“Als nood wet breekt: onderwijs is een recht voor elk kind, ook in Brussel”

Facebooktwittermail

De regering van het Brussels Gewest heeft begin juli 2011 beslist 9 miljoen euro te besteden aan het (Nederlandstalig en Franstalig) onderwijs in Brussel. De aanleiding voor deze maatregel is de nijpende nood aan capaciteitsuitbreiding want er zijn in Brussel op korte termijn tientallen nieuwe scholen nodig. De Vlaamse regering vecht deze beslissing van de Brusselse gewestregering aan omdat onderwijs in België geen bevoegdheid is van de Gewesten maar van de Gemeenschappen. De Vlaamse minister-president stapt zelfs naar het Grondwettelijk Hof om deze beslissing ongedaan te maken.

We publiceren hieronder een open brief van Jean-Luc Vanraes, Minister van Financiën en Begroting in de Brusselse regering, collegelid van de VGC bevoegd voor het Nederlandstalig onderwijs, aan de Vlaamse minister-president Kris Peeters. Kan men deze vrij ongewone démarche enkel verklaren door het feit dat de partij van Vanraes (Open VLD) geen deel uitmaakt van de Vlaamse regering? Wie de open brief van Vanraes leest, krijgt op zijn minst een idee van de uitdagingen waarvoor het onderwijs in Brussel staat en vraagt zich af welk positief alternatief de Vlaamse regering dan wel in petto heeft om de dringende noden in Brussel te lenigen.

We merken op dat een belangrijke reden waarom het Vlaams onderwijs vandaag (veel) méér geld per leerling kan besteden dan het Franstalig onderwijs, gelegen is in het feit dat de transfert van het Vlaams Gewest naar de Vlaamse Gemeenschap (zij vormen samen trouwens één regering) veel groter is dan vanuit het Waals Gewest naar de Franse Gemeenschap. Men kan dus niet beweren dat de gewesten niets met onderwijs te maken (mogen) hebben.

Deze affaire illustreert eens te meer dat de communautarisering (van het onderwijs) leidt tot kleinzielige politiek. Op de kap van de kinderen die het ongeluk hebben tot het verkeerde taalregime te behoren.

“Als nood wet breekt: onderwijs is een recht voor elk kind, ook in Brussel”

Geachte minister-president,

Met grote verbazing vernam ik na afloop van de laatste vergadering van uw regering voor de vakantie het nieuws dat uw Vlaamse regeringsploeg naar het Grondwettelijk Hof stapt tegen de begrotingsbeslissing van de Brusselse regering om 9 miljoen euro aan het onderwijs in de hoofdstad te geven.

Uw beslissing heeft mij op twee vlakken erg geraakt en ontgoocheld. Ten eerste als Vlaamse Brusselaar. Tot nader order ging ik ervan uit dat mijn gemeenschap waartoe ik behoor, de Vlaamse Gemeenschap, Brussel een warm hart toedroeg en zij een maatregel die het Vlaams onderwijs ten goede komt, dus zou ondersteunen. Indien straks de beslissing van het gewest vernietigd zou worden, ziet het Vlaams onderwijs in Brussel dus 20% van de 9 miljoen euro aan zijn neus voorbijgaan. Vandaar mijn ontgoocheling over uw klacht.
Uw beslissing ontgoochelt omdat in uw eigenste Vlaams regeerakkoord uitdrukkelijk staat vermeld dat u een norm hanteert waarbij ten minste 30% van de Brusselse bevolking in aanmerking komt voor ondersteuning door het Vlaams beleid (300.000-norm) en de aanwending van ten minste 5% van de totale Vlaamse gemeenschapsuitgaven in en voor de hoofdstad bestemd zijn. De voorzitter van het Vlaams Parlement Jan Peumans herinnerde daar nog aan tijdens zijn 11-juli-toespraak. Indien u voldoende investeert, naar de normen, in de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, dan zijn dergelijke gewestbeslissingen absoluut niet nodig.

Maar uw beslissing heeft mij nog het meest ontgoocheld omdat het hier om kinderen gaat en om het recht van die kinderen op kwaliteitsvol onderwijs. Artikel 28 van het Kinderrechtenverdrag zegt dat staten het recht van het kind op onderwijs moeten erkennen. Indien de beslissing van de Brusselse regering wordt vernietigd, dan zijn alleen de Brusselse kinderen daarvan het slachtoffer. Mocht u een juridische overwinning boeken, dan nog wens ik u veel succes om dit uit te leggen aan de ouders van kinderen die straks geen plaats meer hebben op de Brusselse schoolbanken.

Al uw juridische bezwaren ten spijt, ben ik van mening dat elke overheid de plicht heeft om het grondrecht op onderwijs te garanderen. Dat is dan ook het fundamentele uitgangspunt van de onderbouw van de beslissing die de Brusselse regering heeft genomen. ‘Nood breekt wet’, zo heet dat. Onderwijs is de eerste en voornaamste oplossing voor de problematiek van de sociale achtergesteldheid, de tewerkstelling en de armoede. De gemeenschappen dragen hier een essentiële verantwoordelijkheid.

Ik moet u de ernst van het capaciteitsprobleem in de Brusselse scholen niet schetsen. U kent de cijfers: tegen 2015 moeten we liefst 15.000 nieuwe plaatsen bijmaken waarvan de Vlaamse Gemeenschap 20% voor haar rekening zal nemen. De voorbije maanden nam ik in Brussel de regie op mij om alvast langs Vlaamse kant een begin van oplossing te creëren. Concreet: liefst 30 reële projecten liggen ter tafel. In 2011 voorzag de Vlaamse Gemeenschap 8 miljoen euro voor acht projecten in het basisonderwijs, die op termijn goed zijn voor 1.800 nieuwe plaatsen. Met als voorwaarde dat er de komende jaren ook wordt geïnvesteerd in de voortzetting van deze gestarte projecten. Voor 2012 is er nog 22 miljoen euro nodig voor de 8 overige dossiers die reeds werden ingediend, maar niet weerhouden. Op termijn leveren deze dossiers 1.700 plaatsen op. Tevens is er 15 miljoen euro nodig voor de 14 nieuwe dossiers. Op termijn leveren deze dossiers 1.500 plaatsen op. In totaal is er voor 2012 dus liefst 45 miljoen euro nodig van de Vlaamse Gemeenschap. Aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) wordt daarnaast nog eens 25 miljoen euro gevraagd.

Maar begrijp me goed, het gaat niet alleen over de Vlaamse Gemeenschap. Ook langs Franstalige kant merk ik dat de minister van Onderwijs met de remmen dicht rijdt en niet de nodige middelen voorziet om de capaciteit in het Franstalig onderwijs in Brussel uit te breiden. Ik maakte mijn Franstalige collega’s in de Brusselse regering daar herhaaldelijk attent op, en ze begrepen mijn bekommernis. Vandaar dat ‘alle’ ministers van het Brussels Gewest collegiaal en unaniem beslisten om eenmalig gewestgeld te stoppen in onderwijs, over de taalgrens heen. Alle gemeenschappen moeten dus voor hun onderwijs opkomen, wat meteen een waarborg is voor de tweetaligheid in de hoofdstad.

Uw regering stelt de wettelijkheid van de Brusselse beslissing in vraag. Er zal immers gewestgeld naar het onderwijs gaan, een gemeenschapsmaterie, zo luidt het en zo moet het ook blijven. Het verbaast mij dat u de uitgave van het gewest in twijfel trekt, want het Brussels Gewest maakte u de juridische onderbouw van zijn beslissing over. Deze bevat naast de verplichting van elke overheid om erover te waken dat elke leerling binnen een redelijke afstand een school moet vinden, nog andere elementen. Gewesten hebben zo bijvoorbeeld inzake ruimtelijke ordening de bevoegdheid om gronden uit te rusten voor diensten, aan stadsvernieuwing te doen of een grond- en pandenbeleid te voeren. De eenmalige financiële injectie van het gewest voor onderwijs kan perfect binnen dit bevoegdheidsconcept gekaderd worden. Een strategisch project gericht op de versteviging van onderwijsfuncties in Brussel kan zo een element van stadsvernieuwing zijn. Nog meer, inzake de bevoegdheid ruimtelijke ordening kan het gewest door stedenbouwkundige verordeningen instaan voor de veiligheid van publiek toegankelijke gebouwen. Wanneer schoolgebouwen overbezet geraken en niet meer aan de veiligheidsvoorschriften voldoen, zegt de logica toch dat de Brusselse overheid hier kan ingrijpen.

De vraag tot vernietiging door de Vlaamse regering van een beslissing van het Brussels Gewest leidt ons onvermijdelijk naar de toekomstige structurele bindingen tussen Brussel en Vlaanderen. Dergelijke interferenties tussen regeringen zijn immers slecht voor de goede werking van de overheid waarvan de burgers de eerste slachtoffers zijn. De groei van Brussel, de verjonging, de internationalisering hebben invloed op materies zoals onderwijs, kinderopvang, werk, huisvesting en mobiliteit. Ik merk dat er tijdens de onderhandelingen voor de vorming van een federale regering tal van pistes voor Brussel op tafel kwamen. Wat er ook uit de bus komt, het zal een oplossing moeten zijn die goed is voor Brussel en ook voor Vlaanderen. En waarbij de Vlaamse Gemeenschap haar (financiële) verantwoordelijkheid blijft dragen in het Brussels Gewest. Als dit ook effectief gebeurt, zijn dergelijke gewestbeslissingen voor onderwijs immers niet nodig.

Met vriendelijke groeten,

Jean-Luc VANRAES

Minister van Financiën en Begroting in de Brusselse regering, collegelid van de VGC bevoegd voor het Nederlandstalig onderwijs.

19 juli 2011.