Het veiligheidsdiscours dringt door tot het onderwijs

Facebooktwittermail

Het onveiligheidsgevoel dat onze samenleving al een geruime tijd in zijn greep houdt, lijkt nu ook door te dringen tot in de scholen. In dit artikel wil de auteur enkele vragen stellen bij het veiligheidsbeleid dat nu maar al te vaak naar voor wordt geschoven als oplossing voor het probleem. Niet om de ogen te sluiten voor crimineel gedrag, noch voor de gevolgen ervan. Leren is niet mogelijk in een gewelddadige omgeving en geweld kan succesvol worden tegengegaan d.m.v. discipline en gezag.

Bewakingscamera’s en metaaldetectoren aan de schoolpoort, de aanwezigheid van bewakingsagenten op het schoolterrein, samenwerking tussen school, politie en justitie, drugsrazzia’s, registratie van probleemjongeren, veiligheidsaudits, opleidingen crisismanagement, mobiele veiligheidsteams, de opschorting van de kinderbijslag, enz. Of deze maatregelen nu typerend zijn voor het onderwijssysteem in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk of betrekking hebben op onze Belgische scholen, ze bevestigen een duidelijke trend in het huidige onderwijsbeleid en zijn kenmerkend voor een tijdsgeest getekend door een veiligheidsmanie.

Crimineel gedrag en hun oorzaken

Het crimineel gedrag waarmee onze samenleving en scholen wordt geconfronteerd, valt moeilijk op een eenduidige manier te verklaren. Zoals we reeds in een vorig dossier (1) opmerkten, ontbreekt het vele jongeren aan een algemene opvoeding die hen in staat stelt om vreedzaam met anderen samen te leven. Dit alles met ernstige gevolgen voor de betrokken slachtoffers. Toegegeven, gewelddadige jongeren hebben vaak te leiden onder een gebrekkige opvoeding en non-communicatie. Maar, is menselijk gedrag niet in de eerste plaats het resultaat van de materiële en culturele context? Het lijkt me onterecht, jongeren en hun ouders te stigmatiseren als “weer zo’n jongere die..” of “weer zo’n ouder die..”, zonder rekening te houden met de omstandigheden waarin zij leven.

Welke kenmerken kunnen ons helpen de vaak harde en onmenselijke relaties en problemen binnen de schoolmuren, te verklaren? Al meer dan dertig jaar heerst er een besparingspolitiek met een nefaste sociale achteruitgang als gevolg. Ook de directe toekomst belooft niet veel goeds op dat vlak. Het lijkt er immers op dat we nog maar eens zullen moeten betalen voor een crisis waar we niet om hebben gevraagd: massale werkloosheid, een jacht op werklozen, werkonzekerheid, besparingen in de openbare sector, enz.. Het gaat hier allerminst om randverschijnselen: in België leeft vandaag meer dan één op de zeven mensen onder de armoedegrens. Kansarme jongeren nemen de moeilijke thuissituatie – erbarmelijke huisvestiging, tekortkomingen op vlak van gezondheidszorg, huiselijk geweld, depressie enz. – vanzelfsprekend mee naar de klas. Maar ook bij kinderen uit middenklasse-gezinnen doen zich spanningen voor. Denk daarbij maar aan de stress die een alsmaar meer onzekere arbeidsmarkt met zich meebrengt. Voor sommige kinderen gaat het zelfs over een combinatie van sociale achterstelling en stigmatisering ten gevolge van hun afkomst. Geen wonder dat zij vaak “in de marge” belanden.

In België kennen we hier bovenop een onderwijssysteem dat sociale ongelijkheden versterkt en de meest kwetsbare jongeren concentreert in zogenaamde gettoscholen, waar de situatie vaak als problematisch kan worden gedefinieerd.

Wat ook meespeelt is ‘de heersende cultuur’, het ideologisch bad waar wij sinds de crisis van de jaren ’70 met z’n allen in zijn ondergedompeld, uitdrukking van de ‘nieuwe geest’ van het kapitalisme: een ontkenning van het collectief belang en de solidariteit in het voordeel van het individualisme, de verheerlijking van geweld, de ‘struggle for life’, de uiterlijke schijn, de concurrentie van allen tegen allen. Veel ingrediënten van respectloosheid en agressie werden hierbij gestimuleerd. Leraren of opvoeders die willen opkomen tegen deze dominante ideologie, stuiten zeer snel op een aantal geduchte tegenstanders: alsmaar meer afstompende media, opdringerige reclame, hypergewelddadige videospelletjes, een steeds cynischer economisch discours en dito werkgevers…

En bij dit alles zitten onze scholen op de koop toe in ernstige problemen. Ze werden het slachtoffer van de bezuinigingsrondes in de jaren ’80 en ’90, en zijn sedertdien wanhopig op zoek naar meer middelen. Toch zal er ook nu weer bespaard worden op onderwijs.

Men kan het dus wel degelijk hebben over toenemende bestaansonzekerheid en sociaal geweld. Het is zelfs zo dat een alsmaar groter deel van de bevolking hiermee te maken krijgt.

Een andere weg is mogelijk

Het is mogelijk om het geweld en het onveiligheidsgevoel terug te dringen, maar dan moet in de eerste plaats gebroken worden met het geïnstitutionaliseerde economisch geweld. De ‘vrije marktdemocratie’ moet plaatsruimen voor een echte democratie. Een democratie waar de individuele behoeften en ontwikkeling worden gegarandeerd zonder dat het gemeenschappelijk belang in het gedrang komt. Een echte democratie die, bijvoorbeeld, streeft naar volledige werkgelegenheid door het verdelen van werk zonder loonsverlies, een beleid dat investeert in openbare diensten, en dus ook in nieuwe tewerkstellingsplaatsen. Een maatschappelijk project waar voor elke jongere fatsoenlijk werk wordt gewaarborgd, veeleer dan ‘koste wat het kost’ de pensioengerechtigde leeftijd op moet worden gedreven om toch maar concurrentieel te blijven. Op stedelijk vlak zou men zich bijvoorbeeld kunnen richten op het bevorderen van een sociale mix, in plaats van gentrificatie en gettovorming te organiseren.

Op vlak van onderwijs, stellen we een lange gemeenschappelijke basisvorming voor waar alle jongeren een veelzijdige opleiding krijgen. (2) Stimuleer sociale diversiteit in alle scholen, voorzie voor iedereen een algemene en polytechnische opleiding, zorg voor voldoende begeleiding en timmer aan een pedagogische visie die vroegtijdig schoolverlaten tegengaat, creëer open scholen met een vreedzame pedagogisch project als leidraad.
Maar aan deze voorstellen hangt een dubbel kostenplaatje voor onze beleidsmakers. Zij zouden geld moeten vrijmaken, daar waar het zich de laatste decennia alsmaar meer heeft opgehoopt. Bij die paar tienduizend schatrijke families die hun fortuin gevoelig hebben kunnen opdrijven, maar … helemaal niet geneigd zijn om spontaan te delen in hun rijkdom. Ook zouden ze flink tekeer moeten gaan in een wereldje waar ze zich eigenlijk wel heel erg goed thuis voelen.

Vanwaar de keuze ‘veiligheid voor alles’?

Ze zullen zelf graag het tegendeel beweren, maar mij lijkt niet dat onze politiekers onderdrukt worden door oppermachtige marktmechanismen, integendeel. Ze schikken zich, mijns inziens, maar al te graag naar de wetten van de markt. Alle traditionele partijen hebben hun schouders op de één of andere manier bewust onder de markteconomie gezet. Het lijkt haast een eeuwigheid geleden dat christendemocraten, socialisten en groenen – vaak zelfverklaarde ‘humanisten’ en ‘linksen’ – afzagen van een breuk met het kapitalisme. Maar zelfs wanneer ze ‘zich schikken naar’ de dictaten van de economische en financiële elite (waar ze dichterbij staan dan je zou vermoeden (3), trachten onze politieke tenoren de schijn hoog te houden. Met gebalde spieren verschijnen ze voor de camera’s. Niet om sociale uitsluitingmechanismen aan te klagen maar om heldhaftig de gevolgen ervan, het ‘toenemende geweld’, te bestrijden. Het ‘veiligheid voor alles’-verhaal verkoopt als zoete broodjes (4). Een sociologische lezing van delinquentie is vandaag dan ook ver te zoeken.

Alle regerende partijen, rechts en links, hanteren dezelfde individualistische, typisch liberale, benadering “De politiek in haar geheel, met uitzondering van de groenen (jaren ’90, nvdr), lijkt te geloven dat er geen alternatief is voor een markteconomie en dat de staat er vooral is om mensen aan te moedigen –en als het niet anders kan- te dwingen om zich in haar rangen te sluiten. Niettegenstaande, erkent ook bijna iedereen dat dit beleid uitsluiting, onveiligheid en marginalisering creëert, ‘sociale risico’s’ die goed beheerd dienen te worden en daar waar mogelijk moeten worden voorkomen. Dit beheer dient niet langer (.. .) om conflicten tussen sociale klassen te vermijden, maar om risico’s te voorkomen, in functie van de individuele rechten en plichten “(5).

Solidariteit als tegenwicht

Laten we onszelf niets wijsmaken: veranderingen van overheidswege zullen er niet vanzelf komen. Enkel de onophoudelijke druk van progressieve leerkrachten -en dit op verscheidene fronten- kan een politieke koerswijziging afdwingen. Zowel in de klaslokalen als in onze scholen kunnen we eraan werken om respectvolle relaties te onderhouden met onze jongeren (1). Maar ook op vakbondsniveau, binnen verenigingen en op politiek vlak, moeten we ons verenigen en bouwen aan een tegenmacht die de loop van de geschiedenis kan keren. Op weg naar een vreedzame, juiste wereld.

Philippe Schmetz

Noten

1. La violence: causes et pistes, L’école démocratique, nr. 31, september 2007. Beschikbaar op onze website: http://www.skolo.org/spip.php?rubrique35 (dit dossier bestaat niet in het Nederlands)

2. Zie Ovds-programma in 10 punten, De democratische school, nr. 26, december 2006

3. Geoffrey Geuens, Tous pouvoirs confondus – État, Capital et Médias à l’heure de la mondialisation (EPO, 2002)

4. Met een typisch Belgisch tintje door zijn communautaristisch discours.

5. Carla Nagels, criminoloog, ULB, geciteerd in: http://www.lesdoigtsdanslacrise.info/index.php?post/2008/01/27/Les-recidivistes (online 18/08/10)