Alfabetisering en onderwijs in Venezuela

Facebooktwittermail

In Venezuela heeft de linkse president Hugo Chavez op 3 december 2006 opnieuw de verkiezingen gewonnen. Sinds Chavez in 1998 aan de macht kwam en zijn “bolivariaanse revolutie” begon, leerden anderhalf miljoenen volwassenen leren en schrijven. Over de verwezenlijkingen op onderwijsvlak gaat onderstaand artikel, dat van de hand is van de Belgische journalist Michel Collon, die een boek voorbereidt over Venezuela 1Het gaat om het boek “Les 7 péchés d’Hugo Chavez”.

‘Toen mijn zoon naar school ging, kon ik hem niet helpen met zijn huiswerk. Maar mijn kleinzoon, die ga ik nu kunnen helpen!’. Carmen is 72, en haar glimlach is een zon die de ‘Club’ verlicht, een somber en kil kamertje waar we zijn op deze julimorgen.
We zijn in Guarenas, een voorstad van de hoofdstad Caracas. De ‘Club’ is een klein eenvoudig activiteitenlokaal, op het gelijkvloers van een gebouw type ‘betonblok’ .Veeleer treurige gebouwen, op zo’n meter van de rand van de snelweg. De vrije ruimtes zijn natuurlijk zeldzaam in dit zeer oneffen reliëf, maar de architecten uit de jaren ’60 hebben zich niet erg bekommerd om de levenskwaliteit. Op de binnenkoer springen enkele kinderen onophoudelijk spelend op een oude Chevrolet van de jaren ’70 die al lang met pensioen is.

Binnen leren we andere ‘gepensioneerden’ kennen, maar die zijn volop actief. En de grijze indruk die het decor maakt, vervaagt snel met de warmhartige ontvangst door Carmen en haar vrienden. Die oude dynamische dametjes hebben hun kakelbonte, helgekleurde mooie rokken aangetrokken, met daarover verblindend witte blouses. En ze maken zich klaar om ons een klein spektakel met traditionele dansen aan te bieden.

De aanleiding voor dit feestje is de plechtige overhandiging van de diploma’s van de alfabetiseringscampagne’ Missie Robinson’. We zijn met 4 buitenlanders gekomen (een New Yorker, een Indiër, een Cyprioot en ik) om ter plekke te ontdekken hoe dit nieuwe Venezuela en zijn ‘missies’ er uitzien. In deze kleine wijk heeft de alfabetisering 35 personen tussen 23 en 83 jaar bevrijd.

‘Carmen, wil je voor onze vrienden voorlezen wat er op het bord staat?’ vraagt een jonge vrouw die de activiteiten van de groep coördineert. Carmen antwoordt langzaam: ‘De hoofdstad van Venezuela is Caracas’. Applaus. ‘Maria, kun je hier op het bord die berekening maken?’. “Vijf plus twee is zeven”. Applaus. ‘Gladys, kan je op deze kaart de Verenigde Staten aanwijzen?’. De vinger weifelt een ogenblik. ‘Hier’. Applaus.
Banaal? Voor ons misschien, maar niet hier. Drie maand geleden hadden Carmen, Maria en Gladys die simpele vragen niet kunnen beantwoorden. Ze maakten deel uit van het anderhalf miljoen anafalbeten om wie zich niemand bekommerde.

Dat mirakel gebeurt zowat overal in dit nieuwe Venezuela. Celsa, een andere jonggediplomeerde van 73, stort haar hart uit.’Ik heb nooit naar school kunnen gaan. Mijn familie was arm en ik ben heel vroeg met mijn moeder moeten gaan werken om te overleven. Op mijn 73ste kon ik eindelijk leren lezen en schrijven. Dankzij onze president!’

Analfabetisme: fataliteit, of schending van de rechten van de mens?

Als Chavez in 1998 president wordt, erft hij een rampzalige situatie op onderwijsvlak. Venezuela telt anderhalf miljoen analfabeten. 2 miljoen mensen hebben zelfs de lagere school niet beëindigd.
Venezuela besteedt nauwelijks 2,8% van zijn jaarlijkse productie (BNP) aan zijn onderwijs. Vergelijk met de 5 à 6% in de rijke landen.

Het lage kennisniveau vloeit rechtstreeks voort uit de armoede. Venezuela kan dan wel al 80 jaar mooi profiteren van het petroleummanna, maar het petroleumgeld heeft een heel klein aantal zakken, of veeleer brandkasten gevuld. In 1999 bijvoorbeeld leeft meer dan 60% van de bevolking onder de armoedegrens. Gevolg: veel kleine kinderen beginnen aan de lagere school zonder naar de kleuterschool te zijn geweest en komen serieus proteïnen en calorieën tekort, en dat vermindert hun schoolcapaciteiten. Vooraleer ze starten, zijn ze al tot mislukken gedoemd.

En de uitsluiting slaat massaal toe… Eén leerling op 10 bereikt niet het derde jaar, 4 op 10 komt niet door het zevende. Minder dan 20% zal het secundair onderwijs tot een goed einde brengen. Minder dan 5% zal de middelen hebben om naar de universiteit te gaan. Een situatie typisch voor de Derde Wereld, maar rampzalig voor de toekomst van het land.
Kandidaat Chavez heeft dan ook de strijd tegen het analfabetisme en voor een goede socialisatie bovenaan zijn programma gezet. Maar alle regeringen vóór hem hadden hetzelfde beloofd, en er volgden geen resultaten. In 10 jaar zijn nauwelijks 70 000 Venezolanen aan die gesel ontsnapt.

Dat gezegd zijnde, waren Chavez’ eerste jaren ook niet briljant: nauwelijks 20 000 alfabetiseringen op 2 jaar. Ter discussie: de traagheid van de administratieve structuren, de bureaucratie.

Analfabetisme is een vreselijke vicieuze cirkel: arm, dus onwetend, dus werkloos, dus armer.Hoe eruit geraken? In mei 2003 beslist de Staat analfabetisme tot probleem nummer één uit te roepen.

In onze landen in het Noorden, waar het analfabetisme vrijwel verdwenen is, is men misschien geneigd het probleem te onderschatten. Maar onze planeet telt in feite 850 miljoen analfabeten. Eén volwassene op 4 lijdt onder die uitsluiting. Men kan daarbij echt van ‘lijden’ spreken.

‘Het is niet geldgebrek dat de armen kwetsbaar maakt’, legt de directrice van een alfalbetiseringsprogramma in de Caraïben uit. “Het ergste is het gevoel van onmacht dat de armen overweldigt, en dat het voor hen praktisch onmogelijk maakt zich aan de ellende te onttrekken”
Het analfabetisme draagt fel bij tot de versterking van ongelijkheid: 2/3 van de analfabeten zijn vrouwen. In zwart Afrika of de Arabische landen kan 1 vrouw op 2 lezen noch schrijven. En al heeft Latijns Amerika er minder dan Indië of Afrika, toch telt het 22% van de analfabete wereldbevolking.

Maar hoe kan men er doelgericht tegenin gaan? Een presidentiële commissie krijgt als opdracht een radicaler plan te formuleren. En voor een ontwikkelingsland is dat een zware handicap op een moment waarop elke productieve taak steeds verder gaande kennis impliceert, op een moment waarop kennen zelf een sleutelelement van de productie wordt, en zelfs koopwaar op zichzelf.

Algemene mobilisatie!

Er zit schot in de dingen. Op 1 juli 2003 begint ‘Missie Robinson’. Doelstelling: in 1 jaar 1 miljoen mensen alfabetiseren! Is dat niet te groot gezien? Zal de campagne niet stuklopen op de realiteit van de feiten? Om te lukken in die enorme taak, moeten er mensen zijn, een methode, materiaal. En geld.

Al die problemen gaan worden opgelost met ongelooflijke energie en beslistheid. Op 1 juli 203 gaat de alfabetiseringszon op boven het land. Algemene mobilisatie!

De mensen? 100 000 jongeren, burgers en militairen vormen het meest vreedzame van de legers: het leger van kennis voor allen. Deze opleiders komen vrijwillig in actie om overal elementaire kennis uit te dragen. In de ‘cerros’, de allerarmste wijken van Caracas, maar ook in de meest afgelegen uithoeken: landbouwvlakten, verloren dorpen in de Cordilliera de los Andes, ondoordringbare delta ’s van de Orinocorivier in Amazonië… Ze zullen gaan tot in de kleinste schuilhoek, als het moet op de rug van een muilezel, per boot of helikopter.

Zonder stimulans van Chavez en de Staat was de alfabetisering onmogelijk geweest. Maar ook niet zonder de mobilisatie van de organisaties van de basis. Om de ‘leerlingen’ te laten meedoen, moesten ze worden geïnformeerd en hun schaamte overwinnen. De meest verscheiden basisorganisaties gaan van deur tot deur om de mensen te ontmoeten. Ze zullen zich uit de slag moeten trekken om leszalen te vinden.
Waar er geen zijn, zal men privé-woningen, kerken, clubs, zelfs gevangenissen gebruiken!

Dat zoveel mensen hun droom konden verwezenlijken, is ook en vooral te danken aan de volksorganisaties die de door de regering geboden kansen hebben aangegrepen en geconcretiseerd. Zoals Yaritza, een begeleidster, uitlegt: ‘We zijn niet alleen leraars, maar echte sociale werkers’.

De methode? Er wordt besloten te steunen op de ervaring van een land dat op dit vlak zijn sporen heeft verdiend: Cuba is door de Unesco toegejuicht en bekroond voor zijn schitterende resultaten i.v.m. de eliminatie van het analfabetisme.
Cuba heeft een originele methode uitgewerkt die ‘Yo, si puedo’ (‘Ja, ik kan het’) heet.Op een erg visuele manier verbindt ze één voor één letters en cijfers die de leerlingen enigszins intuïtief kennen.De lessen zijn verdeeld in 3 fasen: 1 tot 10 initiatie, 11 tot 52 ontwikkeling van lezen en schrijven. 5 tot 50: vastzetting.
Natuurlijk heeft Venezuela geen leraars genoeg om een miljoen leerlingen te vormen. Dus zullen de lessen worden gegeven via de tv en videotoestellen. In elke klas zijn er ‘faciliteerders’, die zijn opgeleid om de leerlingen te vergezellen en te leiden. Elke faciliteerder krijgt een maandelijkse beurs van 84 dollars om zijn verplaatsings- en maaltijdkosten te dekken.

Het materiaal? Er zijn enorme hoeveelheden nodig en Venezuela heeft die niet. Er worden met Cuba samenwerkingsakkoorden gesloten. Cuba levert 80 000 tv-toestellen en evenveel videorecorders, 1,9 miljoen leerboeken, en een miljoen videocassettes. En voor de faciliteerders 200 000 leerboeken en 80 000 videocassettes.

Dat is niet alles. De strijd tegen het analfabetisme is een strijd tegen elk soort uitsluiting. Allerlei moeilijkheden moeten worden overwonnen. Voor de inboorlingen van Amazonië zullen de leerboeken speciaal in hun talen worden vertaald.

Veel visueel gehandicapte analfabeten krijgen gratis medisch onderzoek. En 300 000 corrigerende brillen, die ook door Cuba worden geleverd. Voor de blinden worden de leerboeken vertaald in brailleschrift. Voor doven wordt een specifieke methode uitgewerkt.

En de centen? Dat is natuurlijk allemaal duur. Zelfs al men kan rekenen op vele vrijwilligers, op de milde hulp van Cuba en een flinke scheut vindingrijkheid. Zo wordt het budget van onderwijs vanaf 2004 4,6% van het BNP van het land, of 1,4% meer dan in 1998.

Bevrijd van onwetendheid

De resultaten van deze megacampagne bereiken en overtreffen zelfs de verhoopte, en volgens sommigen utopische doelstellingen. In twee jaar zijn 1,5 miljoen mensen gealfabetiseerd! Minder dan 1% blijft analfabeet (vooral wegens diverse handicaps). En dat terwijl de Unesco het percentage van onoplosbaar analfabetisme op 4% plaatst. Sedert juli 2005 kan Chavez zijn land officieel vrij van analfabetisme verklaren.

Iedereen juicht dit buitengewoon succes in de Derde Wereld toe. Behalve dan de privé-media in handen van de oppositie, die er nog in slagen kritiek uit te oefenen op de alfabetisering. Een voorbeeld. Elke gediplomeerde van de Missie Robinson krijgt de “familiebibliotheek”, een box met dertig mooie pocketjes. Vermits die boeken in Cuba gedrukt zijn, schreeuwt de oppositie: ‘Indoctrinatie!’. Ze zal toch moeten uitleggen hoe je ‘Le petit prince’ van Saint-Exupéry of de romans van Honoré de Balzac onderbrengt bij de ‘subversieve’ boeken!

Die kwade trouw komt niet uit het niets: toen zij aan de macht was, heeft de oppositie niets gedaan om het analfabetisme te elimineren. Maar willen de gepriviligieerden wel dat het volk zijn ketenen verbreekt? Een onopgevoed volk kan beter worden gemanipuleerd en verhinderd de redenen van zijn ellende te begrijpen.

De internationale media hebben bijna allemaal dat groot succes van Chavez verzwegen; ze zien hem immers graag als dictator. ‘Dictator’? Dan toch een raar soort, want in de regel houden dictators er helemaal niet van dat hun onderdrukt volk leert lezen, schrijven, werken aan zijn cultuur, een participatieve en kritische geest ontwikkelen.

‘Hou niet op met lezen, anders…’

Het analfabetisme elimineren was ongetwijfeld een spectalulair doel, maar op zich onvoldoende. Op de volgende niveaus van het onderwijs waren er ook miljoenen uitgeslotenen. Wil men het land ontwikkelen, een economie scheppen die niet te veel afhangt van de petroleuminkomsten, dan moet men een groot aantal arbeiders vormen.

Gelukkig rust men hierbij niet op zijn lauweren. Yaritza Mota, Robinsoncoördinatrice in een wijk van Caracas die ’23 januari’ heet, waarschuwt haar leerlingen bij de diploma-uitreiking: ‘Stop niet met lezen, anders ga je alles verliezen wat je hebt geleerd’. Hun glimlach verstart. ‘Schrijf in voor Robinson Missie 2 om uw kennis uit te breiden en te verdiepen’. Boodschap begrepen. In deze wijk hebben 98% van de 798 deelnemers beslist het onderwijs tweede graad te volgen. De ervaring heeft aangetoond dat de ingezette inspanning een vervolg moest krijgen. Daaruit is de ‘Missie Robinson 2′ ontstaan, waarvan de methode “Yo si puedo seguir” (Ja, ik kan doorgaan) heet. Nu gaat het erom alle burgers die hun lagere school moesten stopzetten, de school te laten beëindigen. 107 000 ‘faciliteerders’ en 100 000 assistenten zullen meewerken aan het succes van deze nieuwe missie. Maar tegenwoordig zijn vele leerlingen volwassenen met gezinslast. De Staat kent hen dus 100 000 studiebeurzen toe.

Dankzij die sterke mobilisatie zal ‘Robinson 2′ weer slagen. Begin 2006 hebben al anderhalf miljoen burgers met dit programma hun voordeel gedaan. De helft van hen waren pas onlangs gealfabetiseerd door ‘Robinson 1′.
Daarna komt de ‘Missie Ribas’ aan bod, die 900 000 leerlingen gaat reïntegreren die geen secundair onderwijs hadden gekregen. Dezelfde methode: 30 000 faciliteerders, 108 000 studiebeurzen.

Maar het is niet genoeg. Die pas gediplomeerden moeten ook heel concreet op de arbeidsmarkt worden gebracht. Een nieuwe missie, ‘Vuelven Caras’ genoemd, in de lente 2004. Ze organiseert heel praktische opleidingen in meer dan 6 800 coöperatieven die door de regering worden betaald.
Heel de opvoeding moet worden heropgebouwd

Alfabetiseringen, de uitgeslotenen herintegreren: het was zeker noodzakelijk. Maar het land had niet genoeg aan deze spectaculaire maatregelen. In dit land dat pedagogisch een rampgebied was, moest een heel nieuw hoogstaand schoolnetwerk worden gemaakt dat openstaat voor de armen, zodat iedereen recht had op een duurzaam werk en zodat het land tot duurzame ontwikkeling kon komen.

Het Ministerie van Onderwijs heeft dus de opdracht gekregen op elk niveau grote hervormingen door te voeren: voor kleuterschool, lager, secundair, universitair en beroepsonderwijs.

Kleuteronderwijs: ‘Het gebeurt allemaal vóór 6 jaar’, wordt vaak gezegd. Een sociale school moet absoluut de familiale ongelijkheid corrigeren, om te verhinderen dat er nieuwe uitgeslotenen ontstaan. De nieuwe kleuterscholen, die ‘Simoncito’ (kleine Simon) heten, brengen de kleuters aandacht, opvoeding, hygiëne, voeding, gezondheid – allemaal nodig om hun leertijd goed van start te doen gaan. Die kinderkribben zijn ook heel belangrijk om de jonge moeders op te nemen in het actieve leven.

Lagere school: Veel ouders konden de school niet betalen. Dus heeft men 3 750 bolivariaanse scholen geopend die gratis opvoeding aanbieden aan meer dan een miljoen arme kinderen. Inbegrepen 2 maaltijden en een vieruurtje elke dag, een uniform, leesboeken en schriften. Het zijn beslist geen scholen 2de klas. Ze hebben computers met internet, sportactiviteiten met monitoren, psychologen en medische zorgen. Weinig leerlingen geven het op, en het niveau is erg goed. Bewijs? Zelfs Venezolanen uit de middenklasse trekken hun kinderen terug uit de privéscholen en plaatsen ze hier, omdat het onderwijs er gratis is, maar vooral beter. Die bolivariaanse school is gratis en verplicht. Privé-onderwijs is niet uitgeschakeld, maar je kan er niet op rekenen om de sociale breuk op te lossen.

Secundaire school: de bolivariaanse secundaire scholen vervullen dezelfde taken voor de adolescenten. De traditioneel verwaarloosden krijgen voorrang: inheemse volkeren, plattelandsbevolking en de grensbewoners.

Technische scholen: De Venezolaanse economie hangt al lang te veel af van petroleum. Op dit moment domineert één centraal begrip de visie op de economische toekomst: de ‘endogene ontwikkeling’ (‘ontwikkeling op eigen kracht’) Die wat barbaarse term toont de wil aan een evenwichtiger ontwikkeling te ontplooien die veel ondernemingen van verschillende aard schept. De nieuwe geest is ‘rekenen op eigen kracht’. Natuurlijk vereist zo’n ontwikkeling de vorming van vele gekwalificeerde technici, dus de organisatie van grote technische scholen. Er zijn 7 specialisaties:landbouw en veeteelt, kunst, sociale promotie en gezondheid, industrie, handel en administratie, veiligheid en defensie, intercultuur en tweetaligheid…
‘Ik kon mijn universitaire studies niet meer betalen…’

Universiteit: ook daar is er een totale verandering. Laten we luisteren naar Gabriela, een jong meisje uit stadswijk ’23 januari‘ in Caracas: ‘Vroeger waren we uitgesloten uit het onderwijssysteem. Om te studeren moest je een hoge sociale positie hebben, want het was duur… Ik ben beginnen studeren aan de universiteit, maar ik moest stoppen omdat ik niet meer kon betalen en mijn ouders konden me niet helpen. Ik heb andere universiteiten geprobeerd, maar ze hebben me allemaal buitengehouden’.

Velen hebben die pijnlijke sociale uitsluiting beleefd. De Centrale Universiteit van Venezuela en de Universiteit Simon Bolivar waren elitair en sloten de arme klassen uit. Om die sociale ongerechtigheid terug te schroeven, heeft de regering de ‘Suikermissie’ gelanceerd. Er zijn 4 nieuwe universiteiten geopend om de hulpbehoevende studenten op te vangen, waaronder de grote bolivariaanse Universiteit van Venezuela waar Gabriela eindelijk kon studeren. Vanaf de lente 2004 studeerden meer dan 450 000 studenten in het kader van de Suikermissie. De Staat verdeelde 76 000 studiebeurzen van 100 dollar. Eén student op 6 wordt betaald om te studeren

Er was een ander probleem: de te gecentraliseerde universiteiten verplichten de studenten tot dure reizen. Men heeft dan de universiteit ‘geregionaliseerd’ door de klassen over heel het land te verdelen, en door de leslokalen te gebruiken tijdens de vrije avonduren.

Maar welke mentaliteit zullen de nieuwe studenten hebben? ‘De traditionele faculteiten geneeskunde brachten dokters voort die alleen wilden werken in wijken met welgestelden. De universiteit die ik leid was dus verplicht een nieuwe medische faculteit op te richten. We willen een nieuwe generatie dokters vormen die eerst denken aan de mensen en niet aan de centen’, vertelt me Luis Cadenas, rector van de universiteit van Barmas, die ik bezoek nadat ik er was uitgenodigd om een seminarie te geven over de media en de medialeugens.

Heel die democratisering is erop gericht een kwalitatief hoogstaand massa-onderwijs te scheppen. Die verschillende hervormingen wijzen de neoliberale opvatting van onderwijs af. De opvatting van ‘ieder voor zich’, die in feite betekent: alles voor de rijken, een beetje voor de middenklasse, en niets voor de armen. Nu kan men overgaan van het onderwijs als koopwaar, gezien als bron van profijt, naar een solidaire en menselijke opvoeding. Misschien een doordenkertje voor andere landen?

Want het recht op opvoeding wordt in principe gewaarborgd door artikel 26 van de fameuze Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar tot voor kort was alle onderwijs hier ontoegankelijk voor de armen. Nu is één Venezolaan op 2 bezig met studeren!

Kinderen zijn teruggekeerd naar de school die ze hadden moeten verlaten. Men vindt klassen tot in de meest afgelegen hoeken van het land, en zelfs de Indianen diep in het woud kunnen studeren uit boeken die speciaal voor hen gedrukt zijn. De ‘Oplossing Chavez’ heeft gewerkt.

Dat is het! Dankzij Chavez, door de media behandeld als gemene ‘populist’, hebben miljoenen Venezolanen hun waardigheid kunnen terugwinnen, kennis kunnen verwerven en beginnen werken aan hun toekomst. In naburige landen zien miljoenen mensen hun leven verknoeid worden door analfabetisme en weigering van onderwijs. Bijvoorbeeld: meer dan 10% van de bevolking van Mexico, meer dan 20% in Jamaica en Nicaragua, meer dan 30% in Guatemala. Toch worden de leiders van die landen door onze media geprezen, want ze zijn redelijk en niet ”populistisch’. Wie heeft er dan gelijk?

Gaat het in de goede richting?

Wat gebeurt in Venezuela is belangrijk voor heel de wereld. Wat is de goede strategie die het de Derde Wereldlanden zal mogelijk maken de onwetendheid een halt toe te roepen?

Zeker, de grote internationale organisaties hebben lofwaardige ‘Millenniumdoelstellingen’ vastgelegd tegen de armoede. Zoals een volledige schoolcyclus basisonderwijs voor alle kinderen van de wereld vastleggen tegen 2015. Maar op dit moment hebben 115 miljoen kinderen er nog geen recht op. En aan het huidige tempo zullen er in 2015 bijna de helft blijven. Nog erger: 46 landen gaan achteruit of zullen de doelstelling niet vóór 2040 bereiken -als alles goed gaat.

Natuurlijk is het basisonderwijs in sommige landen in ontwikkeling. Maar kwaliteit is niet altijd van de partij: minder dan een kwart van de Zambiaanse kinderen die de school verlaten kan lezen en schrijven. En voor hogere niveaus vergroot het verschil tussen rijke en arme landen. Een jonge Fransman krijgt 15 jaar onderwijs, een jonge Mozambiquaan .

De ongelijkheden op onderwijsvlak zijn trouwens de economische en sociale ongelijkheden van morgen. Het analfabetisme hindert ernstig die landen die op kennis moesten kunnen rekenen om uit de ellende te komen. Zeker nu we een tijdperk binnentreden waar kennis op zichzelf een sleutelelement van de industrie wordt. Maar in Zuid-Azië is 1 jongere op 2 nog analfabeet, in Zwart Afrika 1op 4.
Men moet ook weten dat het IMF(Internationaal Monetair Fonds), dat de publieke uitgaven van Staten in moeilijkheden moet controleren, de arme landen aanbeveelt hun uitgaven voor onderwijs te verminderen en te privatiseren, terwijl alleen de publieke school armen en zwakken in staat stelt onderwijs te krijgen.

Een kwestie van waardigheid

Voor mij is het tijd om die Missie Robinson te verlaten die ik ben komen bezoeken. Met een kleine hartstilstand, zoals altijd als men ergens weggaat waar men een sterke emotie heeft beleefd. En met droefheid omdat men vrienden verlaat die men misschien nooit meer weerziet. Zoals ik het gewoon ben, vraag ik hun adressen om met hen in contact te kunnen blijven. Carmen zegt ja, maar op één voorwaarde: ‘Schrijf mij uw naam ook op, por favor!’.

En we wisselen onze gegevens uit. Voor ons een vanzelfsprekend gebaar, maar voor Carmen was het tot voor 3 maanden onmogelijk geweest. Vandaag zie ik haar bevende maar besliste hand de letters opschrijven die haar een identiteit geven, een plaats in de mensengemeenschap, het recht op communicatie. En plots besef ik dat schrijven een mirakel is. Maar ook een fundamenteel recht. Kan men doorgaan het aan zowat een miljard mensen te onthouden?
De vraag is dan ook: waarom werd Carmen en alle anderen dat fundamentele recht geweigerd? Waarom had geen enkele Venezolaanse president dat probleem opgelost? Wat heeft die fundamentele verandering mogelijk gemaakt?

Dat was de eerste zonde van Hugo Chavez: hij heeft Carmen en heel wat anderen leren lezen.Hij heeft een heel volk het recht op kennis gebracht. Wie had er dan belang bij de onwetendheid?

References[+]