Vliegtuig- en busladingen onderwijstoeristen (inspecteurs, directeurs, experten, leraren, ministers, met in hun zog de journalisten) zijn de laatste jaren naar Finland afgereisd om daar met eigen ogen het “wonder” van het Finse onderwijs te gaan aanschouwen. Scholen zonder wedijver tussen leerlingen en tussen scholen, zonder inspecteurs, zonder overzitten, zonder cijfers in de eerste jaren van het basisonderwijs, maar die uit alle vergelijkende PISA-onderzoeken steevast als de best presterende ter wereld naar voor komen ? Ondenkbaar voor neo- en sociaal-liberalen. Maar welke lessen kunnen socialisten trekken nu Vlaanderen een zoveelste onderwijshervorming tegemoet gaat?
PISA (Programme for International Student Assessment) is een grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek, dat om de drie jaar wordt uitgevoerd onder toezicht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarin 15-jarigen beurtelings worden getest op vaardigheden als lezen (2000), wiskunde (2003), natuurwetenschappen (2006), leesvaardigheid (2009), wiskunde (2012, 64 landen). Het onderzoek peilt niet enkel naar de resultaten maar verbindt die ook met de sociale achtergrond van de leerlingen en hun thuissituatie.
In Duitsland of Engeland zorgen de middelmatige resultaten voor grote ongerustheid. Uit de PISA-resultaten voor Vlaanderen blijkt vooral een torenhoge sociale ongelijkheid: grote sociaal gerelateerde verschillen tussen de leerlingen met de beste en slechtste resultaten. De Finse school wordt sinds jaren als een na te volgen model beschouwd. De Finse scholen slagen er het best in de sociale achterstand van jongeren uit de minst gegoede sociale klassen goed te maken en tegelijk toch voor alle vaardigheden bij de hoogste van Europa en van de wereld te scoren.
Leermoeilijkheden, maar ook gezondheids- en sociale problemen kunnen ontdekt en verholpen worden nog voor het kind de negenjarige gemeenschappelijke stam van het leerplichtonderwijs doorloopt. Gedurende het ganse schooltraject is er een aangepast systeem van permanente en bijzondere begeleiding in aparte groepjes zodat overzitten bijna niet voorkomt. Gevolg: 93% van de jongeren behaalt er een einddiploma secundair Onderwijs.
Voor buitenlandse nieuwkomers wordt voorzien in versnelde cursussen Finse taal, én in twee uur les in de oorspronkelijke moedertaal. Tot 16 jaar komen schoolbenodigdheden, begeleiding, refter, gezondheidszorg, schoolvervoer ten laste van de gemeente, met subsidiëring door de overheid waar nodig.
De private (of “vrije” scholen) zijn bijna geheel verdwenen met uitzondering van de scholen met een alternatieve pedagogiek zoals de Steiner- of Freinetscholen. Een onderwijsmarkt met bijbehorende concurrentie slag tussen de scholen, zoals wij die in Vlaanderen kennen,is onbestaande.
Het beroep van leraar staat in hoog aanzien: minstens 5 jaar hoger onderwijs voor leraren in het basis- en het middelbaar onderwijs. Het vereist een hoge mate van engagement, niet te verwarren met uren aanwezigheid en extra taken op school!.
Scholen zijn kleinschalig: driekwart van de scholen hebben minder dan 300 leerlingen. In een tijd waar in de Europese Unie leerlingen en leraren met evaluatieverplichtingen om de oren worden geslagen als controlemiddel of concurrentiemiddel in de rankings, gebruiken Finse scholen de evaluatie enkel als remediëringsinstrument voor de leerlingen of als middel voor leraren om hun pedagogische methodes bij te sturen. Door het verzet van leraren en scholen kent België vooralsnog geen ranking, doorlichtingsverslagen zijn wel publiek toegankelijk.
Duur voor de belastingbetaler? Dit eengemaakte, maar gemeentelijk gedecentraliseerde openbaar scholennet kost de overheid per leerling in het basis- en middelbaar onderwijs minder dan gemiddeld in de Westerse landen en veel minder dan gemiddeld in de Verenigde Staten of in het Verenigd Koninkrijk, waar de sociale ongelijkheid tussen scholen de pan uit swingt.
Vlaanderen behaalt in de vergelijkende PISA-onderzoeken voorlopig nog steeds resultaten boven het gemiddelde, maar de kloof tussen de sterke en de zwakke leerlingen is nergens zo groot als bij ons. Dit verschil in resultaten tussen kinderen uit de laagste en de hoogste sociale klassen, zowel in Vlaanderen en Brussel als in Wallonië, is onaanvaardbaar!
Des te opvallender is het dat de Vlaamse pers, de onderwijsspecialisten en hervormers van alle slag blijkbaar aan één oog blind zijn. Bijna steeds gaan zij voorbij aan de oorsprong van het Finse model, dat verbonden is met de sociale en politieke strijd die vanaf de jaren ‘60 werd gevoerd in een Finland. Het onderwijs verkeerde toen in een abominabele toestand. De eis van gratis onderwijs voor allen vanaf de kleuterschool tot de universiteit werd gedragen door een grote meerderheid van de bevolking. Einde van de jaren ‘60 is het land beginnen investeren in hoge omkadering (vandaag 12,4 kinderen per onderwijsgevende in het basisonderwijs!), in het aantal en de vorming van leraren.
Hoewel ook hier het schoolsysteem in toenemende mate onder vuur lag van bezuinigingen, concurrentie en privatiseringsdruk uit neoliberale hoek, blijft het Finse schoolsysteem weerstand bieden, mede door de internationale erkenning van dit succes. Vanaf 1966 werd onder impuls van de ouders en de gemeenten een onderwijshervorming in de steigers gezet die de openbare eenheidsschool met gemeenschappelijke stam tot 15 jaar verplicht maakte voor allen.
In 1984 slaagt de nieuw opgerichte Eenheidsvakbond van het onderwijs (96% van de leraren zijn vandaag lid!) er na een wekenlange krachtproef met de regering in een nieuw statuut met loonsverhoging voor de leraren af te dwingen. Vanaf dan bevestigt de vakbond zich als belangrijkste protagonist in het onderwijsveld en komen de politieke verantwoordelijken tot het besef dat de steun van de leraren en hun organisatie, van de ouders en de lokale overheid onontbeerlijk is om een democratische onderwijshervorming te doen slagen. Ouders en onderwijsgevenden worden vandaag op elk niveau bij het ontwikkelen van de Finse onderwijs programma’s betrokken. Ziedaar het bewijs dat het opbouwen van een sociale en syndicale tegenmacht aan de basis wel degelijk het verschil maakt als men stappen wil zetten naar een openbaar, emancipatorisch en democratisch onderwijs voor allen.
Vele van de eisen die in Finland een minstens gedeeltelijke invulling kregen, figureren bij ons sinds jaren in de eisencahiers van de socialistische onderwijsvakbond: pluralistische eenheidsschool, polytechnische vorming, beperking van de schaalgrootte van de scholen, werkelijk gratis onderwijs, kleinere klassen en hogere omkadering, een gemeenschappelijke stam met brede basisvorming voor alle leerlingen tot 16 jaar om komaf te maken met het watervalsysteem en de sociale selectie, behoud van het gemeentelijk onderwijs, een verhoging van het onderwijsbudget tot minstens zeven procent van het bruto binnenlands product (BBP). De bezuinigingen en toenemende belasting die de Vlaamse regering het onderwijs oplegt in een context van afbouw van de openbare dienstverlening gaan hier lijnrecht tegenin. Tegen deze aanvallen op het onderwijs, die het eerst de zwaksten treffen is de ganse sociale beweging dringend toe aan een hernieuwd inspirerend en mobiliserend project in de komende jaren.
- De resultaten van de PISA-onderzoeken zijn te vinden op:
www.oecd.org/pisa/pisaproducts/pisa2009 - De Democratische School: www.skolo.org/
- ACOD-Onderwijs: http://www.acodonderwijs.be/
Dit artikel verscheen eerder in Volksgazet , mei-juni 2013 (krant van Rood)