Pacte d’Excellence: het kwalificatieonderwijs herwaarderen zal meer samenhang vragen

Facebooktwittermail

De oprichting van een gemeenschappelijke stam in het onderwijs tot en met het derde jaar secundair is een van de belangrijkste voorstellen van het Pacte d’Excellence die door de Centrale Groep weerhouden werden. Maar er is ook sprake van de volgende jaren, waar een “herwaardering van het kwalificatieonderwijs” aanbevolen wordt.

De Centrale Groep (CG) stelt voor om de huidige structuur, met zijn vier onderwijstypes (algemeen, technisch doorstromingsgericht, technisch kwalificatiegericht en beroeps) te vervangen door een structuur met twee grote onderwijsvormen : doorstroming naar het hoger onderwijs en kwalificatie voor de intrede op de arbeidsmarkt. De CG benadrukt dat het kwalificatieonderwijs moet geherwaardeerd worden : “Alle kwalificatierichtingen moeten hun rol van voorbereiding op een kwalificatie vervullen en geen enkele mag een plaats worden om leerlingen met zware tekorten op het einde van de gemeenschappelijke stam te dumpen. Bijgevolg moet de oriëntering naar een eerste kwalificatiejaar verboden worden bij een zware mislukking voor het Getuigschrift van de Gemeenschappelijke Stam.

Als men echter die logica van “herwaardering” van de kwalificatierichtingen (zowel op vlak van recrutering als van inhoud) voluit wil realiseren, moet men er de prijs voor betalen, namelijk leerlingen in de doorstroming houden die vandaag naar het beroeps afgevoerd worden ten gevolge van hun schoolse moeilijkheden. Dat brengt mee dat men een hiërarchie van richtingen moet voorzien binnen dat “doorstroming” genoemde onderwijs, zodat sommige richtingen echte doorstromingsrichtingen zijn naar het hoger onderwijs, terwijl andere nieuwe vuilbakrichtingen zullen zijn. Zij zullen, zonder dat duidelijk te zeggen, voorbereiden op de intrede op de arbeidsmarkt van de massa van niet gekwalificeerde betrekkingen die vandaag talrijk aanwezig zijn in de dienstensector (bestuurders van bestelwagens, arbeidskrachten in de fast-food, inpakkers, hulpjes in de gezondheidszorg, schoonmakers enz…) Het is misschien het vage besef van die realiteit die de CG er toe gebracht heeft te preciseren dat “dit model inderdaad een continuüm kan inhouden, binnen de eerste onderwijsvorm (doorstroming), gaande van richtingen die klaar en duidelijk voorbereiden op lange studierichtingen in het hoger onderwijs, tot meer technische en technologische richtingen”.

Wij zouden meer duidelijkheid gewenst hebben, door één of meerdere “algemene en polytechnische” richtingen aan te bevelen, zonder een uitgesproken voorkeur voor kwalificatie of doorstroming naar het hoger onderwijs, maar die wel de toegang verzekeren naar een algemene basiskennis die nodig is voor de vorming als burger en voor het dagelijks leven, en bijkomend voor de competenties die vereist zijn op de markt van niet-gekwalificeerde arbeid.

Dat brengt ons onmiddellijk naar hetgeen ook onze voornaamste kritiek is op de manier waarop de CG een “revalorisatie” opvat van het kwalificatieonderwijs. Ze wijst met name “drie assen van prioritaire hervormingen” aan :

  • De organisatie van het kwalificatieonderwijs
  • De structuren en instellingen van het kwalificatieonderwijs
  • De synergieën Onderwijs-Vorming-Tewerkstelling/Ondernemingen.

We zullen zo dadelijk op die drie punten terugkomen, maar we moeten toch beginnen met de grote afwezige te benadrukken, die punt één zou moeten zijn: de versterking van de algemene vorming. Wij hebben er inderdaad altijd op gewezen dat de uitgebreidheid van de noodzakelijke kennis voor een kritisch burgerschap – geschiedenis, economie, wetenschappen, technologieën, kunst, expressie, talen … – het onmogelijk maakt om dit allemaal te behandelen in de gemeenschappelijke stam (zeker als die stopt na het derde middelbaar) en dat men dus een uitgebreide gemeenschappelijke vorming moet voorzien in de daarop volgende jaren, voor de doorstromingsrichtingen maar ook voor de kwalificatierichtingen. De zienswijze van de CG houdt in dat de gemeenschappelijke vorming stopt op het einde van de gemeenschappelijke stam. Moeten we nog zeggen dat men verder gaat met het verlaten van het kwalificatieonderwijs zonder toegang gehad te hebben tot het gereedschap dat toelaat om de wereld te begrijpen? Dat is in onze ogen de verderzetting van een waarachtige ontkenning van de democratie.

In het hoofdstuk over de organisatie van het kwalificatieonderwijs formuleert de CG het voorstel van “een progressief groeiende samenwerking met het beroepsmilieu” door van immersiestages geleidelijk over te schakelen op alternerende stages, “die van dan af volwaardige onderdelen worden van het kwalificatieparcours”. Bij Ovds hebben wij niets tegen dat voorstel dat zelfs een beetje te embryonaal blijft in dit stadium. In tegendeel, wij zouden willen dat dat gepaard gaat met een sterkere reflectie zowel over de kwaliteit als de inhoud van die stages, immersies of deeltijds werk. Het gaat er niet over om goedkope werkkrachten te leveren aan de ondernemers, noch alleen om goede arbeiders te vormen. Het gaat er ook over om alle aspecten van het werk te ontdekken, inbegrepen zijn sociale, economische en milieudimensies. In die geest denken wij dat een betrokkenheid van de syndicale organisaties op de werkplaats noodzakelijk zal zijn.

Op het domein van de “structuren en instellingen van het kwalificatieonderwijs”, moet men een interessante bekentenis opmerken wat betreft het Getuigschrift per Eenheid (CPU). Dit werd altijd voorgesteld als een middel tegen de schoolse mislukking, terwijl de zienswijze van de CG expliciet erkent dat het op de eerste plaats de flexibiliteit van de arbeidsmarkt is waar op gemikt wordt : “De CPU schrijft zich in in een Europese context (ECVET) die de transfer en kapitalisatie van de verworvenheden van de opleiding wil vergemakkelijken om de transparantie te verzekeren van de getuigschriften, de toegang tot de tewerkstelling en de mobiliteit van de personen”. Om het duidelijk te stellen gaat het er om individuen toe te laten zich te verkopen op de arbeidsmarkt door competenties te valoriseren die gecertificeerd zijn door het CPU, zelfs als ze niet beschikken over een volledige kwalificatie. Dat komt duidelijk neer op het vernietigen van de waarde van het diploma en al zijn garanties – op het vlak van salaris, sociaal of wat betreft werkvoorwaarden – die daar mee samenhangen.

Wat betreft de synergieën ten slotte, stelt de CG voor om de infrastructuur van het kwalificatieonderwijs te veranderen en het aanbod te rationaliseren. Dat is heel goed, maar we hadden graag het belangrijkste obstakel voor die rationalisatie onderlijnd gezien: het bestaan van concurrerende netten. We zien inderdaad moeilijk hoe men moet beletten dat twee identieke opleidingen aangeboden worden in dezelfde geografische zone, als het alternatief is dat men sommige leerlingen moet verplichten naar een confessioneel onderwijs te gaan dat tegen hun overtuiging in gaat.

Nico Hirtt est physicien de formation et a fait carrière comme professeur de mathématique et de physique. En 1995, il fut l'un des fondateurs de l'Aped, il a aussi été rédacteur en chef de la revue trimestrielle L'école démocratique. Il est actuellement chargé d'étude pour l'Aped. Il est l'auteur de nombreux articles et ouvrages sur l'école.