De eindtermen zijn op drijfzand gebouwd

Facebooktwittermail

Op 16 juni 2022 heeft het Grondwettelijk Hof de eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs vernietigd. Ze moeten ten laatste tegen 1 september 2025 vervangen zijn door nieuwe eindtermen. In de commotie die de beslissing van het Grondwettelijk Hof heeft teweeggebracht is er een element dat weinig aandacht kreeg: aan de grondslag van de eindtermen ligt het “kaderdecreet op de einddoelen”. Zoals je geen stevig huis kunt bouwen op drijfzand, kun je geen samenhangende set van begrijpelijke en heldere eindtermen ontwerpen op basis van dit “kaderdecreet”.

Ministers Crevits en Weyts niet in staat nieuwe eindtermen in goede banen te leiden

De eindtermen die op 16 juni 2022 werden vernietigd, waren sinds september 2021 in voege. Ze werden pas in februari 2021 in het Vlaams parlement goedgekeurd. De leraren kregen weinig tijd om zich deze nieuwe eindtermen eigen te maken. En nu blijkt dat veel voorbereidend werk zal moeten overgedaan worden.

Twee jaar eerder, in september 2019, waren nieuwe eindtermen voor de eerste graad in voege getreden. Op de vooravond van het nieuwe schooljaar schreef De Standaard (27 augustus 2019): “De uitrol moest erg snel gaan, want pas in december vorig jaar keurde het parlement de nieuwe eindtermen definitief goed. Iedereen moest nadien alle zeilen bijzetten om de deadline te halen. In allerijl maakten koepels leerplannen, uitgeverijen nieuwe handboeken en leerkrachten nieuw didactisch materiaal. Volgens Lieven Viaene, inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie, is het dan ook logisch dat ‘heel Vlaanderen’ nog vragen heeft. ‘Scholen hebben zeer weinig tijd gehad om zich goed voor te bereiden. De uitgeverijen hebben zelfs niet met de definitieve leerplannen kunnen werken.’

De ministers Crevits en Weyts bleken niet in staat om de invoering van nieuwe eindtermen in goede banen te leiden. Met als gevolg extra werk en stress voor de betrokken leraren. Dit alles bovenop de extra inspanningen wegens het coronavirus.

“Populairste politica kan met akkoord pronken”

De voorbereiding van de nieuwe eindtermen van het secundair onderwijs lag in handen van de vorige regering met Crevits als minister van Onderwijs. In het Vlaams parlement was er een werkgroep opgericht met parlementairen van de meerderheidspartijen (N-VA, CD&V, Open VLD) en de oppositiepartijen SP.a (Vooruit) en Groen. Crevits liet uitschijnen dat ze wachtte op een parlementair initiatief. Groot was de verbazing van de leden van de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement, toen ze in oktober 2017 tijdens hun studiereis in Kopenhagen het bericht kregen dat de top van de Vlaamse regering (minister-president Geert Bourgeois en de vice minister-presidenten Hilde Crevits en Bart Tommelein) het eindtermendebat had “afgeklopt” achter de rug van de parlementaire werkgroep. “Populairste politica kan met akkoord pronken”, titelde De Standaard (27 oktober 2017). Op 17 januari 2018 werd dit politiek akkoord in het Vlaams parlement met de stemmen van de meerderheidspartijen omgezet in het “kaderdecreet op de onderwijsdoelen” Dit kaderdecreet vormde de basis voor de nieuwe eindtermen in de eerste (2019) en de tweede en derde graad (2021) van het secundair onderwijs. Tenzij dit kaderdecreet wordt gewijzigd, zal het in de komende jaren ook bepalend zijn voor de nieuwe eindtermen van de tweede en derde graad en de eindtermen van het basisonderwijs. En dat is een slechte zaak want dit “kaderdecreet op de einddoelen” is een slechte basis om eindtermen uit te werken.

Ontkoppeling eindtermen en vakken: een riskante onderneming

Het kaderdecreet bepaalt dat de eindtermen niet langer worden vastgehaakt aan vakken maar aan 16 sleutelcompetenties. Schoolbesturen dienen zelf de verbinding te leggen tussen de eindtermen en de vakken of vakkenclusters, en aan te geven welke leraar verantwoordelijk is voor de uitwerking en de realisatie ervan.

De ontkoppeling van de eindtermen en de vakken zorgt voor grote bezorgdheid. Op de eerste plaats bij de onderwijsvakbonden.

ACOD Onderwijs: “Met de modernisering van het secundair onderwijs is het mogelijk te kiezen voor vakkenclusters. ACOD Onderwijs vreest dat hierdoor de vakken onderling niet meer duidelijk afgebakend zullen zijn. Het zal dus moeilijk worden de vakken te koppelen aan de juiste diploma’s, waardoor de kwaliteit van het onderwijs gehypothekeerd wordt”.(9 november 2018, persmededeling ACOD Onderwijs, Vakkennis in uitverkoop)

Dezelfde kritiek lezen we bij de Christelijke Onderwijscentrale. “Door leerstof aan te bieden via een vakkencluster, is het niet langer gegarandeerd dat vakleraren met het vereiste diploma de leerdoelen kunnen realiseren. Men kan de hele cluster immers toewijzen aan één leraar. Het vereiste diploma vormt nochtans de garantie dat een leraar binnen zijn vakgebied over de nodige kennis van vakinhouden en vakdidactiek beschikt. En daar ligt voor ons de basis voor kwaliteitsvol onderwijs. Het komt dan ook niet toe aan leerplanmakers om te bepalen welke leraar welk vak mag geven. (…). Het laatste wat COC wil zien, is dat de eindtermen nog slechts vage (clusters van) competenties en leerresultaten zijn. Dan wordt de leraar namelijk gedegradeerd tot coach van leerprocessen terwijl onze onderwijskwaliteit net opgebouwd is op de kennis en expertise van de vakleraar. De nieuwe eindtermen moeten voor COC dan ook duidelijk omschreven vakgebonden leerstofdoelen bevatten”.

In het maandblad Brandpunt van COC verschijnt in december 2018 een interview met Roger Standaert, professor (emeritus) aan de UGent, gespecialiseerd in comparatieve pedagogiek en lange tijd op het Departement Onderwijs verantwoordelijk voor de “Entiteit curriculum” en de eerste generatie eindtermen. Op de vraag “De overheid koppelt de eindtermen niet langer aan vakken, wel aan 16 sleutelcompetenties. Is dat een goede zaak? “ antwoordt Standaert: “Dat is een riskante onderneming. Ik ken geen enkel land waar men in het secundair onderwijs zonder vakken stuurt. 90 % van wat in het secundair onderwijs gebeurt, is vakgericht. Het is dus een grote stap om de eindtermen niet per vak te bepalen. Ook in het onderwijs geldt het principe van de zone van de naaste ontwikkeling. Als je te ver afwijkt van wat stilaan tot een subtiel evenwicht van vakken is uitgegroeid, vergroot je de kans op schijnvernieuwing.

16 sleutelcompetenties, een onsamenhangend kluwen

Het kaderdecreet van januari 2018 bepaalt dat eindtermen voortaan moeten opgehangen worden aan 16 “sleutelcompetenties”. Deze sleutelcompetenties zijn afgeleid van de ‘key competences’ die de Europese Unie in 2008 introduceerde. De EU is weliswaar niet bevoegd voor onderwijs maar slaagt er in om via allerlei zijwegen (beroepsopleiding, kwalificatiestructuur, beroepsmobiliteit, innovatie, digitalisering, concurrentievermogen, kenniseconomie, levenslang leren, sleutelcompetenties, …) haar economische agenda te laten doorwegen in het onderwijsbeleid van de lidstaten. Zo is in de loop der jaren ook in het Vlaams onderwijs het ‘competentiegericht’ onderwijs binnen geslopen in regeerakkoorden, ministeriële beleidsnota’s, enz. Dat de ‘sleutelcompetenties’ nu als centrale as verschijnen om de eindtermen te ordenen is dus geen verrassing.

Bij sommige sleutelcompetenties is het niet moeilijk de gelijkenis met de oude vakken te herkennen. Sleutelcompetentie 8 – “competenties met betrekking tot historisch bewustzijn” – verwijst naar het vak geschiedenis en nr 9 – “competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn” – naar aardrijkskunde. De nieuwe benamingen vormen hier geen groot probleem, maar ook geen meerwaarde. Sleutelcompetentie 6 is zo ruim omschreven dat men bij de uitwerking van de eindtermen toch verplicht is terug te vallen op wiskunde, drie bouwstenen exacte wetenschappen (‘materie’, ‘energie’ en ‘levende systemen’) die in de plaats komen van de klassieke vakken fysica, chemie en biologie en ten slotte drie bouwstenen (‘inzicht in technische systemen’, ‘technische systemen ontwerpen’, ‘concepten en methoden inzetten om problemen op te lossen’) die verwijzen naar allerlei aspecten van techniek maar in al hun vaagheid zeker niet bijdragen tot een coherente indeling van technieken.

Van de 16 sleutelcompetenties zijn er drie die letterlijk een lege doos zijn. Bij de uitwerking van de competenties inzake “duurzaamheid” (nr. 10), “juridische competenties” (nr. 12) en “zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid” (nr. 14) wordt enkel verwezen naar eindtermen die reeds onder andere sleutelcompetenties vallen. Men zou ze dus even goed kunnen schrappen.

Er zijn ook sleutelcompetenties die vaag of flou zijn geformuleerd omdat ze eerder verwijzen naar attitudes dan naar kennis of omdat ze slechts betekenis krijgen door te verwijzen naar andere (meer vakinhoudelijke) sleutelcompetenties. Dat is het geval voor de sleutelcompetenties 5, 7, 13, 15.

De indeling in 16 sleutelcompetenties is met andere woorden een ondoorzichtig en onsamenhangend kluwen.

Merkwaardig genoeg worden de specifieke eindtermen van de 3de graad voor de studierichtingen van de finaliteit ‘doorstroming’ wel geordend volgens (vijftien) klassieke wetenschapsdomeinen (vakken): moderne talen; klassieke talen; kunst en cultuur; filosofie; wiskunde; informaticawetenschappen; biologie; chemie; aardwetenschappen; fysica; STEM; bewegingswetenschappen; gedragswetenschappen; sociale wetenschappen; economie.(voor geschiedenis blijft men spreken van competenties in historisch bewustzijn). Dit is een meer logische en heldere indeling dan de ordening volgens 16 sleutelcompetenties.

De 16 decretaal verankerde sleutelcompetenties

Conform het decreet op de onderwijsdoelen (2018), zijn de eindtermen in functie van deze 16 sleutelcompetenties ontwikkeld.

1. Competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn en op vlak van lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid

2. Competenties in het Nederlands

3. Competenties in andere talen

4. Digitale competentie en mediawijsheid

5. Sociaal-relationele competenties

6. Competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie

7. Burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven

8. Competenties met betrekking tot historisch bewustzijn

9. Competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn

10. Competenties inzake duurzaamheid

11. Economische en financiële competenties

12. Juridische competenties

13..Leercompetenties met inbegrip van onderzoekscompetenties, innovatiedenken, creativiteit, probleemoplossend en kritisch denken, systeemdenken, informatieverwerking en samenwerken

14. Zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid

15. Ontwikkeling van initiatief, ambitie, ondernemingszin en loopbaancompetenties

16. Cultureel bewustzijn en culturele expressie.

Eindtermen onleesbaar

Het kaderdecreet bepaalt dat de eindtermen “competentiegericht” en op basis van de “herwerkte taxonomie van Bloom” moeten worden geformuleerd.

Roger Standaert, voormalig verantwoordelijke van de Entiteit “Curriculum” van het Departement Onderwijs, zegt hierover: “Die taxonomie heeft mee geleid tot een enorm complex format. Naast transversale en inhoudelijke eindtermen, basisgeletterdheid en uitbreiding, krijg je ook nog eens opgelijste kennisinhouden, vier kennissoorten, dimensies, context, beheersingsniveaus. Eindtermen moeten duidelijk zijn, eenvoudig geformuleerd. Voor de samenleving, maar in de eerste plaats voor leraren. Anders krijg je geen draagvlak. Dat draagvlak is nochtans heel belangrijk. En draagvlak creëer je in de eerste plaats samen met leraren die weten wat haalbaar en realiseerbaar is. Als ik dan naar het ontwerp van de nieuwe eindtermen kijk, dan zeg ik: ‘Wie kan dat lezen?”. (Brandpunt, december 2018).

Erik Moonen, een taaldocent aan de Universiteit van Hasselt en auteur van “Exit dyslexie. Zeker leren lezen met de Alfabetcode”, schreef een sarcastisch artikel over de leesbaarheid van de eindtermen voor de tweede graad. Zijn conclusie: “Wat de Vlaamse regering er ook over zegt: de nieuwe eindtermen voor de tweede graad zijn 86 bladzijden vaagtaal”. (De Standaard, 23 december 2020).

John Vervoort is leraar Nederlands in de derde graad aso en literair criticus voor De Standaard der Letteren en Het Nieuwsblad. Zijn analyse over de eindtermen: “ Ik heb het document over de vernieuwde eindtermen voor het zesde jaar proberen te lezen. Dat was geen makkie. Als leraar Nederlands in de derde graad, probeer ik mijn leerlingen onder meer aan te leren dat ze zo helder mogelijk, eenduidig en transparant moeten formuleren. Alleen al het inleidende document bij de nieuwe algemene leerdoelen herschrijven, zou een mooie oefening zijn. (…). Deze haast ondoorgrondelijke lijst van zaken die leraars (Nederlands) moeten realiseren zou stimulerend moeten zijn, maar is vooral intimiderend en ontmoedigend.” (De Standaard, 24 november 2020)

Zoals Moonen en Vervoort zijn er duizenden leraren die worstelen met de vaak onbegrijpelijke formulering van de eindtermen. Het kaderdecreet op de einddoelen dat aan de basis ligt van de eindtermen, zorgt voor veel irriterende planlast. Nu het Grondwettelijk Hof de eindtermen voor de tweede en derde graad heeft vernietigd, zou men best het kaderdecreet grondig herwerken. Een logische indeling volgens coherente kennisonderdelen (wetenschapsdomeinen of vakken) in plaats van vage “sleutelcompetenties”, een koppeling van de eindtermen aan de vakken (en het vasthouden aan vakbekwame leerkrachten met een vereist diploma), heldere en begrijpelijke formulering van de eindtermen.

De eindtermen aanpassen vanuit een totaalvisie

Naast een grondige wijziging van het kaderdecreet, zal aan de omvang en de inhoud van de eindtermen moeten gesleuteld worden. Om rekening te houden met de kritieken van het Grondwettelijk Hof “Het Hof besluit dat de bestreden eindtermen zo omvangrijk en gedetailleerd zijn dat in redelijkheid niet kan worden aangehouden dat het om minimumdoelen gaat, en dat zij in het algemeen onvoldoende ruimte laten om de invulling van het eigen pedagogisch project te kunnen verwezenlijken”. Om rekening te houden met de kritiek dat het werk van de ontwikkelcommissies onvoldoende werd gecoördineerd, dat de haalbaarheid van het geheel aan eindtermen (hoeveel onderwijstijd vergt de realisatie van een eindterm en hoeveel onderwijstijd schiet er op het einde nog over voor onderwijsdoelen buiten de eindtermen die minimumdoelen zijn) niet werd bewaakt. Er kan en moet nutteloze ballast geschrapt worden. Maar evenzeer is voor heel wat eindtermen een meer precieze en soms een meer ambitieuze invulling nuttig en noodzakelijk.

Ten laatste over drie jaar treden de herwerkte eindtermen in voege. De leraren hebben minstens één jaar nodig om zich de herwerkte eindtermen, de nieuwe leerplannen en de nieuwe handboeken eigen te maken. Er valt dus geen tijd te verliezen. Velen zullen een tandje moeten bijsteken: de honderden leraren en “experten” in de ontwikkelcommissies, praktijkcommissie(s), de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad), het Vlaams parlement, minister Weyts …

Tino Delabie

Dit artikel verscheen in “De democratische school”, nr. 90, juni 2022.

Als je dit driemaandelijks tijdschrift wil ontvangen, kun je een abonnement nemen (15 euro).