Ondanks de controverse begint volgend jaar het thuistaalproject in het Gentse stedelijk onderwijs.
Toen schepen Rudy Coddens (SP.A) in maart 2008 zijn plannen uit de doeken deed om in vier Gentse scholen ’thuistaalprojecten’ op het getouw te zetten en in twee scholen zelfs – beperkt – les te geven in het Turks, leidde dat tot enige controverse en zelfs tot vragen in het Vlaams Parlement. Op 22 mei zette het schepencollege het licht op groen om toch door te gaan met de thuistaallessen. In vier scholen – Piramide, Mandala, Mozaïek en Sint-Salvator – zullen de talen van de leerlingen een ruimere plaats krijgen in de lessen. Bijvoorbeeld door liedjes te leren uit de verschillende taalgroepen, door een meertalige muurkrant…
‘Door hen te laten aanvoelen dat we hun taal ook waarderen, proberen we de allochtone leerlingen meer open te laten staan voor het Nederlands.’, zegt de schepen.
In twee van die scholen, de stadsschool Mandala en de vrije school Mozaïek, willen ze zelfs een stap verder gaan. ‘Daar kunnen Turkse kinderen die niet zo taalvaardig zijn in het Nederlands, leren lezen en schrijven in hun eigen taal’, zegt Coddens.
Op dat aspect van zijn plannen kwam het meeste kritiek, zegt Coddens. ‘Maar daar houden we rekening mee. Zo was er in de oorspronkelijke plannen sprake van vier tot acht uur les in het Turks per week, dat is nu verminderd tot gemiddeld vier uur.‘
‘Sommigen vreesden ook dat we die kinderen nu minder in contact zouden brengen met het Nederlands, maar ook dat is zeker niet de bedoeling. Ouders die hun kinderen in dit programma laten stappen, zullen we vragen om de kinderen ook in de naschoolse opvang te laten, waar er dan weer meer Nederlands is. Zo moeten de kinderen iedere week een Nederlands taalbad van 28uur krijgen – even veel als er normaal lestijd is op de basisscholen.‘
De stad wil bovendien de allochtone ouders veel nauwer betrekken bij de taalopvoeding van hun kinderen. ‘In dit project zullen we, door extra begeleiding, bereiken dat taal een veel centralere plaats krijgt in die gezinnen. We willen hen stimuleren om hun kinderen voor te lezen, bijvoorbeeld door af en toe voorleesboekjes mee te geven in twee talen. En we willen allochtone ouders vooral aanzetten om hun kleuters naar school te sturen en niet te makkelijk thuis te houden. Want dat is vaak een probleem. Zo missen die kinderen op jonge leeftijd contact met het Nederlands.’
Het project moet volgend schooljaar beginnen in de derde kleuterklas van de twee deelnemende scholen. Het jaar erna breidt het eerst uit naar het eerste leerjaar en een jaar later naar het tweede leerjaar. De universiteit zal het project op de voet volgen en evalueren.
De eindevaluatie is voor het schooljaar 2011-2012: dan zitten de kinderen die het project zijn begonnen, in het derde leerjaar en krijgen ze alleen nog les in het Nederlands.
(Bron: De Standaard, 23 mei 2008 )