‘Coronacrisis heeft stevig op het onderwijs ingehakt: veel leerkrachten voelen zich in de steek gelaten’

Facebooktwittermail

 

Een dag nadat bekend raakte dat corona opmerkelijk veel voorkomt bij leerkrachten, kwam Ben Weyts trots vertellen dat scholen terug volledig open mogen vanaf 10 mei. Hier en daar wordt hij geroemd om zijn koppigheid in dezen. Maar heeft hij er ook alles aan gedaan om de volledige heropening binnen veilige omstandigheden te laten gebeuren?

Sinds de scholen in september open gingen, voelen nogal wat onderwijsmensen zich in de steek gelaten door de minister. Ja, wij zouden ook graag de scholen voltijds open zien voor iedereen. Te midden van een pandemie moet de bevoegde minister wel zorgen dat dit in alle veiligheid kan. Vanaf het begin had hij echter vooral de mond vol van het openhouden van de scholen, maar over de omstandigheden waarbinnen dit kan, hoorden we hem te weinig. Door die fixatie op open scholen, creëerde hij veel chaos. Het was telkens op het laatste moment dat hij onder druk van anderen duidelijk tegen zijn zin zwichtte en toch een langere pauze inlaste rond de vakanties.

De week voor de paasvakantie was daarin het voorlopige orgelpunt. Blind voor alle signalen dat afkoeling virologisch noodzakelijk was, bleef Weyts koppig vasthouden aan open scholen. Daardoor kwam op het laatste moment heel wat last op de schouders van werkende ouders. Zij mochten op twee dagen tijd een oplossing voor hun kinderen uit de hoed toveren. Dat leidde tot wrevel tussen ouders en leerkrachten, wat geen mooie verdienste is als minister van onderwijs.

Geen planmatige aanpak

Het zou allemaal niet zo gelopen zijn indien het kabinet Weyts meer rekening zou houden met de feiten die vanuit ‘het veld’ worden aangereikt. Sinds de krokusvakantie gaven de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) aan dat het de slechte kant uitging in het onderwijs. Volgens medisch directeur Guy Hans van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) kwamen de eerste tekenen zelfs al eind 2020. Dat wist hij dankzij zijn werk met de testbus, die onverwacht veel oproepen kreeg van basisscholen. Ondanks de versterkte maatregelen bleef het virus rondgaan in de scholen. Het advies van professor Hans was duidelijk: “We hadden de curve kunnen doorbreken door na vijf weken contactonderwijs telkens twee weken afkoelingsweken met afstandsonderwijs in te bouwen. Het had ons veel problemen kunnen besparen.” Gevraagd naar de reactie van de overheden op zijn voorstel, legt hij de vinger op de wonde: “Men zegt dat men het ontvangen heeft, maar een echte respons kwam er niet. Er lag een plan, maar men verwachtte bijna dat de pandemie zich daaraan ging aanpassen. Terwijl je het plan moet aanpassen aan de pandemie. We vervroegen nu weliswaar de paasvakantie, maar we hadden dat evengoed al in januari kunnen beslissen. (…) De samenwerking tussen scholen, CLB’s, burgemeesters en eerstelijnszones hadden we een jaar geleden nooit kunnen voorspellen. Maar het wordt belemmerd door wat erboven gebeurt. Als we vanuit de overheid duidelijke richtlijnen zouden krijgen, dan zou dat ons werk vergemakkelijken.”

Dat er weinig respons komt vanuit het bevoegde ministerie, is niet verwonderlijk aangezien Hans’ advies botst met de mantra van Weyts: ‘de scholen moeten open blijven’. Dat is de pedagogische pendant van onder alle omstandigheden de bedrijven te laten draaien. Thuisblijvende kinderen zijn immers een hindernis wanneer ouders moeten (tele)werken. Dat Weyts zich hult in nobele argumenten over kwetsbare kinderen die nog meer achterop raken door afstandsonderwijs, kan niet verhullen dat het de N-VA au fond gaat over de werkende ouders. Waarom anders klopte minister-president Jambon zich in het Vlaams parlement op de borst dat hij de kleuterscholen had opengehouden? Voor de N-VA zijn kleuterscholen blijkbaar op de eerste plaats opvangplaatsen. Om de circulatie van het virus tegen te gaan, was er geen zinnig argument om net deze scholen open te houden. Kleuteronderwijzers hebben elke dag een klas vol knuffelcontacten, kinderen met snotneuzen, die te jong zijn om zich aan allerhande maatregelen te houden en het virus dus ook meenemen van en naar huis.

Ter plaatse trappelen

Bij leerkrachten in het leerplichtonderwijs was de incidentie (aantal gevallen per 100.000) in maart volgens een recente studie veel hoger dan in om het even welke andere sector. “Maar dankzij de verlengde paasvakantie is de incidentie intussen gedaald tot op het niveau van de algemene bevolking”, zegt professor Lode Godderis. Cijfers van de CLB’s tonen dat het aantal besmettingen gedaald is van 4.614 bij leerlingen en 478 bij leerkrachten de week voor de paasvakantie naar 3.476 en 337 de week erna. Toch blijft dit tamelijk hoog en een nieuwe opwaartse trend is makkelijk ingezet.

Wanneer de scholen dan toch weer open gaan, zou je verwachten dat er een doordachte aanpak is. Begin december deed leraar Vincent Van Roy samen met 12 andere personeelsafgevaardigden een oproep om scholen meer coronaproof te maken dankzij doortastende maatregelen op het vlak van ventilatie, testing en tracing. Wat is er sindsdien bereikt? Eigenlijk is de situatie nog steeds dezelfde als toen. Enkel op het vlak van testing lijkt er eindelijk iets in het verschiet te liggen. Terwijl in Engeland al sinds begin maart massaal wordt getest in het onderwijs, moeten wij hopen op ‘ergens half mei‘, wanneer het schooljaar bijna voorbij is. Sommige scholen namen daarom maar het heft in eigen handen met sneltesten voor het personeel.

Ook op het vlak van de tracing blijft alles bij het oude: de CLB’s mogen het rooien, bovenop hun andere taken, maar krijgen daarvoor te weinig extra middelen. “Zo geeft 91% van de CLB’s aan dat de contactopsporing de uitvoering van andere taken in belangrijke of hoge mate onder druk zet”, stelt het rapport van de SERV over de coronacrisis. Concreet betekent dit dat CLB-medewerkers regelmatig vele overuren kloppen ’s avonds en in het weekend. Het perfide neveneffect van die overuren voor de tracing is dat ze er niet altijd toe komen om alle gevallen ook nog eens in de gepaste systemen (LARS) te rapporteren. Daardoor heeft de overheid misschien de indruk dat het allemaal nog wel meevalt. En vervolgens kan minister Weyts weer verkondigen dat scholen niet ‘de motor van de pandemie’ zijn, alsof een pandemie werkt via centrale aandrijving…

Op vlak van ventilatie is de inertie zonder meer het grootst. Hoewel experts al langer aangeven dat ventilatie cruciaal is, gebeurde er eigenlijk niets. Een vernietigend artikel van Het Laatste Nieuws beschreef hoe het kabinet van Weyts in deze kwestie vooral achterover leunde en alles liet begaan. “De Vlaamse aanpak blijkt een fiasco. Er was geen ambitie, geen controle en geen geld. Het belang van ventilatie werd zelfs bewust geminimaliseerd. (…) Nochtans blijkt uit onderzoek dat het verversen en filteren van de lucht in een kamer één van de krachtigste maatregelen tegen corona kan zijn. Het risico op besmetting kan daardoor tot 70% dalen. (…) Na drie meetings van de werkgroep komt het finale advies voor de scholen zowat hierop neer: zet voldoende ramen open. Opvallend is dat het kabinet-Weyts zich in de werkgroep afzijdig houdt.”

De Schoolgebouwenmonitor, een vijfjaarlijks onderzoek naar de toestand van de schoolgebouwen, stipte eind november aan dat slechts een op de zeven scholen verse lucht aanzuigt of vuile lucht afvoert via buizen. Uit onderzoek blijkt al langer dat ventilatie een invloed heeft op leerprestaties en de overdracht van infectieziekten. Verschillende studies spreken over een significante verbetering van de leerprestaties. Ook op ecologisch vlak valt hier veel vooruitgang te boeken. Maar het advies van het ministerie komt al een jaar neer op verluchten door de ramen open te zetten. Koen Daniëls, de onderwijsexpert van de N-VA, hield daar in het Vlaams parlement zelfs een lang pleidooi voor. Nochtans is verluchten iets anders dan ventileren. Zoals veel leerkrachten en leerlingen hebben ondervonden, betekende verluchting in de praktijk koude klassen in de winter en wegvliegende pagina’s door de tocht. De verwarmingskosten zijn navenant, zowel financieel als ecologisch. In de steden speelt bovendien het probleem van fijnstof dat de klaslucht extra komt vervuilen.

Blijkbaar begreep de Nederlandse regering sneller de urgentie van dit probleem. Op 1 oktober kondigde zij aan dat ze 360 miljoen euro veil heeft voor een controle van alle ventilatiesystemen in scholen en om maatregelen te nemen waar dat nodig is. Doordat de Vlaamse regering opvallend stil bleef over deze kwestie, kwamen twee ingenieurs in november zelf met een ambitieus plan om alle 54.000 Vlaamse klassen tegen mei te voorzien van luchtfilters en ventilatietoestellen. Dat had 250 miljoen euro gekost. Het plan stierf echter een stille dood. Ben Weyts verschuilt zich daarbij graag achter het afwijzende standpunt van Agoria, de federatie van de technologiesector. Maar kwam er dan een alternatief? Integendeel. Een spoedresolutie van Groen in het Vlaams parlement om (zoals in Nederland) de ventilatie in de scholen te monitoren en te verbeteren, werd zelfs weggestemd door de Vlaamse meerderheid en Vlaams Belang. Dus blijven we afhankelijk van de individuele verantwoordelijkheid van leraren en leerlingen om dan maar het raam open te zetten. Dat wordt al eens vergeten bij het haastig stormen van de ene klasbubbel naar de andere om daar in te loggen op de pc, je lesmateriaal klaar te nemen en alle andere taken die horen bij de lesaanvang. Menselijk toch?

Wanneer minister Weyts in het parlement of in de media wordt aangesproken op zijn passieve houding inzake ventilatie dan reageert hij doorgaans fel. “Ik heb alle vertrouwen in onze scholen. Ze hebben al bewezen dat ze veilig onderwijs kunnen organiseren. Maar als u het beter weet dan de experten, à la bonheur“, foeterde hij in De Zondag. Het is een typische tactiek. Je verpakt iets als ‘vertrouwen’ maar verschuift zo de verantwoordelijkheid naar de directies en het onderwijspersoneel. Dat deed hij ook bijvoorbeeld bij het al dan niet sluiten van de scholen bij stijgende coronabesmettingen. Dat zouden directeurs wel kunnen inschatten. Die staan echter onder druk van ouders die moeten werken. Was het verantwoord om bij toenemende druk op de ziekenhuizen de verantwoordelijkheid bij individuele directeurs te leggen? Tot op vandaag vindt de minister van wel.

Dezelfde tactiek past hij toe bij CO2-meters. Die zouden volgens hem gekocht kunnen worden met de beschikbare coronagelden en het is de verantwoordelijkheid van de directeurs om dat te doen. Maar dat coronabudget is met alle bijkomende vereisten minder groot dan het lijkt wanneer je het verdeelt over alle scholen. Directeurs moeten keuzes maken. Dat noopte ACOD Onderwijs tot het beschikbaar stellen van CO2-meters. In Het Nieuwsblad oordeelde Peter Mijlemans: “Het is pijnlijk dat een vakbond dat initiatief moet nemen. De minister had er allang zelf voor moeten zorgen dat ze er verplicht kwamen. De vrije keuze van scholen over hun budget klinkt in een pandemie echt als een slap excuus.”

Massieve financiële injectie

De coronacrisis heeft stevig op het onderwijs ingehakt. Ook volgend schooljaar zal corona nog niet weg zijn uit de scholen, jongeren zijn tegen dan nog niet gevaccineerd. Het is dus van groot belang dat er zo snel mogelijk ingezet wordt op een beleid dat de nodige veiligheidsmaatregelen treft, dat inspeelt op de vragen en voorstellen die uit het onderwijsveld zelf komen.

Kleinere klassen zouden de verspreiding van het virus beperken en tracing vergemakkelijken. In beperkte groep is het bovendien makkelijker om leerachterstanden weg te werken en om sociaal-emotionele behoeften beter aan bod te laten komen. Als leerkrachten en leerlingen iets positief onthouden van de periode na de eerste lockdown dan is het wel de persoonlijkere aanpak in kleinere klassen. Het is ook een oude vraag van het onderwijspersoneel en hun vakbonden. De oproep tot kleinere klassen wordt nu zelfs ondersteund door OESO-onderwijskundige Dirk Van Damme, die vroeger pleitte voor grotere klassen. Tijdens een hoorzitting in de parlementaire commissie onderwijs sprak hij zich uit voor een “massieve financiële injectie” in onderwijs en splitsing van de klassen door extra handen in de klas. Ook Stefan Grielens, algemeen directeur van het Vrij CLB Netwerk, pleit (in navolging van de VS) voor “een soort New Deal voor het onderwijs, die ervoor zorgt dat we zo weinig mogelijk gevolgen van de crisis blijven meedragen.”

De minister maakt graag grote sier met 70 miljoen extra voor hygiëne- en veiligheidsmaatregelen, 30 miljoen voor leerachterstand of 35 miljoen voor snelle infrastructuurwerken. Als we dit afmeten aan de totale Vlaamse onderwijsuitgaven voor 2020, namelijk 14,86 miljard, dan blijkt de relativiteit van zulke sommen. Dit is niet de noodzakelijke massieve financiële injectie… In Nederland reserveerde de regering 8,5 miljard euro alleen al om de leerachterstand weg te werken! Ja, Nederland telt drie keer meer inwoners en heeft een ander financieringssysteem. Maar het verschil in budgetten blijft ook met inachtneming van deze factoren stuitend. Waar blijft dus de geroemde koppigheid van minister Weyts als het gaat over een New Deal voor het onderwijs?

Wim Benda

Wim Benda is leraar Humane Wetenschappen en bestuurslid van ACOD Onderwijs. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam

Dit artikel verscheen eerder in Knack.