Voorbij het sprookje: lesgeven in coronatijden

Facebooktwittermail

Leerkrachten moesten drie weken geleden hun manier van lesgeven volledig en onvoorbereid omschakelen. Het klaslokaal werd ingeruild voor de PC of de laptop, de handboeken werden vervangen door online tools en het contact met de leerlingen verliep voortaan via Smartschool of smartphone. Dat ze die switch op twee, drie dagen tijd wisten klaar te krijgen, is indrukwekkend. Hieruit blijkt nog maar eens dat het leraarschap meer is dan een job. Het is een roeping, voor sommigen zelfs een passie.

Werklast

Het online lesgeven lijkt voor een buitenstaander op een sprookje en volgens de minister is het een makkie. De realiteit is minder rooskleurig. Voor de meeste leerkrachten is het thuisonderricht bijzonder zwaar en is de werklast – die al zeer hoog was – nog meer toegenomen. De taken en lessen die worden gegeven zijn nu volstrekt nieuw en dat vraagt heel veel voorbereidingstijd. Een instructiefilmpje maken oogt mooi, maar vraagt vele uren werk.

Daarnaast kruipt veel tijd in het verbeteren van online taken en vooral ook in het opvolgen van de leerlingen. In de ene klas werken leerlingen misschien goed mee en daar heb je dan weinig werk aan. Maar in de andere klas kan het gebeuren dat nog niet eens de helft van de groep op een instructie reageert, laat staan de les – online – volgt. En dan moet je die leerlingen proberen te contacteren, ze aan te moedigen, … Sommige klasgroepen verkeren in vakantiestemming en geven geen of weinig respons. Frustrerend en tijdrovend.

Combinatie gezin en lesgeven

En dan is er natuurlijk de combinatie van online thuisonderricht en de opvang van de eigen kinderen. Vooral voor leerkrachten met jonge kinderen is dat een heel zware dobber. Baby’s en peuters vragen constant aandacht. Geef maar eens les, terwijl je een pamper moet verversen of een kleine op je schoot kruipt. Ook lagere schoolkinderen of kinderen uit het secundair moeten geholpen worden met hun huiswerk. Een leerkracht vertelde aangeslagen dat hij zijn dochter voor het tv-scherm moest zetten om een live sessie te kunnen doen.

Dat komt boven op de spanningen die er in het gezin al zijn omwille van het ‘huisarrest’, dicht op elkaars lippen, onzekerheid over de toekomst, angst om zelf besmet te geraken tijdens het winkelen, schrik dat je bejaarde ouders besmet geraken, enz. Vooral voor jonge gezinnen zijn er weinig momenten van rust. Er is geen scheiding meer tussen privé en werk. Echte gezinsmomenten worden heel schaars.

Geen evidentie

Online lesgeven is voor praktisch alle leerkrachten onbekend terrein. Ze zijn er niet mee vertrouwd en sommigen missen de digitale know how. Het is voor velen een hoge drempel. Technisch loopt er ook gemakkelijk iets mis: zwakke WiFi-verbinding, te oude computer om vlot digitaal les te geven, micro valt uit, … Bij anderen is er wel een goeie laptop, maar die moet dan gedeeld worden met de partner of de andere kinderen van het gezin.

Bert geeft les in het bso en zet op een rijtje waarom dat bij hem niet evident is: “Ik heb er helemaal geen ervaring mee, zoals de meeste collega’s, denk ik. Ik heb vooraf niet kunnen oefenen, ik vraag mij dan ook af hoe kwaliteitsvol mijn eerste lessen zullen zijn. Mijn klassen hebben het al moeilijk om iets te volgen in een klaslokaal als er fysieke aanwezigheid is. Nu ligt dat nog veel moeilijker. Ik beschik bij mij thuis niet over een bord, beamer, enzovoort om iets te tonen. Ik moet zelf lesgeven met twee kinderen in de buurt en dat maakt het lesgeven zeer onrustig.”

Laura, een andere praktijkleerkracht bevestigt dat: “Online lesgeven is moeilijk, ik kan wel taken voorzien op Smartschool, maar deze kan ik niet aanschouwelijk maken voor de leerlingen, omdat ik geen didactisch materiaal kan gebruiken thuis. Bovendien is de aandacht behouden van de leerlingen tijdens de les al moeilijk, laat staan bij hen thuis.”

Kloof

Covid-19 dreigt de grote kloof, die er al was tussen sterke en zwakke leerlingen, nog groter te maken. Voor leerlingen met een comfortabele thuissituatie zal het online lesgeven wellicht redelijk goed meevallen. Maar voor heel wat leerlingen is die context niet zo gunstig. Er is geen ouder die in staat is hen didactisch te begeleiden of soms is er zelfs geen ruimte om rustig online te kunnen werken. Leerlingen hebben ook niet altijd voldoende digitale vaardigheden om zelf iets te maken als huistaak. Voor het mondelinge aspect bij een taalvak is dat bijvoorbeeld een probleem. Er kunnen bij leerlingen ook problemen opduiken met internetverbinding, software die niet goed werkt, enzovoort.

Pascal: “Het is gebleken dat de meeste van mijn leerlingen (tweede graad bso) niet in staat zijn om online opdrachten uit te voeren. Ik twijfel eraan of het mogelijk is om op een fatsoenlijke manier aan afstandsonderwijs te doen met onze leerlingen, zeker niet als dat weken blijft duren.”

Joris: “Ik hou met al mijn leerlingen contact. Zij geven aan dat er heel veel op hen af komt. Voor sommigen is de planning gewoon rampzalig. Als er dan geen ouders zijn die kunnen ondersteunen, dan wordt dit problematisch. Dit mag niet op rekening van deze kinderen komen. Zij zijn slachtoffer, geen dader of profiteur van deze coronacrisis.”

Zin voor relativering

Het meest dringende nu is dat zoveel mogelijk leerlingen slagen en dat de zesdejaars van het secundair hun diploma halen. In dat verband vraagt Sofie, leerkracht geschiedenis wat relativeringszin: “Wij en de leerlingen zijn zelf slachtoffer van de hele situatie. Wij, net als de kinderen op school, leren heel wat vaardigheden die buiten de strikte vakken vallen: burgerzin, burgerplicht, solidariteit, … Dit kan even zinvol zijn als de leerstof. Ik zie deze periode niet als ‘verloren’. Ik denk dat we moeten vermijden om alle gemiste leerstof in de leerlingen te proppen. Het worden geen minder goede mensen of werkkrachten, omdat ze enkele leerstofonderdelen of vakken zullen missen.”

“Ik denk dat er erg hard moet nagedacht worden over wat er echt essentieel is naar het volgende jaar toe. Dit kan voor mij zelfs betekenen dat sommige vakken even op de achtergrond verblijven. Ik heb er geen probleem mee indien dit bijvoorbeeld voor geschiedenis zou gebeuren. De leerlingen zijn geschiedenis aan het schrijven. Dat lijkt me op dit moment voldoende.”

Carine Dedeygere

Dit opiniestuk verscheen eerder op De Wereld Morgen