvaardig ervaren en dat de macht van de werkgever erdoor aanzienlijk toeneemt.

Schoolopdracht: niet minder maar meer werkdruk

De Commissie stelt voor om alle leerkrachten een opdracht van 38 klokuren te geven. Deze 38 uren vallen uiteen in drie blokken:

  • 32 uur lesgebonden taken
  • 2 uur professionalisering
  • 4 uur school- en onderwijsgebonden taken: toezichten, vervangingen, uitstappen, mentorschap, …

De Commissie stelt dat deze drie getallen slechts richtinggevend zijn en dus lokaal kunnen variëren en dat de personeelsleden gedurende deze 38 uren niet altijd op school moeten zijn.

De 32 uur lesgebonden taken omvatten niet alleen de eigenlijke lesuren of lestijden, maar ook alle taken die daarmee samenhangen: voorbereidingen, verbeteringen, vakvergadering, klassenraad, … De prestatienoemers (bijvoorbeeld 22 lesuren voor bachelors in de eerste graad SO) verdwijnen. De directeur beslist hoeveel lesuren of lestijden de opdracht zal bevatten.

Deze ‘schoolopdracht’ is een oude eis van de koepels en stelt de leerkrachten bloot aan willekeur. De directeur zal bepalen hoeveel lestijden of lesuren een leerkracht moet presteren, ook al is hij niet altijd in staat de zwaarte van een vak in te schatten.

Bovendien is het ook de ideale oplossing voor het lerarentekort. Raakt een fulltime Frans niet ingevuld? Geen probleem, we verdelen die opdracht wel over de collega’s. Die moeten voor dat vak zelfs geen lesbevoegdheid meer hebben, zoals we hoger hebben uitgelegd. Vrijheid, blijheid alom, tenminste voor de directies en besturen, en het lerarenkort is in een trek opgelost.

Verdere afbraak verlofstelsels

De voorbije jaren is in de verlofstelsels gesnoeid. De Commissie pleit ervoor het aantal verlofstelsels verder te beperken en het nemen ervan te ontmoedigen. Ook hier vertolkt de Commissie een oude eis van de koepels.

De Commissie meent dat deeltijds werken veel nadelen inhoudt, zowel voor de scholen als voor de personeelsleden.

  • Deeltijdswerken versterkt het lerarentekort.
  • Personeelsleden die deeltijds werken, integreren zich minder goed in het team en zijn minder geneigd zich te professionaliseren.
  • Personeelsleden die deeltijds werken, hebben minder mogelijkheden om door te groeien in de job of naar leidinggevende functies.
  • Personeelsleden die deeltijds werken, zijn economisch kwetsbaarder bij echtscheiding, ziekte, …

De Commissie stelt een aantal positieve maatregelen voor die voltijds werken aantrekkelijk en/of haalbaar maken.

  • De ‘voltijdsbonus’.
  • Betere en efficiëntere organisatie van de arbeidstijd.
  • Betere kinderopvang en mantelzorg, fiscale stimulus, …

Daarnaast stelt ze ook negatieve, lees: bestraffende maatregelen voor.

  • Verdere afbouw van de verlofstelsels.
  • Verlies van de vaste benoeming na 2 jaar afwezigheid :
    • afwezigheid om in andere sector te werken ➝ na 2 jaar ontslag of terugkeer
    • prestaties gereduceerd tot 50% ➝ na 5 jaar enkel nog voor die 50% benoemd

Ook hier is het genoegen vooral aan de kant van de directies en besturen en wordt andermaal een oude eis van de koepels vertolkt.

Bovendien suggereert de Commissie dat deeltijds werken niet helpt om het werk werkbaar te houden: deeltijds werkenden rapporteren meer stress en ziekteverzuim dan voltijds werkenden. Deze vaststelling, die wij op zich niet betwisten, bewijst niets. Het is immers aannemelijk dat de psychische klachten en het ziekteverzuim bij deze groep nog groter zouden zijn als ze de mogelijkheid niet hadden gehad om deeltijds te werken.

Inductiejaar voor starters

Een diploma van de lerarenopleiding geeft niet onmiddellijk toegang tot het beroep van leraar, er wacht nog een inductiejaar. Dat inductiejaar is een recht.

De opdracht wordt aangepast (lestaken beperkt, leerkansen gemaximaliseerd) en men is volwaardig lid van het team (klassenraden,…). Men ontvangt het volwaardige basissalaris, voor de masters is er het gepaste supplement.

Het inductiejaar staat los van de stagelessen die men volgt tijdens de lerarenopleiding en de aanvangsbegeleiding waarop men recht heeft na het inductiejaar.

Dit is een formele opdracht van de scholen en de lerarenopleiding die hiervoor de nodige middelen krijgen. Na het afsluiten van het inductiejaar volgt een evaluatie door een commissie samengesteld door mensen uit de school van inductie, twee andere scholen, de lerarenopleiding en de beroepsorganisatie. Bij een positieve evaluatie krijgt men een licentie (een beroepstitel, zoals bij accountants, advocaten, …) en mag men het beroep van leraar uitoefenen in gans Vlaanderen.

De school van inductie is echter niet verplicht de leerkracht die de licentie verworven heeft, een betrekking aan te bieden. Het schoolbestuur kan oordelen dat de licentiehouder wel geschikt is voor het onderwijs in het algemeen, maar niet past binnen het schoolteam of het pedagogisch project.

Wij hebben hierbij heel wat bedenkingen.

De scholen hebben de formele opdracht om het inductiejaar te organiseren, maar ze zijn niet verplicht iedereen te aanvaarden. Het is dus niet uitgesloten dat iemand de lerarenopleiding met succes afrondt, maar nadien de kans niet krijgt om een inductiejaar te volgen en zo zijn licentie te behalen.

Wat is uiteindelijk nog de zin van (selectie in) de lerarenopleiding, als studenten die de opleiding met succes afronden, zogezegd nog niet geschikt zijn voor het lerarenberoep? Is dit geen motie van wantrouwen jegens de lerarenopleiding?

Wie staat borg voor de neutraliteit en de objectiviteit van de beroepsverenigingen? Als leden van de beroepsvereniging mee kunnen beslissen of kandidaten worden toegelaten tot hun beroepsgroep, bestaat de kans dat ze proberen de toegang te beperken om ‘schaarste’ te creëren.

Wat gebeurt er met een leerkracht die de licentie niet haalt? De Commissie spreekt zich hierover niet uit. Het lot van deze ‘drop-outs’ is blijkbaar niet interessant genoeg.

Personeelsmiddelen: handen vrij

De Commissie wil alle personeelsmiddelen in één ongekleurde enveloppe toekennen. Geen aparte kleuring meer voor aanvangsbegeleiding, ICT, AN, GOK/SES of ‘samen school maken’. De schoolbesturen krijgen de handen vrij om deze middelen te verdelen over het schoolse en bovenschoolse niveau. De Commissie komt ook hier tegemoet aan een oude eis van de koepels.

Budget: verdeel en heers

De Commissie stelt dat de voorgestelde maatregelen zowel besparingen als extra uitgaven inhouden, maar dat het eindresultaat budgetneutraal is.

Voor de onderwijsniveaus zijn de maatregelen echter niet budgetneutraal: het secundair onderwijs levert in, het basisonderwijs krijgt bij.

Wij vinden het goed dat de financiering van het basisonderwijs opgetrokken wordt, maar aanvaarden niet dat dat ten koste van een ander onderwijsniveau gaat. We hebben de indruk dat hier een verdeel-en-heerspolitiek gevoerd wordt.

Technisch- en beroepsonderwijs?

De Commissie erkent dat er noden zijn in het technisch en beroepsonderwijs, maar heeft hiervoor geen maatregelen uitgeschreven. Ze hadden geen tijd meer…

Infrastructuur: belangrijk, maar toch niet belangrijk genoeg

De Commissie erkent dat er een inspanning moet komen om de infrastructuur versneld te vernieuwen, maar stelt dat dit buiten de scope van het rapport valt. Punt aan de lijn. Een gezonde en comfortabele werk- én leeromgeving viel buiten hun scope …

Nancy Libert

Dit artikel werd overgenomen van de website van ACOD Onderwijs

Lees ook:

Het volledig rapport (180 bladzijden) van de commissie van Wijzen: 18 december 2023 rapport-commissie-van-wijzen

Een  powerpointpresentatie (van Dirk Van Damme) met een samenvatting van het rapport : EXT-2324-021

Een verslag van het debat (8 februari, Antwerpen) over het rapport van de commissie van Wijzen: Ontnuchterende realitycheck met de experten van op de werkvloer

Koen van Kerkhoven (COC): De valkuilen van het rapport van de commissie van Wijzen 

 

1 REACTIE

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here