Een inspirerend hoofdstuk uit een ‘briljant’ boek

Facebooktwittermail

Ik las op mijn beurt de 15 bladzijden van het hoofdstuk 5 van ‘Onderwijs voor handen, hoofd en hart’ uit het boek ‘De miljonairstaks en zeven andere briljante ideeën om de samenleving te veranderen’ [Peter Mertens (red.), De miljonairstaks en zeven andere briljante ideeën om de samenleving te veranderen, EPO, Berchem, 2015.

Hieronder vertrek ik van enkele indrukken. Daarna vul ik mijn reflecties over deze bevlogen tekst telkens aan met eigen ervaringen en ideeën voor een onderwijs van de 21ste eeuw dat het verschil maakt voor alle kinderen en dat er evenzeer maatschappelijk toe doet.

De miljonairstaks en zeven andere briljante ideeën om de samenleving te veranderen

Eerste indrukken

Ik was over die 15 bladzijden best tevreden. Je kan of hoeft in dat korte bestek geen grote analyses uit te werken, maar je kan wel een aantal elementen naar voor brengen van watje belangrijk vindt. De gekozen elementen zijn interessant: ze laten ruimte voor verdere uitdieping.

Deze uitnodigende PVDA-tekst kan in progressieve basisgroepen ‘onderwijs’, in scholen, onder pedagogische begeleiders en onderwijsdeskundigen besproken en becommentarieerd worden en zo tot verdere,uitgewerkte voorstellen leiden. De tekst is dus een voorzet – om het in voetbaltermen uit te drukken– waarbij de auteurs, Mie Branders en Michaël Verbauwhede, ons uitnodigen om die voorzet ook binnen te trappen. Daarvoor alle lof.

Eigen reflecties

Een school voor handen, hoofd en hart. Deze uitdrukking komt uit onze eigen praktijk en uit ons eigen vocabularium bij vormingen in onderwijsmilieus. Ik spreek dan als leerkracht van ‘De Buurt’, waar ik lange tijd werkte. Ook zo’n kleine ‘alternatieve’ school in het centrum van Gent.

Hoofd, hart en handen (drie H’s): de uitdrukking van een ontwikkeling van de hele persoon. Een ‘holistische’ benadering zoals ook prof. Leo Apostel die voorstond. De tekst voegt er ook nog ‘benen’ en ‘voeten’ aan toe, om ook beweging en ontspanning een plaats te geven op school. Het idee is en blijft hetzelfde. Je kan inderdaad ook nog andere belangrijke elementen prominent benadrukken: emotie en‘spiritualiteit’ (te begrijpen als ‘spirit’ ontwikkelen, bedenken van ideeën, nieuwsgierigheid uitlokken, creativiteit) zitten ook in dat pakket van – wat essentieel is bij de drie H’s – de ‘totaalbenadering’.

Een lange gemeenschappelijke opleiding van zes tot zestien jaar, waarin de richtingen en de schooljaren niet zijn afgebakend. Ja, ik ben ook voorstander van het uitdiepen en uitwerken van dat idee dat de fantasie prikkelt.

Ik citeer de auteurs:

-*‘Elk kind mag het beste in zichzelf bovenhalen. En doordat iedereen met elkaar verdermoet, wordt er voor en met iedereen gewerkt’

-*‘Een latere keuze doet de ongelijkheid in een samenleving afbrokkelen. Het zorgt ook voor minder gescheiden werelden’

-*En verder, na het verhaal van de metser en de ingenieur-architect die elkaar op de werf frequent tegen het lijf lopen: ‘Ze hebben elkaar tot hun zestiende toch beter leren kennen.Dat kweekt een basis van respect’.

Uit een tekst die ik schreef na mijn bezoek aan Cuba, waar die gemeenschappelijke opleiding tot 16 ook is uitgebouwd, geef ik nog drie andere ideeën mee die in een onderwijs van de 21eeuw best gestalte mogen krijgen:

-*De gemeenschappelijke vorming start niet op zes! Neen, ik zag ook hoe in Cuba eigenlijk vanaf de geboorte de zorg voor de ontwikkeling met een door de gemeenschap georganiseerd wordt. Een vroege start met hulp aan de jonge ouders, met opvang en vroege voorschoolse opvang en kleuteronderwijs. Dat alles vergt een goede structuur en zo komen we bij een ander punt.

-*Inderdaad, een tweede idee uit Cuba : de structurele aanpak en de samenstelling van het schoolbestuur. Je ziet een netwerk van mensen en organisaties die de ouders ondersteunen. Je ziet dat scholen, samen met het wijk- en buurtleven, klaar staan om die toekomst van elk kindvorm te geven. Ik heb het hier vooral over kleuter- en lagere scholen. Je ziet verpleegsters, psychologen, therapeuten, buurtwerkers, vakbond, overheid…betrokken bij het beleid,het personeelsbestand of de leiding van de school. Dit leunt aan bij het idee ‘brede school’.

Zelf vind ik de band tussen buurt, gezin en school zeer belangrijk. Ik kon me vinden in de empowerment gedachten in het schoolwerkplan van de opstartende IQRA-school in Borgerhout, die daarvoor putte uit ervaringen in het naschools werken met kinderen uit diverse scholen en waar ouders betrokken werden en zelfs ook verplichtingen hadden om zich mee te engageren in de gevraagde investering naar hun kinderen toe.

-*Ander ideetje dat ik uit Cuba-onderwijsreis meepikte : na 16 volg je een meer gerichte opleiding die het meest aansluit bij je interesse en wat je verder wil uitdiepen. Daar ben je op die leeftijd wellicht wel achter gekomen.Je kiest voor wetenschap, voor een taalgerichte vervolmaking, voor technologie, voor muziek, theater, voor een technische specialisatie, voor beeldend werken, voor wiskunde,en blijf zo maar verder opsommen… Wat ook je keuze wordt,je kan die keuze al dadelijk in een systeem van ‘praktijktoets’ omzetten: je al bereikte kennis en vaardigheid en je begeestering (eigen keuze) zijn op16 al voldoende om ze via ateliers beschikbaar te maken voor kleuters en kinderen van het lager onderwijs. Terwijl de jonge 16-jarige zich verder verdiept, vormt en ontwikkelt is hij/zij tezelfdertijd ‘monitor’ voor de jongsten. Dat geeft een andere dimensie aan het leertraject van jongeren: wat je leert, keert terug en wordt gedeeld, in dit geval met de jonge kinderen. Je maakt je kennis en passie onmiddellijk sociaal nuttig. Hiermee zou er ook een steeds verzekerde input komen in het vrijetijdsaanbod (kwalitatief en qua omkadering), voor de naschoolse kansen,… Het maakt deel uit van de specialiserende opleiding na 16 jaar en kan gezien worden als een vorm van stage, van sociale taak.

Finland

Het blijft belangrijk te zeggen en te benadrukken dat hierbij ‘Leren en niet kopiëren’ geldt. Dat geldt voor alle voorbeelden uit andere onderwijssystemen, zoals het Finse of het Cubaanse. Of met de woorden van Pasi Sahlberg van het Finse ministerie van onderwijs: ‘En ik zeg niet dat alles goed komt als je precies doet wat wij in Finland gedaan hebben. Ik zeg alleen dat andere landen er misschien iets van kunnen leren’. Gezien de andere context, de andere samenstelling van de schoolpopulatie, de verschillende geografische en demografische situatie moet dit allemaal kritisch bekeken worden en niet klakkeloos gekopieerd.

Elk kind is een artiest

Onder die titel houden de auteurs een pleidooi voor een pedagogie en didactiek waarin het koesteren van zowel het ‘hoofd’ en het ‘hart’, als de ‘handen’ en de ‘voeten’ centraal staat.Heb ik iets tegen het koesteren van al deze talenten van kinderen? Ja en neen…

Enerzijds wil ik een brede scholing, een verdiepende scholing en een lange algemene, ruime vorming waarbij je voelt en beleeft, waarbij ogen, oren, en andere zintuigen geprikkeld worden en je dus constant kansen krijgt om nieuwe dingen te ontdekken en je kunt kiezen je hier en daar vast te hechten en iets uit te diepen… Door die brede waaier kan je inderdaad terecht komen bij wat je boeit en kan je je talenten ontwikkelen…Iedere persoon gun ik zo’n onderwijs. De persoonlijke ontplooiing kan er mee gebaat zijn. Maar…dat is maar één kant van de medaille:de puur individuele. In die puur individuele talentbenadering zit een dubbel gevaar:

  • Ik heb discussies gehad over de doorstroming van kinderen naar middelbaar en die gingen dan in de geest van : ’Heb je iets tegen een goede kapster? Neen, toch? ’Mijn kritiek gaat hier naar deal te vroege specialisatie en selectie, naar de afbouw van algemene vorming en de nood om die beschikbaar te houden in het curriculum van alle jongeren. Een puur individuele talentbenadering laat toe te zeggen: ’Er zijn nu eenmaal werkers en intellectuelen nodig.’Voor mij is een kapster helemaal niet tweederangs. Precies daarom wil ik dat die kapster ook haar recht op algemene vorming behoudt, dat zij leert hoe de maatschappij in elkaar zit, om inzicht te krijgen in en greep op de maatschappij en hoe ze te ‘maken’. Net die dimensie valt weg als je de talentontplooiing op te jonge leeftijd individueel benadert en ‘afbot’ op dat ene talent, in dit geval het ‘haarkappen’.
  • Onderwijs is net als zoveel in onze maatschappij afgebot tot een individuele competitie, een race. Ik vertel het in een beeld:aan de startlijn van de onderwijsrace melden alle kinderen zich aan. Hun outfit, uitrusting, hun materiaal… laat al een groot verschil zien (sommigen hebben zelfs verzorgers mee aan de start, zijn ingesmeerd, goed gevoed en krijgen nog vitaminen mee, kunnen genieten van extra snufjes, waar de anderen nog nooit van hoorden of niet eens het bestaan van af wisten). En toch spreken we over een ‘gelijke start’… De startlijn ligt voor iedereen op dezelfde plaats, dat is waar. De start wordt gegeven en de race kan beginnen. Je ziet snel de verbrokkeling, de uitval en… je kan de hele meute voorbijsteken met de motor om eens te zien hoe het vooraan gaat… Ieder gaat voor zichzelf… Voor eigen succes. ‘Wie maakt het? Go for talent! ’ Wie we vooraan zien, gaan we omkaderen, gaan we koesteren en laten doorgroeien…‘Accent op talent’. In die competitiecontext mis ik tegenover die individuele talentontplooiing een uitgewerkte onderwijsvisie om solidariteit te ontwikkelen en zorg voor elkaar te dragen. Ik mis opvoeding die uitdrukt dat we er maatschappelijk alleen op vooruit gegaan zijn als we met zijn allen voor iets ‘gingen’ en iedereen betro kken: als een idee leeft van onderuit en gedeeld wordt, kan ook iets gerealiseerd worden. Mijn ideeën hierboven over Cuba zijn bouwstenen van zulke visie.

Een andere bouwsteen wordt door Mie Branders en Michaël Verbauwhede aangehaald in het antwoord op de vraag of ‘goede’ leerlingen wel in de klas horen met minder vlotte studenten. Talrijke studies bewijzen dat het een win-winsituatie creëert, want ‘Leren doe je ook van elkaar’. Een stelling die ik ondersteun. Wetenschappelijk is het bewezen en wordt er al gewerkt met vele vormen van peer-tutoring: oudere kinderen inschakelen bij jongere kinderen om ze iets bij te leren. Bewezen is dat beide daardoor verbeteren. Maar het kan veel beter en veel verder gaan. Is er iets mis mee dat kinderen ingeschakeld worden en een deel van hun tijd gebruiken om ook anderen op te trekken? Is er iets mis mee als we meer inzetten op het betrekken en gemotiveerd houden van de hele groep door de inzet van de ‘rapsten’ te vragen en te organiseren? Door net het ‘sociale’ niet te ontwikkelen en uit te bouwen, krijgen we meer en meer tegenstand van conservatieven die dooddoeners de wereld insturen als ‘Onze kinderen zitten hun tijd te verdoen, ze worden opgehouden door de zwakkeren, ze missen uitdagingen.’

Is de dichtst bijzijnde school sociaal veel gemengder?

Ik werkte de meeste jaren als onderwijzer in het Gentse schooltje ‘De Buurt’. De keuze van de schoolnaam drukte al een welbepaald idee uit :een buurtschool, een school voor kinderen van de wijk, dichtbij, verbonden met elkaar in eigen woon- en leefomgeving.

Maar je ziet wel dat in zo één en dezelfde wijk zich ook al segregatie voordoet : scholen die in de ‘onderwijsmarkt’ van vandaag ofwel aantrekken,ofwel juist niet. Pogingen om deze scholen sociaal gemengd te maken zijn er, maar zijn niet zo simpel. Daarom is ook een meer centraal geplande gegarandeerde plaats voor elk kind in de dichtstbijzijnde school beter dan de shopping die er nu aan de gang is. De voorgestelde gedachtegang dat elk kind in eerste instantie een plaats krijgt aangeboden, vind ik dus OK.

Maar in de toekomst moet in de planning van ruimtelijke ordeningen huisvesting en in het woonbeleid een visie ontwikkeld worden om overal diversiteit centraal te stellen : er is ook in elke woon- en leefomgeving nood aan sociale mix.Het creëren van gemengde wijken met gemengde voorzieningen vormt een belangrijke schakel in het sociale weefsel, in de contactkansen met een diversiteit van mensen. Maatschappelijk erg belangrijk voor een wij-maatschappij.

Belangrijke uitgangspunten ruimer ‘school laten maken’

Onder de items ‘Je buurtschool: deel van je buurt’ en ‘School is warm en gastvrij’ lees ik belangrijke uitgangspunten. Ze trappen open deuren in, maar zijn in ons schoollandschap nog lang niet veralgemeend.

De school en hoe de arbeid de wereld schept

Het thema ‘arbeid’ wordt in het onderwijs wat vreemd aangevoeld en vaak vergeten, zowel in visie als qua pedagogische insteek. Ik breng hier – ter inspiratie–enkele bespiegelingen onder de aandacht.

Vanaf begin jaren tachtig werkte ik in ‘De Buurt’ in Gent. Ik had alvast de weg gevonden die leidde naar deze school in het centrum van Gent. De school wou niet ‘wereldvreemd’ zijn of ‘buiten de wereld’ staan. In die beginfase had o.a. Carl Medaer de opvattingen die in ‘De Buurt’ leefden neergeschreven in het boek ‘Kabouter tussen reuzen’. Pedagoog Carl Medaer had het daarin over arbeid en vertaalde die arbeid op een originele manier naar een pedagogiek. Het ’projectonderwijs’ werd het uithangbord waarmee ‘De Buurt’ zou uitpakken.

Ik had in die periode ook het geluk betrokken te raken bij de arbeidersstrijd op de scheepswerf van Temse. Jan Cap, hoofddélégué en stakingsleider, verwoordde een gedachte die ik mee zou nemen naar mijn werkveld in het onderwijs :‘Stalenplaten worden boten door de samenwerking van al de arbeiders die er al hun creativiteit in leggen. Die platen worden een boot, enkel en alleen omdat wij ze vervormen en ombouwen. Zonder arbeiders en hun vereende krachten, geen boot! Wij realiseren die meerwaarde met onze brute kracht, met ons vernuft.’ Ik was een inzicht rijker!

Deze ervaringen brachten mij bij enkele specifieke eigen inzichten:

  • Grijpen, begrijpen, ingrijpen: we moeten de werkelijkheid ‘grijpen’ en onderzoeken. Die levensechte ervaring levert kennis, begrip op. We moeten ‘grip’ krijgen op de materie, op wat we zien, horen, voelen, ruiken, proeven. Zo krijgen we inzicht en kunnen we ook ingrijpen waar nodig. Dat is het creatieve moment: ingrijpen is verandering aanbrengen op basis van de opgedane en verworven kennis. Jan Cap kon het plastisch uitdrukken en zeggen dat die plaat, die materie moest gegrepen worden en bewerkt worden en zo met alle creativiteit omgebouwd worden tot iets nieuws: een boot. De fierheid van de arbeiders over hun realisatie.
  • Een tweede inzicht: het leven zit vol van deze scheppende krachten. Een kind gaat ook op ontdekking en grijpt om zich heen, steekt de blokjes in de mond, voelt, ziet , ruikt,proeft…en doet er wat mee: stapelen,weggooien,in de mond aftasten… en zo ontdekt het de mogelijkheden en onmogelijkheden en komt tot inzicht en ontwikkelt de creatieve kennis om er wat mee te doen (ingrijpen). Is dat spel? Dat is arbeid: handelend bezig zijn om nieuwe dingen tot stand te laten komen. Creatief proces.
  • Ik onthoud uit het voorgaande vooral dit : die stalen plaat wordt nooit een boot als ze niet vastgepakt, ‘gekneed’ en bewerkt wordt EN dat is net wat arbeiders doen. Dit laatste – de waardering voor de werkende mensen – wordt nauwelijks meegegeven aan kinderen in de processen die ze zelf afleggen. Die link wel maken geeft respect voor de werkende mens (en het doet deugd als kinderen zo merken dat je hun werkende ouders ook waardeert) .Die link geeft ook maatschappelijk inzicht, maakt ons bewust en verbonden met de wereld van de werkenden. Die kansen kunnen we aangrijpen om kinderen te laten ervaren hoe door ‘samen’[en]‘werk(ing)’ er mooie dingen gerealiseerd kunnen worden. Voor mij lag hier ook een uitgangspunt om geschiedenis dichter bij de kinderen te brengen: de geschiedenis en de maatschappelijke veranderingen bekijken vanuit de rol van de ‘werkende mens’.

Er bestaan bronnen en boeken die geschiedenis niet als een reeks van troonsopvolgingen en losstaande feiten presenteren, als resultaat van slimme koppen, maar waar de rol van gewone mensen in de grote maatschappelijke veranderingen een rode draad vormen. De laatste jaren in mijn onderwijsloopbaan verbond ik de realisatie van iets concreets bij het maken en uitwerken van een project meer bewust met de geschiedenis van de mens en de werkende bevolking: het proces om van een probleem naar een concrete oplossing te komen en hoe dat ook door de werkende bevolking doorheen de tijd altijd opnieuw gebeurt in alles wat mensen door samenwerking tot stand brachten en brengen. We kunnen samen zoeken waar we behoefte aan hebben, wat onze noden zijn en zoeken welke oplossingen we kunnen vinden om die noden op te vullen. Als dat niet creatief en sociaal is. Als dat niet een ander accent inbrengt in ons onderwijs. Gekoppeld aan een onderwijs voor handen, hoofd en hart dat alle kinderen in diversiteit samenhoudt,staan we dichter bij wat maatschappelijk relevant is…

Sur le même sujet

Onderwijs voor handen, hoofd en hart In het boek “De miljonairstaks en zeven andere briljante ideeën om de samenleving te veranderen” (1) nemen Mie Branders en Michaël Verbauwhede (2) het onderwijsluik voor hun rekening. Zij komen op voo...