Inzet conflict minister en onderwijsvakbonden

Facebooktwittermail

Onder de slogan “Naar een vertrouwensbreuk?” hield het gemeenschappelijk vakbondsfront van de vier onderwijsvakbonden ACOD, COC, COV en VSOA op 31 augustus een persconferentie. Het conflict tussen Minister Frank Vandenbroucke en de onderwijsvakbonden draait rond twee centrale punten: de verhoging van het vakantiegeld en de nieuwe CAO voor het onderwijspersoneel. Maar ook het eindeloopbaandebat in de privé-sector laat de onderwijswereld niet onberoerd.

Verhoging vakantiegeld

Een intersectorale CAO van 2001 bepaalde dat het onderwijspersoneel recht heeft op eenzelfde vakantiegeld als de ambtenaren (tussen de 65 en de 92% van het maandloon). Intussen hebben de ambtenaren, het universiteitspersoneel, de parlementairen, de ministers, enz. het vakantiegeld aan het maximum van 92% reeds ontvangen. Alleen het onderwijspersoneel moest nog wat geduld oefenen.

In de vorige onderwijs-CAO (januari 2005) had de minister er zich toe verbonden dat “de onderhandelingen m.b.t. de fasering inzake de verhoging van het vakantiegeld zullen worden beëindigd voor einde mei 2005.” Intussen zijn er vier maanden verstreken. Op 29 september bevestigde de minister eindelijk dat in 2009 het vakantiegeld minstens 65% van het bruto maandloon zal bedragen.

Onderwijs in de meerjarenbegroting

De beleidsruimte – de extra beschikbare middelen – in de meerjarenbegroting van de Vlaamse overheid tot 2009 bedraagt 2,15 miljard euro extra. Hiervan gaat oa 500 miljoen € naar belastingsverminderingen, 600 miljoen € naar onderwijs.

Die 600 miljoen wordt als volgt verdeeld:

  • 215 miljoen: budget voor onderwijsCAO’s (leerplicht- en hoger onderwijs) te besteden aan:
    • Tewerkstelling/Omkadering, uitbreiding capaciteit: 20,88 miljoen
    • Koopkracht: 118,79 miljoen, waarin 71 miljoen voor vakantiegeld à 65% maandloon
    • Loopbaan en kwaliteit: 50,21 miljoen
    • Eénmalige injectie hogescholen: 25 miljoen
  • 200 miljoen: hervorming financiering werkingkosten onderwijs: oa de lat gelijk leggen tussen scholen van alle netten; begin maken met kosteloosheid van het basisonderwijs; tussenkomst in persoonlijke uitrusting van beroepsopleidingen
  • 75 miljoen: financiering schoolgebouwen
  • 110 miljoen: hervorming lerarenopleiding, sociale voorzieningen hogeschoolstudenten, academisering hoger onderwijs, basisuitrusting beroepsscholen, geïntegreerd onderwijs gehandicapten, enz

Het Laatste Nieuws (24 augustus 2005) schrijft: “De Vlaamse regering investeert massaal in onderwijs.” Is dit zo? 600 miljoen €, dit is 28 % van de te besteden beleidsruimte tot 2009, terwijl onderwijs 42 % van de Vlaamse begroting uitmaakt. Als de regering onderwijs ook 42 % van de beleidsruimte zou geven, dan zou er niet 600 maar 900 miljoen extra te besteden zijn. Het aandeel van onderwijs in de begroting daalt trouwens van jaar tot jaar. Dit toont aan dat voor de Vlaamse regering onderwijs geen prioriteit is.

CAO zonder middelen

Op 3 juni deelde de minister mee 215 miljoen euro te voorzien voor de komende CAO’s. Die CAO’s moeten lopen tot het einde van de legislatuur (2005-2009). Vandenbroucke wil de kost van het vakantiegeld uit de pot voor de nieuwe CAO putten: “Wat uitgegeven wordt aan één maatregel (bv. vakantiegeld voor het onderwijspersoneel) kan niet meer aan een andere worden besteed. Ook de overheid zal daarbij voorstellen op tafel leggen. Zo is voor minister Frank Vandenbroucke een betere verloning van de directies een zeer grote prioriteit.” (Persbericht minister Frank Vandenbroucke van 3 juni 2005)

De vakbonden pikken het niet dat Vandenbroucke de verhoging van het vakantiegeld uit het luik koopkracht van de nieuwe CAO haalt. De verhoging van het vakantiegeld tot 65 % van een maandloon kost reeds 71 miljoen. Trek dat bedrag van de 119 miljoen af, die hij voor koopkracht ter beschikking stelt, en er rest nog een kleine 50 miljoen. Voor de minister is de betere verloning van de directies prioritair; wat op zich correct is. Dan is geen marge meer om bv. de laagste looncategorieën op te trekken, want bijna alles is al opgebruikt. Het is duidelijk dat de minister met veel te weinig middelen over de brug komt.

De minister stelt: “het capaciteitsprobleem in onderwijs is veel kleiner dan in de non-profit”. Er moet niet te veel personeel bijkomen. Dus trekt hij er maar een peulschil voor uit (20 miljoen). Hij denkt o.a. aan het invoeren van het mentorschap. De scholen zijn reeds lang vragende partij voor extra personeel om stagiairs en startende leraars beter te begeleiden. De minister wil “morgen kampioen in gelijke kansen” zijn, aldus zijn beleidsnota. Dit vereist meer personeel, minder leerlingen per klas, extra personeel voor zorgtaken, enz. Of wil hij dit realiseren door het personeel harder te laten werken?

Loopbaan en kwaliteit

De SERV deed een onderzoek naar stress bij verschillende beroepen. Zij kwam tot de conclusie:“Bij onderwijs/zorgberoepen, middenkader/professionals en kader/directiefuncties kampt zowat een derde van de werknemers met stress. Bij deze beroepsgroepen is het aandeel dat zowel een zeer drukke (hoge werkdruk) als emotioneel belastende job heeft, hoger ligt dan bij de andere beroepen.”
De vakbonden ijveren reeds jaren voor het verlagen van de werkdruk. Het is duidelijk dat de minister daar geen oren voor heeft. Integendeel, hij doet de werkdruk nog toenemen.

Vanaf dit schooljaar heeft hij besparingen op personeel doorgevoerd. Hij liet het aantal lesuren niet stijgen met de groei van het aantal leerlingen/cursisten in het secundair en volwassenenonderwijs. Daardoor zakte het aanwendingspercentage van het lesurenpakket S.O. van 98 naar 96,57 %.

Hij schrapte 5% van het ondersteunend personeel, want door de informatisering zouden zij minder werk hebben. Iedereen weet dat de invoering van de informatica de werkbelasting helemaal niet verlaagd heeft. In de feiten vindt de minister de werkdruk in het onderwijs helemaal geen probleem.

De vakbonden eisen voor de nieuwe CAO herstel van het aanwendingspercentage aan 100%. Dan komt er meer ruimte voor de noden en de taken van het onderwijs, die elk jaar toenemen. De leerkrachten hebben nu het gevoel dat als ze het ene jaar wat taakverlichting krijgen, ze het jaar daarop terug kwijt zijn.

De éénmalige injectie voor de hogescholen was ook reeds toegezegd in de vorige CAO. Ook hier wil Vandenbroucke kost van 25 miljoen uit de pot van de nieuwe CAO halen.

De bonden dienden reeds in het voorjaar een eisencahier in. Men kan zich terecht afvragen of het wel de moeite loont over een CAO te onderhandelen waar bijna geen middelen tegenover staan. De minister moet beseffen dat hij op die manier het zo geroemde sociaal overlegmodel zelf ondermijnt. Moeten we niet eerst binnen de scholen het personeel informeren rond onze eisen en mobiliseren voor acties in stijgende lijn? Dan staan we veel sterker tegenover een minister die koppig aan zijn gelijk vasthoudt.

Naar 7 % van het BBP voor onderwijs

Voor elke gerechtvaardigde eis botst het onderwijspersoneel telkens weer op het gebrek aan middelen. België behoort tot de club van de meest welvarende landen ter wereld. De Scandinavische landen geven allen rond de 7 % van hun binnenlandse rijkdom (BBP) aan onderwijs uit, België geeft rond de 5 % uit. Zij kunnen er een onderwijs van hoog niveau met minder sociale ongelijkheid dan het onze realiseren. Waarom is dit bij ons niet mogelijk om voldoende middelen voor onderwijs vrij te maken?

“Winst Belgische bedrijven verdubbelt in 2004”, titelde de patroonskrant De Tijd (2 mei 2005). Intussen genieten de bedrijven van de ene belastingsverlagingen na de andere. Er worden geen tegenprestaties van extra tewerkstelling of arbeidsduurvermindering aan gekoppeld.
De bekostiging van de sociale zekerheid wordt in hoofdzaak door bijdragen op arbeid gedragen. Het kapitaal blijft buiten schot. Dit is het gevolg van maatschappelijke keuzes die onze politici maken. Die liggen in het verlengde van de Lissabonstrategie, die van Europa “de meest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld” wil maken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er te weinig middelen zijn voor de vergrijzing, de zorg- en welzijnssector, het onderwijs, permanente vorming, sociale huisvesting, enz. Dat de kloof tussen arm en rijk dieper wordt. Er moeten een vermogensbelasting komen waarbij de 10 % rijksten mee betalen voor de sociale zekerheid.

Eindeloopbaandebat

De uitkomst van deze strijd zal ook zijn weerslag hebben op de openbare sector en het onderwijs. In de “Oriëntatie van de federale regering voor de sociale partners” (21 september 2005) lezen we in de inleiding van het hoofdstuk “actief ouder worden” het volgende: “De maatregelen voor ouderen die hier worden voorgesteld, hebben betrekking op de privé-sector. Het spreekt voor zich dat ook in de openbare sector gepaste maatregelen zullen moeten genomen worden. Er zal verder met de regio’s overlegd worden hoe alle voorgestelde maatregelen zo goed mogelijk kunnen afgestemd worden op het beleid dat de regio’s zelf voeren”.

Vandenbroucke heeft zich bij de vorige CAO hardnekkig verzet tegen het verlengen van overgangsmaatregelen van de uitstapregeling op 58 jaar (TBS/PA), wat je kan vergelijken met het brugpensioen uit de privé. Wanneer de leeftijd in de privé wordt opgetrokken zal het onderwijs moeten volgen. Zo ook als er wordt ingegrepen in de pensioenregeling. “De maatregelen zullen bepalend zijn voor de volgende 20 tot 30 jaar.” zegde eerste minister Guy Verhofstadt.

De leerkrachten hebben er alle belang bij zich solidair aan te sluiten bij acties die de nationale vakbonden voeren. Samen kunnen we de asociale plannen van de regering tegen houden. De kruik gaat zo lang te water tot ze barst.