Een meesterlijk plan zonder geld voor scholenbouw

Facebooktwittermail

Op 17 juli 2015 keurde de Vlaamse regering het “masterplan scholenbouw” van onderwijsminister Crevits goed. Hieronder volgt een kritische bespreking van dit masterplan door Patrick Martens, oud-redacteur bij Het Belang van Limburg, De Morgen en Knack; nu studiemedewerker Overheidsfinanciën bij de Groen-fractie in het Vlaams Parlement.

De Vlaamse regering heeft zich deze zomer achter minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) en een doortastende aanpak van het dossier van de scholenbouw geschaard. ‘Het is voor het eerst sinds Vlaanderen bevoegd is voor onderwijs, dat er een geïntegreerd Masterplan Scholenbouw op tafel ligt’, zo klopt de minister zichzelf op de borst. Helaas, er is één groot probleem: Crevits heeft geen geld voor dat meesterlijke plan.

Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits heeft dit schooljaar 100.000 euro om uit te delen aan twintig scholen die met hun leerlingen uit de technische en beroepsopleidingen met een vernieuwend idee over scholenbouw uitpakken en de handen uit de mouwen willen steken voor een bouw- of renovatieopdracht in de eigen school.

Over dat sympathieke en didactisch te verantwoorden zelfbouwidee was er deze zomer in de media een minidebat tussen onderwijsmensen. Daarmee ontweek de minister evenwel ook handig meer kritische vragen over haar conceptnota ‘Samen bouwen aan een sterker schoolpatrimonium’. Deze nota, met de krijtlijnen voor een Masterplan Scholenbouw, kreeg net voor het politieke zomerreces op 17 juli groen licht van de Vlaamse regering.

Wachtlijst van 5 miljard

Bij haar aantreden in de zomer van 2014 als nieuwe minister van Onderwijs kwam Crevits ferm uit de hoek over het dossier van de scholenbouw. Ze zou in deze regeerperiode 500 miljoen euro – of 100 miljoen per jaar – extra investeren en ze kondigde een masterplan aan. Beide beloftes stemden hoopvol, want de scholenbouw in Vlaanderen is niet sinds vandaag een beleidsuitdaging van de eerste orde.

Oorzaak is ‘de erfenis van een jarenlange onderinvestering’. Het gevolg is een megaprobleem dat al lang niet meer in een handomdraai kan worden opgelost. De wachtlijst met aanvraagdossiers van scholen voor de betoelaging van een bouwinvestering illustreert dat meteen. Deze wachtlijst is inmiddels goed voor ruim 5 miljard euro (2,3 miljard voor het katholiek onderwijs, 400 miljoen voor het stedelijk en gemeentelijk onderwijs, en 2,3 miljard voor het gemeenschapsonderwijs).

In de afhandeling door het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) zijn op dit ogenblik voor katholieke scholen de in 2002 (!) ingediende investeringsdossiers aan de beurt. Voor de stads- en gemeentescholen bekijkt AGIOn nu de dossiers van 2008-2009.

De wachtlijst is op haar beurt een product van de staat van het schoolpatrimonium. Twee doorlichtingen van de 20.000 schoolgebouwen in Vlaanderen door AGIOn (in 2008 en 2013-2014) liegen er niet om. De helft van deze gebouwen staat er al een halve eeuw en langer. Behalve verouderd, zijn ze vaak te krap en moeilijk toegankelijk. De energierekeningen en het onderhoud kosten handenvol geld. Gedeeld gebruik met externe instanties of organisaties van bijvoorbeeld sportinfrastructuur en andere ruimtes is een zeldzaamheid.

Dure inhaalbeweging

Een oplossing voor de haast hopeloos lange wachtlijst voor investeringen en de bedenkelijke staat van het schoolpatrimonium komt ondertussen ook niet van het veelbesproken bouwprogramma ‘Scholen van Morgen’.

Om meer financiële ademruimte voor scholenbouw te creëren, werd dat programma al in 2004 op gang getrokken door toenmalig minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A). Hij en de rest van de Vlaamse regering trokken zich in die periode enthousiast op aan het idee van publieke-private samenwerking om versneld investeringsachterstanden weg te werken.

Voor de inhaalbeweging in de scholenbouw werd finaal pas in 2010 in zee gegaan met de bouwheren en financiers AG Real Estate en PNB Paribas Fortis. Het programma behelst 165 dossiers voor 200 moderne en duurzame gebouwen. Het is goed voor een totale investering van 1,5 miljard euro.

Maar meer dan tien jaar na de lancering blijken er heel wat adders onder het gras te zitten. De hele operatie is financieel en organisatorisch zo complex gebleken dat nog maar drie ‘Scholen van Morgen’ in gebruik zijn genomen. Het programma is voor de betrokken schoolbesturen en de Vlaamse overheid ook veel duurder (15 procent en meer) dan bij een klassieke gefinancierde investering. En de verstrengde Europese boekhoudregels, die schuldopbouw buiten overheidsbegrotingen tegengaan, snijden de Vlaamse regering financieel de adem af (in 2015 bijvoorbeeld is zij daardoor verplicht om in een klap voor 465 miljoen euro aan investeringsuitgaven voor ‘Scholen van Morgen’ in de begroting op te nemen).

Minister Crevits rukt weliswaar regelmatig uit voor een eerstesteenlegging of het knippen van een lint, maar verder reikt haar verdienste ter zake eigenlijk niet. De uitvoering komt eindelijk op kruissnelheid, maar ze zal zonder nieuwe vertragingen nog tot 2020 in beslag nemen. Een ‘versnelde inhaalbeweging’ kan dat dan ook nog moeilijk genoemd worden.

Handrem op

De financiële input die gepaard gaat met het programma ‘Scholen van Morgen’, komt bovenop het gewone investeringsbudget van Crevits voor scholenbouw. Hij maakt de wachtlijst dus niet korter.

Het snoeien-om-te bloeien motto van de Vlaamse regering doet dat evenmin. In de onderwijsbegroting van 2015 zijn voor 300 miljoen euro aan kredieten opgenomen om voornamelijk in het verleden besliste investeringen te betalen. Maar om nieuwe investeringen in scholenbouw te dekken is er amper 245 miljoen euro: 173 miljoen voor het gesubsidieerd onderwijs, 36 miljoen voor het gemeenschapsonderwijs en 35 miljoen om bij te springen in zestien Vlaamse steden en gemeenten die manifest kampen met een tekort aan plaatsen in de scholen.

Minister Crevits steekt op deze manier geen tand bij. Integendeel, ze trekt de handrem op en zet de ‘jarenlange onderinvestering’ gewoon voort. Aan dat tempo duurt het nog minstens 20 jaar om de wachtlijst weg te werken. Minstens, want scholen zullen uiteraard ook weer met nieuwe investeringsdossier aanschuiven.

Geen harde engagementen

Biedt het Masterplan Scholenbouw dan geen enkel soelaas? Voor de ‘schoolgebouwen van de toekomst’ getuigt het plan van de minister vooral van veel voluntarisme. Ze moeten multifunctioneel, duurzaam, energiezuinig, toegankelijk en aangenaam zijn, en om dat te bereiken moeten scholen volgens Crevits leren om vooruit te denken en best ook overleggen met andere scholen en lokale besturen. Maar harde, politieke en financiële engagementen van de Vlaamse regering stelt het Masterplan Scholenbouw daar niet tegenover.

Het plan kondigt wél aan dat er, behalve naar de chronologie op de wachtlijst, ook naar bijvoorbeeld het meervoudig gebruik, de bouwkosten en de energie-efficiëntie zal worden gekeken om voorrang aan investeringsdossiers van scholen te geven. Maar dat zal pas over twee jaar en op de eerste plaats voor nieuwe aanvragen gebeuren.

Hoe dat dan moet voor de ‘oude’ dossiers op de wachtlijst van 5 miljard, is onduidelijk. Die zullen overigens eerst allemaal nog eens ‘gescreend’ worden. Blijkbaar heeft niemand nog een goed zicht op de wachtende aanvragen en hun urgentie.

Voorts wil Crevits de zogenaamde ‘capaciteitsmiddelen’ niet langer apart voorzien (dat gaat dus over geld om snel een plaatsentekort te remediëren in de al genoemde zestien steden en gemeenten; in 2015 heeft de minister echter slechts 10 miljoen om facturen te betalen). Deze middelen zullen voortaan aan het jaarbudget voor nieuwe investeringen worden toegevoegd.

Zo kan Crevits dat budget alleszins al in haar communicatie aandikken, maar tegelijk wil ze nog overleggen om een deel ervan voor ‘capaciteitsuitbreiding’ te bestemmen. Door deze dubbelzinnigheid is het voorspelbaar dat vanuit de centrumsteden de druk zal toenemen om de omvang van dat deel zo groot mogelijk te maken. De scholen op het platteland voelen de bui al hangen.

Belofte ingeslikt

Nieuw ten slotte in het Masterplan Scholenbouw is de uitnodiging aan scholengroepen om, naar het voorbeeld van ‘Scholen van Morgen’, opnieuw met privépartners in zee te gaan. Maar deze keer enkel voor ‘kleinere, vereenvoudigde en meer project-specifieke operaties’. Concreet denkt Crevits aan ‘investeringsbundels’ van 40 à 50 miljoen euro en aan een investeringspakket van in totaal 200 miljoen euro.

Deze uitwijking naar een samenwerking met private consortia verhult dat de minister zelf de aanvankelijke belofte om 500 miljoen euro extra te investeren, definitief heeft ingeslikt. In haar nota klinkt het omfloerst dat ze moet rekening houden ‘met de reële (financiële) mogelijkheden’. Over het breken van haar belofte en het ontbreken van extra investeringsmiddelen gaat ook de kritiek van onder anderen directeur-generaal Lieven Boeve van de koepelorganisatie Katholiek Onderwijs Vlaanderen.

In een interview met De Standaard bij het begin van het nieuwe schooljaar zei minister Crevits: ‘Ik eindig liever met niets, dan met iets slechts.’ Haar Masterplan Scholenbouw dreigt in deze Vlaamse regeerperiode jammer genoeg een maat voor niets te worden.

Patrick Martens

(Oud-redacteur Het Belang van Limburg, De Morgen en Knack; nu studiemedewerker Overheidsfinanciën bij de Groen-fractie in het Vlaams Parlement)

Deze bijdrage verscheen eerder op www.apache.be