Pacte d’Excellence: Waar moet de school toe dienen?

Facebooktwittermail

Het is wanneer ze probeert op deze vraag een antwoord te vinden dat de Centrale stuurgroep (CG) duidelijk het meest onsamenhangend is. Verwondert ons dat? Deze problematiek is bij uitstek politiek. En als alle actoren van de CG, bijgestaan door iemand die men zedig “de consulent” noemt, een min of meer politiek homogene eenheid zouden vormen, zou dat wel tot uiting komen …

Terug naar de vraag. Over het algemeen genomen antwoorden de progressieven dikwijls door beroep te doen op het burgerschap en de emancipatie. Burgerschap, want de jeugd moet in staat zijn haar democratische rechten uit te oefenen. Dat betekent dat ze bekwaam is de maatschappelijke kwesties in al hun ingewikkeldheid te begrijpen, de tegenstellingen er van op te merken, in staat is deze te overstijgen en wetens en willens coherente keuzes te maken. Emancipatie, want alle jongeren moeten kunnen leven en soms overleven in onze maatschappij, maar ook bekwaam zijn om de maatschappij collectief te veranderen en te geloven in de mogelijkheid ervan. Geen enkele progressief zou inderdaad tevreden kunnen zijn met hoe het er in onze wereld aan toe gaat. Maar vanzelfsprekend zal geen enkele progressief ontkennen dat men ook professionele bekwaamheden moet verwerven om aan de collectieve behoeften te voldoen en om aan iedereen toe te laten zich in zijn werk te ontplooien.

Zij die een eerder neigen naar een meer rechtse (of meer liberale) wereldopvatting menen over het algemeen dat de school vooral moet beantwoorden aan de noden van de arbeidsmarkt door die te voorzien van handenarbeid. Er moet voldoende handenarbeid beschikbaar zijn en die moet beantwoorden aan de kwaliteit die zij van haar verwachten. Maar over het algemeen zullen ze het belang van een zekere socialisatie voor elk individu niet betwisten. Ze zien het zelfs zitten een hele leeftijdsklasse op te voeden volgens bepaalde burgerwaarden. Maar ze geven die niet dezelfde betekenis. Burgerwaarden betekenen voor hen “eerbied voor onze democratische instellingen”.

De documenten van het Pact zweven voortdurend tussen de twee benaderingen en al hun varianten.

Men zal begrepen hebben dat het burgerschap, in elk geval zoals wij dat inkleuren, veel kennis met zich meebrengt. De Benadering Via Competenties ( APC l’Approche Par Compétences) die wij gedurende een vijftiental jaren hebben gekend herleidde (en herleidt nog steeds) deze competenties, in het beste geval, tot een middel om een aantal competenties te verwerven. Ze worden niet meer echt beschouwd als een doel op zich. Dit is onaanvaardbaar en het lijkt er sterk op dat de CG dat wil corrigeren. In tegenstelling tot de benadering via competenties, die een ene en enige pedagogische benadering oplegt, bevestigen de actoren van het Pact dat “er geen ’ene en ware’ weg is om te onderrichten” . Maar dat het, daarentegen, nodig is “de plaats van de fundamentele disciplinaire en culturele kennis in zijn geheel te herwaarderen in het licht van hun intrinsiek emancipatorisch karakter als grondlegger van een cultuur die elke burger deelt; er over te waken dat de plaats van en de waardering voor de disciplinaire kennis geharmoniseerd zou worden in de schoot van de verschillende studieprogramma’s”. 1-0 voor de progressieven.

Bij het aansnijden van “de grote doelstellingen van de gemeenschappelijke stam” verwijst de Centrale stuurgroep naar 7 domeinen van kennisverwerving. De eerste vijf bestaan uit algemene en technologische kennis. Men ontwikkelt er expliciet in interessante bewoordingen het belang van het beheersen van de onderwijstaal en “van tenminste één andere taal”, de wiskunde, de natuurwetenschappen, de filosofie, de artistieke expressie, de aardrijkskunde en de technologische opvoeding. Toch een toon in mineur voor twee domeinen. Geschiedenis en economie worden elk maar met één zin onder de aandacht gebracht. Wat betreft geschiedenis :”een dynamisch kader oprichten in ruimte en tijd zodat de jongere zichzelf kan situeren en de huidige gebeurtenissen kan plaatsen in de spiegel van het verleden”. Wat betreft economie: “beheersen van de elementaire economische principes volgens dewelke onze maatschappij werkt”.
Het is een beetje kort voor twee disciplines die in termen van burgerschap de meeste kans hebben om draagbalk te zijn! Als men zuivere indoctrinatie en het beetje bij beetje bijbrengen van het befaamde “er is geen alternatief” wil vermijden zou voor ons een cursus economie zich bijvoorbeeld niet moeten tevreden stellen met het beheersen van wat er nu gaande is , maar ook van wat er zou kunnen.
Wat nog vervelender is: de twee andere domeinen zijn “de creativiteit, het engagement” en vooral “de ondernemersgeest” voor de enen en “leren leren”voor de anderen. Vervelend in de eerste plaats omdat het hier niet gaat om kennis en zelfs niet om competenties, maar eerder om te ontwikkelen attituden. Dit beschouwen als domeinen voor onderwijs geeft blijk van een soort verwarring. Vervelend vooral omdat het hier heel duidelijk om een vraag vanuit het patronaat gaat. Sinds lang leveren patronale denktanken intensieve lobby-arbeid op alle niveaus (internationaal, Europees, nationaal) om dergelijke overwegingen in de doelstellingen van het onderwijs binnen te brengen. Om verschillende redenen, maar onder andere omdat dit in overeenstemming is met de behoeften van de arbeidsmarkt in deze periode van instabiliteit en permanente evolutie. 1-1.

Andere aspecten van het Pact gaan ook in die richting. Bijvoorbeeld, de plaats toegekend aan de digitale transitie. We ontkennen natuurlijk niet het belang van het aansnijden van deze kwestie in de klas. We zijn dat zelfs gunstig gezind als dat gebeurt op een evenwichtige manier dit wil zeggen dat men oog heeft voor de mogelijke ontsporingen, voor de gevaren, zo laat men toe de evoluties in onze maatschappij beter te begrijpen. Maar naar het ons toeschijnt is er aan dit punt, vergeleken met de andere, te veel gewicht gehecht. Overigens, ook daar beantwoordt de digitale alfabetisering goed en wel aan een belangrijke verwachting van de arbeidsmarkt. 2-1 voor de rechterzijde en de wereld van het patronaat.

Zoals Nico Hirtt het in een ander artikel uitlegt, lijkt de oriëntering naar de arbeidsmarkt het definitief te halen als men ziet dat de doelstellingen van het beroepsonderwijs zich quasi uitsluitend beperken tot het voldoen aan deze behoeften. Zeer zeker, geen mens zal ontkennen dat de beroepsopleiding in dit stadium zijn belang heeft. Maar we zitten nog altijd in het leerplichtonderwijs en het is een illusie zich in te beelden dat de opvoeding tot burgerzin afgelopen zou zijn op 15 jaar. Dit verstaat de Centrale stuurgroep overigens onder wat ze schrijft over de domeinen van het onderwijs: “meerdere van deze doelstellingen zullen verlengd worden, zelfs ontwikkeld, in de gezamenlijke opleiding die volgt na de Gemeenschappelijke Stam”. Als we deze zin ernstig nemen, zou een ambitieuze gezamenlijke opleiding beoogd worden in heel het beroepsonderwijs. Ze zou identiek zijn met deze voorgesteld in de andere studierichting, deze van transitie. Dit blijkt nochtans helemaal niet het geval. Tenzij men met “meerdere doelstellingen” enkel de laatste twee domeinen bedoelt met name het ondernemerschap en het leren leren?

Zie daar het onsamenhangende: kennis waarover de burger moet beschikken, emancipatorische doelstellingen en dan de digitale transitie als lichtbaken en als antwoord op de verwachtingen van het patronaat op de arbeidsmarkt. Een stoot naar links, een stoot naar rechts. Letterlijk…