100 redenen om leraar te worden (boekbespreking)

Facebooktwittermail

Onlangs verscheen (bij uitgeverij Lannoo) het boek ‘100 redenen om leraar te worden’.  Zoiets in tijden van een algemeen gepercipieerd lerarentekort? Dat willen we graag lezen. Brigitte Vermeersch (ex-leraar en journalist vrt-radio) en Greet Decin (programmadirecteur lerarenopleiding UCLL) , spreken de hoop uit dat ze met hun boek iets teweeg kunnen brengen en wel met name dat mensen in de samenleving terug respect en waardering krijgen voor leraren. En dat talentvolle jongeren terug gaan kiezen voor een job in het onderwijs. Op dit moment is de lerarenopleiding vaak de tweede keuze voor jongeren. We lezen wel eens dat leerkracht een afvalberoep dreigt te worden, met alle gevolgen van dien voor het niveau van ons onderwijs.

De auteurs beschrijven het ‘wie, wat, hoe en waarom’ van leraren. Het boek geeft een gedegen inzicht in de motieven van de mensen die kiezen voor de job van leerkracht en van wat de job van leraar allemaal inhoudt. Ze schuwen daarbij ook de problemen binnen de onderwijssector niet. Zo lezen we in het eerste deel bijvoorbeeld: “Tweedekansonderwijs was voor mij ‘ideaal’ onderwijs, omdat ik gemotiveerde (lees: nieuwsgierige) cursisten voor mij kreeg die allemaal slachtoffer waren van één of andere vorm van uitsluiting in het eerstekansonderwijs.” (p. 47). En verder: “Op dit moment verlaat ongeveer 7% van de jongeren (jonger dan 24 jaar) het Vlaamse secundair onderwijs zonder diploma. Dat is zowel goed, als geen goed nieuws. Goed nieuws, omdat het aandeel vroegtijdige schoolverlaters in 2003 nog ongeveer 14% bedroeg.”(p. 48). “Elke euro voor beleid tegen vroegtijdig schoolverlaten verdient zichzelf achtvoudig terug” zo lezen we verder in dit boek (p. 50).

Daarmee wordt een eerste groot ‘pijnpunt’ aangeraakt binnen onderwijs. De organisatie van onderwijs in de zogenaamde A en de B-stroom, spreken over hoog- en laaggeschoolden, ASO, TSO of BSO, met het befaamde watervalsysteem als gevolg, en ultiem zelfs jongeren die ‘uitvallen’ en de school ongekwalificeerd verlaten. De negatieve perceptie en connotatie verbonden aan deze termen, is desastreus voor de eigenwaarde van leerlingen/cursisten, én soms voor leerkrachten die lesgeven in deze systemen.

België wordt wel eens ‘kampioen van de segregatie’ genoemd. Hierover vermelden de auteurs: “Bij de dalende cognitieve PISA-resultaten viel ons namelijk vooral de sterke daling bij de minder goed presterende kinderen op. Dat is een en-en verhaal van groeiende diversiteit, minder ouderbegeleiding (wegens werkdruk), meer zorgkinderen in een klas en stijgende kinderarmoede. Het uitbouwen van dragende onderwijsnetwerken rond scholen is dan ook een uitdaging voor de volgende decennia”. (p.107)

Er is heel wat te doen rond het M-decreet en inclusief onderwijs. “Om kwalitatief inclusief onderwijs waar te maken, is gewoon meer ondersteuning nodig” (p57). “Een inclusieve samenleving vraagt een schoolsysteem waar jongeren diversiteit ervaren, waarin we actief zoeken naar gedeelde momenten van samen leren, waar ontmoeten centraal staat en waarin we leren optimaal ondersteunen, vanuit de noden van het kind via de krachten van buurt/omgeving.” (p. 58)

Lesgeven is meer dan je vak geven

Het boek levert boeiende inzichten over de emancipatorische kracht van onderwijs. Onderwijs brengt kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Via getuigenissen en verhalen lezen we hoe onderwijs veel meer is dan louter kennisoverdracht. Over hoe lesgeven méér is dan je vak geven. Vakkennis is erg belangrijk voor een leerkracht, maar de liefde voor het vak legt er nog een laag bovenop. Er is echter een tendens in het onderwijs om te zoeken naar de meeste efficiënte en effectieve manier om les te geven. Dat zien we in heel wat studies ook terugkomen. “Alleen wordt de leraar in die studies dan vaak vanuit zijn of haar professionele (objectieve) deskundigheid beschreven, waarbij lesgeven lijkt te verworden tot een technische handeling, machinearbeid uitgevoerd door een robotleraar.” (p. 117). “Gelukkig is het nog niet zo ver bij ons, maar de roep van de handboeken en de druk van overheden om onderwijs zo efficiënt en effectief mogelijk te maken – ook al is de onderwijscontext complex – ontdoen het leraarschap van wat het was en eigenlijk is.” (p. 118)

De beste lesaanpak

Een vak goed onderwijzen vraagt ook (vak)didactisch-pedagogische kennis. Uiteraard zijn er verschillen tussen vakken, maar een aantal didactische gedragingen stellen we over alle vakdomeinen heen vast. De auteurs wijzen erop “hoe belangrijk het is om lessen te bieden die rijk zijn aan inhoud, taal, verbanden en structuren tussen concepten, en om vakinhoud te verbinden met rijke en realistische contexten die goed aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen.” (p.142) “Hoge maar ook realistische verwachtingen hebben in combinatie met waardering voor de inzet van die jongeren, geloof in hun kunnen, ondersteuning richting zelfstandigheid” (p.160).

Hoe?

Er is geen uitgeschreven menukaart die het onderwijs volledig dekt. De beste leraren werken dan ook niet volgens een vast recept, maar zijn in staat in concrete situaties de juiste beslissingen te nemen. Die praktische wijsheid is het fundament voor goed onderwijs. Onderwijzen is als een kunst.” (p. 181) De auteurs refereren naar Gert Biesta die in dit kader zegt: ‘De suggestie dat goed onderwijs virtuoos is en dat een goede docent een virtuoze docent is, probeert uitdrukking te geven aan het feit dat goed onderwijs nooit een kwestie is van het uitvoeren van recepten of het volgen van voorschriften, maar op ieder moment een gesitueerd oordeel vraagt over het ‘hoe’ en het ‘waartoe’ van onderwijs en onderwijzen. Virtuositeit is daarmee een alternatief voor competentiegerichte benaderingen die wel kunnen aangeven wat docenten zouden moeten kennen en kunnen, maar die te weinig aandacht besteden aan wat het betekent om in concrete situaties het juiste te doen. Virtuositeit is ook een alternatief voor ‘evidence based’ benaderingen die het oordeel van de docent proberen te vervangen door op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde voorschriften over ‘wat werkt’. (p. 182)

Waarom?

Er zijn vele redenen waarom mensen kiezen voor de job van onderwijs. Het onderwijs doen bewegen, mee willen bouwen aan goed onderwijs en onderwijs dat goed is voor iedereen. Onderwijs is geen statisch gegeven. “Hetzelfde recept van dertig jaar geleden werkt niet meer optimaal, want de diversiteit in kind-, klas-, school- en omgevingskenmerken is gegroeid en/of veranderd. Dus zoeken ze naar andere aanpakken die beter aansluiten bij de leef- en leeromgeving van de kinderen. Dat vraagt tijd en ruimte om te professionaliseren, om je als leraar te verdiepen of te verbreden”.(p.247)

“Professionalisering als recht en plicht zou ingebouwd moeten zitten in een sterk Human Resources beleid in de scholen” (p.248). Je zou trots moeten kunnen zijn op je job, maar hoe kan dat als beleidsverantwoordelijken (en anderen) constant expliciet de kwaliteit van je geleverde werk in vraag stellen? Wanneer je je voortdurend moet verantwoorden via administratieve verplichtingen. Hoe kan je nog vertrouwen hebben in het management wanneer het huidige adagium luidt: vertrouwen is goed, maar controleren is beter? En, “door weinig vertrouwen aan leraren te schenken, is het vertrouwen van de leraar in het onderwijsbeleid stevig gedaald” (p. 248).

Leraren willen terug ‘plezier kunnen beleven’ aan hun eigenlijke onderwijsopdracht, aan het ‘lesgeven’ en niet belast worden met extra administratieve taken.

“Veel leraren beseffen dat ze niet alleen kennis en vaardigheden leren aan hun leerlingen. Als je lesgeeft geef je ook waarden door, zoals bijvoorbeeld respect hebben voor elkaar, rechtvaardigheid en verdraagzaamheid. Door de interactie in de klas leer je je leerlingen ook kritisch te kijken naar de dingen en op die manier bouw je als leraar mee aan een betere wereld en maatschappij.” (p. 271)

In een getuigenis: “Ik ben ervan overtuigd dat ik alleen via het vak van leraar de wereld tot een betere plaats kan maken en jonge mensen kan begeleiden om kritische wereldburgers te worden.”

De auteurs wilden een reëel beeld van de leerkracht geven en ook tonen wat moois hun job allemaal inhoudt. Ze hopen zo meer respect en waardering voor leerkrachten op te roepen. En daarnaast ook te tonen hoe waardevol een job in het onderwijs wel is. En niettegenstaande alle moeilijkheden die leerkrachten ondervinden blijkt uit onderzoek: “80% zou opnieuw voor deze job kiezen. Daarmee staat het lerarenberoep in de top drie van de jobs met een hoge mate van jobtevredenheid.” (p. 168).

Gill Boeckmans

 

Met afstand

Als alles verandert

en ieder verward is,

blijkt nogmaals dat leraar

een klasse apart is.

Veraf, maar dichtbij zijn.

Apart en toch samen.

Je wist je in wentelbaar

werk te bekwamen

en stelde gerust in

de tijd die nog restte.

Ontspan maar! Je bent ook

met afstand de beste!

Stijn De Paepe