Evolutionaire (neuro)wetenschappen geven andere kijk op Koppen-reportage

Facebooktwittermail

De reportage in ‘Koppen’ (VRT-tv, 4 juni 2015) ‘De verdeelde klas’ toonde een experiment met schoolkinderen dat volgens sommigen bewijst hoe diep het racisme anno 2015 nog ingebakken zit. Er kwamen veel reacties op deze reportage en op de ‘duiding’ van de makers ervan. Hieronder volgt een reactie van dokter Dirk Van Duppen.

Het experiment in de Koppen-reportage ‘De verdeelde klas’ was inderdaad manipulatie van ons evolutionair ingeslepen groepsgevoel, zoals meerdere sociale psychologen opmerkten in de media. Manipulatie om discriminatie of een vorm van racisme te doen toepassen. Maatschappelijke omstandigheden, zoals hier discriminerende regels, kunnen het slechtste uit de mens naar boven halen. Andere omstandigheden kunnen ook het beste uit de mens zijn groepsgevoel naar boven halen. Nieuwe ontdekkingen in de evolutionaire neurowetenschappen en experimentele psychologie geven bewijs voor een supersociaal en supercoöperatief instinct bij de mensensoort.

Maar iedereen kent ze ook, die opmerkingen: de mens wordt van nature door hebzucht gedreven; mensen worden gemotiveerd door eng eigenbelang. Homo homini lupus, de mens is een wolf voor zijn medemens. Nochtans, samen-leven kan je niet alleen. Sociale diersoorten zoals de mens zijn niet in staat om buiten de gemeenschap te overleven.Individuen moeten samenwerken.

Het Darwinistische ‘survival of the fittest’ is ideologisch misbruikt en hervertaald naar een soort biologisch egoïsme. Ten tijde van Darwin heette die ideologie sociaaldarwinisme. Vandaag omvat het neoliberalisme veel van die denkbeelden. Volgens het neoliberale mensbeeld wordt de menselijke natuur gekenmerkt door een ‘strijd voor het bestaan’, via ‘het recht van de sterkste’, ‘zelfzuchtige genen’ en ‘competitie, agressie en dominantie’. Dat zouden voor de ene de ‘natuurlijke instincten’ van de mens zijn (seculiere visie) of is voor de andereeen gevolg van de ‘erfzonde’ (christelijk mensbeeld). De ratio voor de ene of het godsgeloof voor de andere of een overheid (vorst-staat-sociaal contract) moeten die ‘beestachtige’ natuur temperen om samenleven leefbaar te houden. Maar ‘the fittest’ of de best geschikte sociale diersoorten zijn vooral diegenen die in de loop van de evolutiegeschiedenis het best in staat waren om met elkaar samen te werken.

Vaak wordt empathie gezien als een complexe eigenschap, waar mensen bewust over beslissen. Gerenommeerd wetenschapper Frans De Waal legt integendeel uit dat empathie deel uitmaakt ‘van een erfgoed dat even oud is als de klasse van de zoogdieren’. Dat maakt van empathie een robuuste eigenschap en niet zomaar een laagje vernis dat pas recent door de beschaving aangebracht werd. Empathisch gedrag rendeert op lange termijn voor de mensensoort en is precies daarom door het evolutiemechanisme geselecteerd, stelt De Waal. Het ‘zelf’ kan niet zonder het ‘ander’. Primatoloog Frans De Waal schrijft: ‘De vernistheorie was lange tijd de overheersende biologische opvatting over de aard van de mens. De moraal was een dun vernis dat nauwelijks in staat was onze ware aard te verhullen, die volkomen zelfzuchtig zou zijn.

De afgelopen tien jaar is de vernistheorie bezweken onder een overweldigende hoeveelheid bewijs voor aangeboren empathie, altruïsme en samenwerking bij mensen en andere dieren. Van dat wetenschappelijk bewijs wil ik hier een bondig overzicht geven. Het vormt de evolutionaire verklaring voor overeenstemming tussen sociaal instinct enerzijds en de Darwinistische natuurlijke selectie anderzijds.

Waarom wij samenwerken?

Charles Darwin (1809-1882) worstelde reeds met de vraag hoe altruïstisch gedrag, dat aanwezig is bij mens en dier, in overeenstemming kan gebracht worden met zijn theorie van natuurlijke selectie, waarbij de meest aangepaste overleeft en zich kan voortplanten. In zijn werk ‘Descent of Man’ beschreef hij het concept van groepsselectie als mogelijke verklaring: ‘Er kan geen twijfel bestaan dat een stam met vele leden, die altijd bereid zijn elkaar te helpen en zich kunnen opofferen voor het gemeenschappelijk welzijn, moet zegevieren over andere stammen. Ook dit beantwoordt aan de natuurlijke selectie’.

Het probleem waar Darwin met zijn theorie van groepsselectie bleef mee kampen was wat er zou gebeuren als er in een groep ‘free riders’ of profiteurs zouden voorkomen. Zij gaan kunnen profiteren van het altruïsme van hun groepsgenoten, zonder dat ze er zelf iets voor in de weegschaal hoeven te leggen. Zij zijn bevoordeeld en gaan zich beter kunnen voortplanten en hun eventuele genen die gelieerd zijn aan het profiterende gedrag gaan zich over de populatie verspreiden. Dus groepsselectie bleek geen stabiele strategie te zijn om altruïstisch gedrag in overeenstemming te brengen met natuurlijke selectie.

Verwantschapsselectie en wederkerigheid

Later is dan de verklaring van verwantschaps- of kin-selectie gekomen (John Haldane, William Hamilton, Robert Trivers). De Brits-Indische evolutionaire bioloog en populatiegeneticus John Haldane drukte het zo uit: ‘Ik ben bereid mijn leven te riskeren om minstens drie broers of zusters of negen neven of nichten te redden’. Broers en zusters bezitten de helft van het genetisch materiaal van Haldane, neven of nichten een achtste. De opoffering van zijn eigen genen resulteert in die situaties op een voortplanting van meer dan zijn eigen genenmateriaal. Dus zijn verklaring is in overeenstemming met het concept natuurlijke selectie waarbij het reproductief succes, of de voortplanting van de eigen genen de drijfkracht achter evolutie zou zijn. Nog later kwam de verklaring van wederkerig (‘tit for tat’) altruïsme om dit gedrag in overeenstemming te brengen met de theorie van natuurlijke selectie (Robert Trivers). ‘Ik krab uw rug als jij de mijne krabt’. En nog later de verklaring van indirecte wederkerigheid, met taalontwikkeling, de mogelijkheden van reputatieschade voor ‘free riders’ e.d. (Martin Nowac). ‘Ik krab uw rug, als iemand anders de mijne wel eens zal krabben’. Voor al die verklaringen is er verrassend veel empirisch bewijs in de evolutie van zowel de planten- als de dierenwereld.

Supersociaal instinct evolutionaire basis voor menselijke intelligentie

Maar waarvoor relatief nieuw empirisch bewijs bestaat is, dat het prosociaal interactie-instinct, dat supersterk aanwezig is bij de mens vergeleken met onze meest verwante primaten, de basis vormt van ons sociaal leren, en dus van onze cumulatieve culturele adaptatie en evolutie. Vandaar dat dit prosociaal instinct onvoorwaardelijk kan zijn (geen verwantschap of wederkerigheid is noodzakelijk) en toch sterk succesvol is in de natuurlijke selectie. Precies omdat het vermogen van de homo sapiens tot cumulatieve culturele adaptatie, m.a.w. de menselijke intelligentie, de meest succesvolle eigenschap vormt in het proces van natuurlijke selectie in Darwinistische zin.

Michael Tomasello, codirecteur van het Max Planck-instituut voor evolutionaire antropologie in Leipzig, heeft in zijn vergelijkend onderzoek van het gedrag van mensenkinderen (ook cross-cultureel) en mensapen, weten aan te tonen dat ons sterke interactie-instinct van gericht zijn op de ander, van gezamenlijke aandachtsvorming, van gedeelde intentievorming en van een zeer sterke drang tot onderwijzen en opvoeden, op de eerste plaats vanwege de moeder, maar ook vanwege hulp-ouders en andere medemensen, de basis vormt van sociaal leren en dus van onze intelligentie.  Daarin zijn we als homo sapiens fundamenteel verschillend van onze meest verwante nog levende primaten, de chimpansees.

Een groot opgezet onderzoek door Tomasello en zijn team vergelijkt de vaardigheden voor het herkennen van de fysieke wereld (wat is minder en wat is meer, wat komt voor en wat achter, wat is oorzaak en gevolg,tijd, plaats, snelheid, rekenen tot vijf, enz.) en sociale vaardigheden (vermogen tot empathie, vermogen tot ‘theory of mind’ ( het kunnen inschatten van de gedachten, gevoelens en intenties van de ander, helpgedrag, samenwerken,enz.) van 105 mensenkinderen van 2 jaar, met die vaardigheden bij 105 chimpansees en 35 orang-oetans. Wat bleek? Op vlak van herkenning van de fysieke wereld waren de chimpansees een ietsje beter dan de mensenkinderen. Maar op vlak van de sociale vaardigheden staken mensenkinderen met kop en schouders boven de mensapen. Een vervolgonderzoek twee jaar later, liet zien dat de mensenkinderen zowel op fysieke en sociale vaardigheden ver, zeer ver vooruit lagen tegenover de mensapen. Nader onderzoek toonde aan dat de mensenkinderen hun sociale vaardigheden gebruikten om te leren de fysieke wereld beter te begrijpen,‘sociaal leren’ genoemd. Tomasello deed een gelijkaardig onderzoek cross-cultureel bij kinderen van universiteitscrèches in Canada, kinderen van geletterde moeders in de Peruviaanse Andes en kinderen van ongeletterde moeders op het Indische platteland. Daar opnieuw: voor de vaardigheid van begrijpen van de fysieke wereld scoorden kinderen van geschoolde ouders beter, maar voor de sociale vaardigheden waren ze allen gelijk.

Deze sterke prosociale eigenschappen zijn geselecteerd bij de homo sapiens, omdat onze soort als meest onvolwassen, meest kwetsbare, meest hulpeloze en meest afhankelijke dier ter wereld komt. Dat is de oplossing die de natuur heeft geselecteerd voor het toenemende conflict in de loop der hominide evolutie tussen enerzijds het bipedalisme met de vernauwing van het geboortekanaal en anderzijds de flinke hersengroei, die sprongsgewijs heeft plaatsgehad. Van alle zoogdieren het meest prematuur geboren worden,  afhankelijk, hulpeloos en kwetsbaar kunnen overleven, opgroeien en zich kunnen reproduceren vergt om succesvol te kunnen zijn, zeer sterke prosociale interactie-instincten, niet alleen van de moeder en van het kind, ook van allo-ouders en andere medemensen van de gemeenschap. Dit vanaf de zwangerschap en de geboorte tot in de adolescentie.

Bij de mens is die periode van opvoeding en onderwijzen ook veel langer dan bij de andere primaten. Via hersenscans weten we nu ook dat de hersenen bij de mens, in het bijzonder de frontale cortex nog doorgroeien en intens neuronale verbindingen vormen tot voorbij de leeftijd van 20. Bij chimps is dit proces voltooid op 3 jaar en zij zijn geslachtsrijp en onafhankelijk op 6 jarige leeftijd. Die verlengde kindertijd bij de mens is belangrijk in het proces van sociaal leren. Onze kwetsbaarheid en afhankelijkheid, op het eerste gezicht nadelige eigenschappen in het proces van natuurlijke selectie, heeft eigenschappen doen selecteren, het prosociaal interactie-instinct waaruit onze intelligentie en onze cultuur ontstaan, die in het proces van de natuurlijke selectie juist het meest succesvolle zijn van heel het dierenrijk. Dat is de dialectiek van de evolutie.

Biologische bouwstenen voor empathie en sociaal leren

Bovendien zijn er recent in de neurowetenschappen mechanismen ontdekt die een belangrijke rol spelen in het prosociaal gedrag van zoogdieren. Deze mechanismen zijn bij de mens immens veel sterker ontwikkeld dan bij andere zoogdieren, ook in vergelijking met onze meest verwante nog levende primaten. Dat zijn

– de spiegelneuronen, zenuwcellen die ervoor zorgen dat we medelijden kunnen hebben en empathie

– het neurohormoon oxytocine, ook wel het ‘morele’ of ‘gelukshormoon’ genoemd, dat zorgt voor vertrouwen en verbondenheid (Sue Carter, Stephanie Brown)

– onze huid als sociaal instrument voor aanraking, liefhebben en streling (David J.Linden)

– goed doen en geven doet niet alleen goed voelen, maar geeft op hersenscans stimulatie van de belongscircuits

– tenslotte de voorste nervus vagus, een onderdeel van het parasympathisch zenuwstelsel dat geactiveerd wordt door meditatie en mindfulnesstraining en dat ons niet-oordelend doet open staan voor anderen (StephenPorges).
Experimenteel onderzoek geeft empirisch bewijs voor de sterk prosociale werkzaamheid van deze biologische bouwstenen.

Deze ontdekking van de oorzakelijke relatie tussen het super prosociaal instinct van de homo sapiens (vergeleken met onze meest verwante primaten) en de menselijke intelligentie geeft de oplossing voor de paradox tussen altruïsme en natuurlijke selectie in Darwinistische zin. Want de menselijke samenwerking en intelligentie is de meest succesvolle eigenschap in de ‘survival of the fittest’. Dankzij zijn intelligentie is de mens in staat om op alle plaatsen van de planeet te leven, door de omgeving aan te passen aan zijn behoeften. Empathie, altruïsme, solidariteit en samenwerken zijn niet alleen belangrijk voor ons en andermans welbevinden, ze maken ons bovendien slim en wijs.

Dirk Van Duppen

Op maandag 5 oktober (2015) om 20u spreekt Dirk Van Duppen over “Neurowetenschappen, evolutie en de super sociale homo sapiens”, in Elcker-ik, Breughelstraat 31 2018 Antwerpen