Nieuwe eindtermen in het Franstalig onderwijs

Facebooktwittermail

Op 22 juni 2022 heeft het parlement van de Fédération Wallonie-Bruxelles (Communauté française) de nieuwe eindtermen goedgekeurd voor de toekomstige basisvorming, van 6 tot 15 jaar, in het Franstalig onderwijs. In uitvoering van het Pacte pour un enseignement d’excellence zal de grotendeels gemeenschappelijke basisvorming 9 jaren bedragen: de zes leerjaren van het lager en de eerste drie jaren van het secundair onderwijs. Vanaf september 2022 worden de nieuwe eindtermen ingevoerd in het 1ste en 2de leerjaar, vanaf 2023 in het 3de en 4de leerjaar, vanaf 2024 in het 5de, vanaf 2025 in het 6de leerjaar, … Op het einde van het schooljaar 2028-2029 zal de eerste lichting leerlingen de nieuwe basisvorming met de nieuwe eindtermen doorlopen hebben.

De nieuwe eindtermen of “référentiels” (letterlijk: referentie-doelstellingen) werden vier jaar lang voorbereid in 10 werkgroepen met leden van de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten, directeurs, leraren, academische experten en ambtenaren van het departement Onderwijs. Het geheel van de werkzaamheden stond onder supervisie van de “commission des référentiels et des programmes” die toezag op de verticale (een leerlijn per vak van de eerste naar de volgende jaren) en horizontale (tussen de vakken) samenhang.

Het ontwikkelen van de nieuwe eindtermen leidde tot debatten, tegenstellingen, mini-opstanden en soms verhitte discussies. Is dit normaal? Ja, zonder twijfel. Beslissen waar de generaties die de komende jaren naar school gaan “niet omheen kunnen” is bij uitstek een politieke daad. Afhankelijk van de plaats die men in de maatschappij inneemt, afhankelijk van de maatschappijkeuze die men maakt, geeft men niet hetzelfde antwoord. En het is dan ook normaal dat niet iedereen hetzelfde standpunt inneemt. Beslissen over de inhoud is in zekere zin deelnemen aan de klassenstrijd. Wanneer deze teksten in het Parlement kwamen, in de commissie Onderwijs op 7 juni en in de plenaire zitting op 22 juni, was er nog ruimte voor verbaal steekspel en enkele mooie toespraken, maar het parlementair debat veranderde niets fundamenteels aan het resultaat van het werk van de werkgroepen.

8 domeinen

De eindtermen voor de tronc commun (gemeenschappelijke sokkel) van het Franstalig onderwijs zijn ingedeeld volgens acht domeinen. Er zijn vijf inhoudelijke (kennis)domeinen en drie vakoverschrijdende domeinen met sterke nadruk op attitudes:

Domein 1: Frans, kunst en cultuur

Domein 2: moderne talen

Domein 3: wiskunde, wetenschappen en techniek

Het onderdeel techniek heeft als titel “formation manuelle, technique, technologique et numérique” (manuele, technische, technologische en digitale vorming)

Domein 4: Sciences humaines, Education à la philosophie et à la citoyenneté, Religion ou Morale (Menswetenschappen, opvoeding in filosofie en burgerschap, godsdienst of zedenleer)

Domein 5 : Lichamelijke opvoeding, welzijn en gezondheid

Domein 6: Creativiteit, engagement en ondernemingsgeest

Domein 7: Leren leren en keuzes maken

Domein 8: Leren oriënteren

Een globale visie

Wat vinden wij als Aped (Ovds) van deze nieuwe “référentiels”? Ons antwoord is genuanceerd. Als wij in een rapport een vermelding zouden moeten geven, zouden we schrijven: “Er is vooruitgang, maar het kan beter”.

Laten we met het positieve beginnen. De eerste verdienste van deze eindtermen is dat zij bestaan. Hiermee bedoel ik dat zij verticaal zijn opgezet en dus een goede coördinatie en samenhang tussen het eerste leerjaar en het derde middelbaar leerjaar verzekeren. Zelfs als we liever hadden kunnen zeggen “tussen het eerste en het negende jaar van de gemeenschappelijke basisvorming” (of tiende jaar, want Ovds is voorstander van een gemeenschappelijke stam tot 16 jaar). Het feit dat er een globale visie was die de volledige gemeenschappelijke vorming over alle domeinen bestrijkt, is toe te juichen.

Een heroriëntatie van competentiegericht naar kennisgericht

Ten tweede is er een onmiskenbare heroriëntatie op kennis. Wij hebben genoeg de uitspattingen van de competentiegerichte aanpak in het Franstalig onderwijs bestreden om nu niet verheugd te zijn over de koerswijziging. De filosofie van de vorige eindtermen (die “socles de compétences” of competentiesokkels werden genoemd) was dat het verwerven van competenties de centrale doelstelling was. Kennis was, in het beste geval, slechts een hulpmiddel om dit te bereiken. Het was niet langer een doel op zich. En dit kwam tot uiting in de belachelijk (soms karikaturale) kleine plaats die kennis in de eindtermen innam. In de nieuwe teksten is het duidelijk dat kennis zijn volle belang heeft herwonnen. De kennisonderdelen zijn ruim en nauwkeurig beschreven. Wij zijn hierover verheugd omdat enerzijds precisie minder ruimte laat voor interpretatie. Wanneer de richtlijnen vaag zijn, is de verleiding groot om zich aan te passen aan het publiek, d.w.z. om bij bepaalde leerlingen ver te gaan en bij leerlingen die het moeilijker hebben, genoegen te nemen met het strikte minimum terwijl zij juist meest nood hebben aan kennis. Ten tweede omdat kennis als zodanig een noodzakelijke voorwaarde is voor de uitoefening van kritisch burgerschap.

Maatschappelijk relevante inhouden

Ten derde is er vooruitgang wat betreft de inhoud. Laten we twee voorbeelden vermelden die in de goede richting wijzen. De thema’s energie en klimaat komen ruimschoots aan bod. Toekomstige burgers zullen normaal gesproken niet langer onwetend zijn over wat energie betekent. Zij zullen het onderscheid kunnen maken tussen hernieuwbare en niet-hernieuwbare energie. Ze de belangrijkste oorzaken van de opwarming van de aarde kennen en het broeikaseffect kunnen beschrijven. Wat de internationale betrekkingen betreft, zullen zij in de klas geleerd hebben over kolonisatie en dekolonisatie. Zij zullen bijvoorbeeld niet langer onwetend zijn over het feit dat Congo een Belgische kolonie was of over de koloniale uitbuiting.

Koudwatervrees?

En het negatieve? Een groep academici en verantwoordelijken van progressieve verenigingen betwisten de eindtermen van de menswetenschappen (geschiedenis, aardrijkskunde, economie en maatschappij). Hun argument? Fundamentele begrippen als kapitalisme, liberalisme, socialisme, marxisme, enz. komen in de eindtermen niet voor. Hun kritiek houdt uiteraard niet op bij deze paar woorden. Meer in het algemeen zijn zij van mening dat essentiële onderdelen van burgerschapsvorming niet aan bod komen. Wat antwoordt men hen? Ten eerste dat het moeilijk was een consensus over deze punten te bereiken. En ten tweede, dat de leeftijd van de betrokken leerlingen (maximaal 15 jaar) het niet mogelijk maakt deze begrippen met de nodige subtiliteit te benaderen.

Ik zou hierop willen reageren. Wat het eerste punt betreft, is het niet verrassend dat consensus moeilijk is. Meer in het algemeen is het niet verwonderlijk dat er over deze zaken meningsverschillen bestaan. Dit is zelfs gezond. Want het is hier dat de verschillende visies van de samenleving botsen. Tenminste meer dan op andere gebieden. Maar misschien zou het eindresultaat anders zijn geweest als het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigd was geweest in de werkgroep die met het opstellen van de eindtermen was belast. Vakexperts uitnodigen is goed. Deskundigen en praktijkmensen uit de onderwijssector uitnodigen is ook goed. Maar als het om maatschappelijke kwesties gaat, moet ook het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigd zijn.

En verder: als er geen consensus is over bepaalde begrippen, waarom zou je dat dan niet als zodanig presenteren? Op voorwaarde dat de objectieve elementen, de feiten, duidelijk worden onderscheiden van die waarover wordt gedebatteerd, kan dit uiterst leerzaam zijn. Wat de leeftijd betreft, zou men kunnen antwoorden dat het afhangt van hoe de dingen worden voorgesteld. Het is waarschijnlijk moeilijk voor een 15-jarige om de subtiliteiten van het dialectisch materialisme te begrijpen. Maar iemand die zijn vader of moeder ontslagen heeft zien worden door een multinational die grote winsten boekt, begrijpt heel goed dat de belangen van de sociale klassen uiteenlopen.

Eindtermen voor het hoger secundair onderwijs

In ieder geval pleit dit argument (betreffende de leeftijd) voor een andere overweging. De gemeenschappelijke vorming kan niet stoppen op 15 jaar. In de hogere jaren van het leerplichtonderwijs zullen er nog vele punten overblijven die noodzakelijk zijn voor de vorming van de toekomstige burgers. Dit betekent dat er na de gemeenschappelijke sokkel nog een consistent deel gemeenschappelijke vorming moet blijven bestaan. Dit is de inzet van het debat over de eindtermen in de laatste drie jaren van het secundair onderwijs. Tussen degenen die voor een ambitieuze algemene vorming pleiten en degenen die al de tijd willen besteden aan een gespecialiseerde opleiding. De eindtermen voor het hoger secundair onderwijs zullen over zeven jaar van kracht worden. Maar gezien de tijd die nodig was om de eindtermen voor de gemeenschappelijke sokkel te ontwikkelen, mag er nu reeds over nagedacht worden. Met name over de samenstelling van de werkgroepen die de eindtermen zullen uitwerken.

Jean-Pierre Kerckhofs

De nieuwe eindtermen of “référentiels” voor de “tronc commun” (6 jaren van het lager en de eerste 3 jaren van het secundair onderwijs) voor de 5 inhoudelijke domeinen: https://ifpc.cfwb.be/v5/tc_referentiels.asp

Dit artikel verscheen in “De democratische school”, nr. 90, juni 2022. Als je dit driemaandelijks tijdschrift wil ontvangen, kun je een abonnement nemen (15 euro).