Boekrecensie. Het ergerlijke onderwijspessimisme van Dirk Van Damme

Facebooktwittermail

Onderwijsspecialist Dirk Van Damme bundelt enkele recente teksten over onderwijs in een boek dat aan agendasetting wil doen. Het resultaat leest als de bemerkingen van een voormalige progressief die qua visie zeer dicht bij huidig Vlaams Minister van Onderwijs Ben Weyts lijkt te staan.

Dirk Van Damme is een naam als een klok in onderwijs. Ooit was hij afgevaardigd bestuurder van het GO!, daarna kabinetschef onder Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke, en nadien hoofd van CERI, het onderwijsonderzoekscentrum van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Vandaag leidt Van Damme een onafhankelijke commissie die in opdracht van huidig onderwijsminister Weyts onderzoekt hoe het lerarenberoep terug aantrekkelijk gemaakt kan worden. Daarnaast is hij steeds vaker te lezen en te horen over de onderwijsactualiteit.

Het nieuwe boek van Dirk Van Damme heet Emancipatie, excellentie en eerlijke kansen, uitgegeven in de reeks SamPol Boeken bij ASP uitgeverij. Hoewel de meeste teksten eerder verschenen, zal dit werkje zeker nieuwe onderwijsdebatten op gang brengen. De auteur wil aan agendasetting doen, en omwille van zijn reputatie in zowel conservatieve als progressieve middens zal hem dat ongetwijfeld lukken.

Dalende onderwijskwaliteit

Afbeelding met tekst, Lettertype, schermopname, grafische vormgeving Automatisch gegenereerde beschrijving De onderwijskwaliteit in Vlaanderen daalt. Dat blijkt al enkele jaren uit de resultaten van internationaal vergelijkend onderzoek, waarvan het PISA-onderzoek van Van Dammes eigen OESO het meest bekend is. PISA meet de vaardigheden van alle 15-jarigen in een land of regio. Daarbij wordt niet gekeken naar de leerplannen, en ook niet naar de schoolloopbaan van de leerling. Het is dus logisch dat de gemiddelde resultaten lager zijn naarmate er meer leerlingen een jaar hebben overgezeten, en ook als er meer leerlingen in studierichtingen zijn met weinig aandacht voor algemene vakken.

De PISA-testen van 2012 geven aan dat de Vlaamse 15-jarigen op dat moment een gemiddelde score haalden van 531 punten op wiskundige vaardigheid, en 518 op leesvaardigheid. Geen enkel Europees land scoorde significant beter. We behaalden 518 op wetenschappelijke vaardigheden, enkel Estland deed het significant beter. We kunnen dus stellen dat het Vlaamse onderwijs in 2012 goede resultaten bereikte. Dat verbaast Van Damme niet, hij rekent voor dat onderwijsvernieuwingen, ook negatieve, ongeveer tien jaar nodig hebben om hun impact te bereiken.

In 2018 scoorde Vlaanderen nog 508 punten op leesvaardigheid, 518 op wiskundige vaardigheid, en 510 op wetenschappelijke vaardigheden. Vooral op het vlak van leesvaardigheid is er dus een flinke daling, en zitten we in het midden van het Europese peloton. Op de andere onderdelen zijn we in de eerste plaats onze voorsprong aan het verliezen.

Weliswaar zijn de verschillen tussen sociaaleconomische profielen nog steeds veel groter dan de achteruitgang in onderwijskwaliteit volgens PISA. Tussen het armste en het rijkste kwartiel van de bevolking gaapt een kloof van 113 PISA-punten, meer dan een volledige standaardafwijking.

Afbeelding met schermopname, tekst, Rechthoek, plein Automatisch gegenereerde beschrijving

De PISA-resultaten voor België per sociaaleconomisch kwartiel. Bron: Oproep voor een Democratische School.

Een andere manier om de onderwijskwaliteit te meten zijn de peilingsonderzoeken die de Vlaamse overheid tot voor kort financierde. Daarin werd gekeken welk deel van de leerlingen de wettelijke eindtermen bereikte. Zo bleek bijvoorbeeld in 2021 dat slechts 26% van de leerlingen in de derde graad beroepsonderwijs de minimumdoelen voor functionele rekenvaardigheid bereikte, wat in 2013 nog door 39% van de leerlingen behaald werd.

De fout van de progressieven

Dirk Van Damme heeft een verklaring, ja zelfs een schuldige gevonden voor het dalende kennisniveau in het onderwijs. Het blijkt allemaal de fout van de progressieven te zijn, die steeds gehamerd hebben op het bestrijden van onderwijsongelijkheid en het belang van gelijke onderwijskansen, en daarbij het belang van een goed kennisniveau onderschat hebben. De invoering van de eindtermen in de jaren ’90 noemt Van Damme een nivellering naar beneden.

Verder wijst Van Damme naar wat hij een radicale variant van het constructivisme in onderwijs noemt. In enkele woorden komt het erop neer dat de leerlingen hun leerstof niet door directe instructie van de leerkracht opgelepeld krijgen, maar zelf via hun eigen ervaringen ontdekken wat bijvoorbeeld de wetten van de natuurkunde zijn.

Van Damme zet zich ook sterk af tegen het comprehensief onderwijs, dat de leerlingen tot op latere leeftijd in één groep wil houden en pas daarna in verschillende studierichtingen wil indelen. In Vlaanderen zie je dat op middelbare scholen die werk maken van een ‘brede’ eerste graad waarin de leerling zowel algemene als technische vakken volgt.

Een negatieve invloed op de globale onderwijskwaliteit is ook de instroom van migranten. Hoewel Dirk Van Damme in die groep een ambitie ziet die kan leiden tot mooie onderwijsresultaten, stelt hij ook dat anderstaligen best zo snel mogelijk het Standaardnederlands goed leren beheren, om hun kansen niet te laten verminderen. Wie iets anders zegt bestempelt Van Damme als een taalrelativist. Te vrezen valt dat hij hier ook diegenen onder rekent die aanvoeren dat een plaats voor de thuistaal op school tot een hoger welbevinden en zelfs tot betere studieresultaten leidt.

De progressieven, waar Van Damme zich nog bij zegt te rekenen, hebben de kwaliteitsdaling te lang op een naïeve manier genegeerd. Het  dogma dat onderwijs de maatschappelijke ongelijkheid reproduceert mocht niet in vraag gesteld worden en het oude progressieve ideaal van volksverheffing werd daaraan opgeofferd.

Weg met gelijke onderwijskansen

Dat onderwijs de maatschappelijke ongelijkheid zou reproduceren valt natuurlijk te onderzoeken. Bijvoorbeeld door te kijken naar een mogelijk verband tussen het inkomen van de ouders, en de studierichting waarin hun kinderen secundair onderwijs volgen. Daaruit kan dan blijken dat van de armste 10% van de Vlaamse gezinnen ongeveer de helft van de kinderen op 15 jaar in het bso zit. 10% heeft een plek in een aso-richting, en bijna 20% zit ofwel nog altijd in de eerste graad (heeft dus minstens één jaar achterstand) of is afgeleid naar het buitengewoon onderwijs. Bij de rijkste 10% zit bijna 90% in het aso.

Afbeelding met tekst, schermopname, Kleurrijkheid, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving

De indeling in studierichtingen op 15 jaar volgens PISA. Bron: Oproep voor een Democratische School

Dirk Van Damme wijst op onderzoek naar de ongelijke verdeling van intelligentie over de sociale klassen. Intelligentie is gedeeltelijk bepaald door erfelijke factoren, en daardoor komt het dat in de groepen met de lagere inkomens beduidend meer mensen niet intelligent genoeg zouden zijn om algemeen onderwijs te volgen. Daarnaast speelt ook mee dat gezinnen in de arbeidersklasse minder zouden investeren in de onderwijsloopbaan van hun kinderen. Met andere woorden: de armen zijn (alles bij elkaar) dommer dan de rijken.

Stel je voor dat die vaststelling klopt. Het zou een pijnlijke waarheid zijn, en men zou voor minder van zijn progressieve paard gebliksemd worden. Bij Dirk Van Damme lijkt dat in elk geval gebeurd te zijn. Hij wil af van het idee van gelijke onderwijskansen, en pleit voortaan voor eerlijke onderwijskansen. We moeten niet meer eisen dat het onderwijs gelijke uitkomsten biedt aan leerlingen die in verschillende omstandigheden leren en leven. Het onderwijs kan en moet niet compenseren voor de ongelijkheden in de samenleving. Het volstaat om te strijden tegen discriminatie, en iedereen de kans te geven om het maximum te halen uit een schoolloopbaan in de gegeven omstandigheden. Meritocratie, zoals men dat noemt. Het recht van de sterksten om meer te krijgen dan de zwakkeren.

Weyts zal het graag lezen

De daling van de onderwijskwaliteit is een groot probleem, en als het klopt dat ‘progressieven’ daar de afgelopen jaren te weinig aandacht voor hadden zet Van Damme de puntjes goed op de i. Dat hij evoluties zoals de invoering van de eindtermen als een nivellering naar beneden ziet is pertinent, al hopen we de komende tijd ook andere stemmen daarover te horen. In opzet zijn de eindtermen immers minimumdoelen, niet bedoeld om de sterksten af te remmen maar om de minder sterke leerlingen toch de juiste basis mee te geven. Ook comprehensief onderwijs en constructivistische pedagogie verdienen het niet om weggezet te worden zoals Van Damme dat in zijn boek doet.

Het risico bij de analyse van Van Damme is dat het onderwijs wel verlost wordt van de opdracht om maatschappelijke ongelijkheid te bestrijden, maar dat die strijd buiten het onderwijs evenmin zou opgedreven worden. In tegendeel zal de acceptatie van allerlei vormen van ongelijkheid eerder groeien. En zo speelt een sociaal betrokken opiniemaker een rechts-conservatieve agenda mooi in de kaart.

Van Damme lijkt het op te geven om een oplossing voor onderwijsongelijkheid te vinden. Blijkbaar is het belangrijker iedereen die daar ooit voor gepleit heeft in de hoek te zetten als onderwijsrelativist. Het idee dat onderwijs ongelijkheid reproduceert zet hij weg als een foutief marxistisch dogma, waar meritocratie het antwoord op moet zijn.

Bildung, volksverheffing, dat is wat Van Damme eerlijk vindt. Daaronder valt voor leerlingen met roots in de migratie blijkbaar ook het verruilen van de thuistaal voor het Standaardnederlands. Ben Weyts zal het allemaal graag lezen.

Als je de opvattingen van Dirk Van Damme confronteert met de werkelijke situatie van ongelijkheden in het Vlaamse onderwijs blijft het beeld hangen van de auteur als een voormalige progressief, die vandaag vooral ergerlijk pessimistisch is.

Het boek is uiteraard intelligenter geschreven dan het eerder verschenen rapport van een commissie onder leiding van schooldirecteur Philippe Brinkman, maar ondersteunt wel dezelfde onderwijsvisie, die van de huidige minister. Cognitief psychologen als Wouter Duyck en Wim Van den Broeck, en lerarenopleider Raf Feys krijgen bloemetjes toegeworpen, mensen die zich net als Ben Weyts in essentie niet bekommeren om ongelijkheid.

Spijtig, want buitenlandse voorbeelden tonen toch aan dat je een comprehensief onderwijssysteem kan combineren met een kleinere onderwijsongelijkheid en goede resultaten in internationale vergelijkingen. Dat is bijvoorbeeld het geval in enkele Noord-Europese landen. Het Vlaams PISA-onderzoek stelt dat sociaaleconomische factoren in Vlaanderen 17% van de testresultaten verklaren, waar het gemiddelde in de OESO 11,9% is.

Het mag dan toch gehoopt worden dat ons onderwijs in de toekomst minstens 5 procentpunten gelijker of eerlijker wordt? En zou het geen mooie, progressieve, beleidskeuze zijn om het nog een stuk beter te doen? Waar is Van Dammes ambitie om Vlaanderen niet enkel een hoog algemeen kennisniveau te laten bereiken maar daarbij ook een grotere mate van gelijkheid?

Jeroen Permentier

Dit artikel verscheen eerder op De Wereld Morgen 

Emancipatie, excellentie en eerlijke kansen verscheen bij ASP. ISBN 9789461175120, 276p

Meer lezen?