Cuba: leren is de enige manier om echt vrij te zijn

Facebooktwittermail

Met 18 Vlaamse en Franstalige leraars trokken we tijdens de paasvakantie 2000 naar Cuba voor een studiereis, georganiseerd door de OVDS. Het werd een gepassioneerde reis, rijk aan ontdekkingen en ontmoetingen. Twee weken van bezoeken aan scholen op alle niveaus, van de kleuterschool tot de universiteit in Havana en de provincies Santa Clara, Cienfuegos en Pinar del Rio, met het volgen van lessen en allerlei vrije discussies met leraars, leerlingen en verantwoordelijken van het ministerie van onderwijs.

“Leren is de enige manier om vrij te zijn”, zei José Marti, de held van de Cubaanse onafhankelijkheid in de 19de eeuwen nog steeds de referentie op pedagogisch vlak.
Sinds de revolutie van 1959 was het onderwijs één van de prioriteiten van het nieuwe regime. Het land telde toen een miljoen analfabeten op zes miljoen inwoners. Meer dan 800.000 kinderen gingen niet naar school terwijl er 10.000 leerkrachten zonder klas waren! Het secundair onderwijs, in handen van religieuze ordes, was voorbehouden aan een elite, net als de universiteit. In 1961 organiseerde de regering een grote alfabetiseringscampagne. Honderdduizend jongeren, jongens en meisjes, allemaal vrijwilligers, uitgerust met een handboek en een lamp, trokken naar het platteland om er met de boeren te leven en te werken en om hen ’s avonds te leren lezen, schrijven en rekenen. Op enkele maanden daalde het percentage analfabeten van 23 naar 3 %. Daarna werd een onderwijsorganisatie opgezet (studiebeurzen, avondcursussen, ) om de geälfabetiseerden hun vorming te laten vervolledigen terwijl ze bleven werken. Deze uitzonderlijke periode wordt op ontroerende wijze uitgebeeld in het museum van de alfabetisering in Havana.
Wat is er vandaag van het onderwijs geworden in Cuba, een arm land (het BNP per inwoner bedraagt 1500 dollars, in België 22.000 dollars) dat bovendien sinds 40 jaar slachtoffer is van een misdadige blokkade door de VS. ? Wij hebben kunnen vaststellen dat de Cubaanse staat prioriteit blijft verlenen aan het onderwijs, met meer dan 10% van het globaal budget. Er zijn 250.000 leerkrachten op een bevolking van 11 miljoen inwoners. De school is verplicht van 6 tot 17 jaar. Het onderwijs is gratis, ook aan de universiteit. Voor schoolmateriaal (schriften, handboeken, uniform) betalen de leerlingen niets, voor het middagmaal, de melk (voor de kleine kinderen) en het verblijf (voor de internen) betalen ze een kleine som.
De kinderen worden in de peutertuin aanvaard vanaf één jaar en het aantal keren dat ze komen neemt geleidelijk toe want de moeders hebben het recht om na hun moederschapsverlof (6 maanden!) hun werk stap voor stap te hernemen. De gezinnen die de kleine kinderen niet naar de peuterschool sturen – het is niet verplicht – krijgen thuis hulp van een pedagogisch raadgever en van een psycholooog.
De leerlingen kunnen steeds op de school terecht tussen 7u30 en 18u30. Buiten de lesuren nemen ze deel aan activiteiten of geleide studie. De scholen zijn ook tijdens de vakantie open, pedagogische hulpkrachten organiseren er dan speelse en educatieve activiteiten en de kinderen kunnen er het middagmaal nemen.
De eerste week van ons verblijf viel samen met een week verlof voor het lager onderwijs. Wij hebben toen een bezoek gebracht aan de campus “Ciudad Libertad” in Havana, een groot en mooi bebost domein, in de tijd van Batista een kazerne, later omgebouwd tot een instelling met meerdere scholen, een cultureel en sportief centrum, een dokters- en een tandartspraktijk. Wij hebben er vakantie-activiteiten bijgewoond van kinderen van het basisonderwijs: zang, dans, toneel, boetseren geleid door jonge opvoeders met een bewonderenswaardige creativiteit en enthousiasme. Wij hebben er ook jonge “pioniers” van 10 jaar ontmoet die ons met veel zelfverzekerdheid hun organisatie uitlegden. Wij hebben in Cuba ook ondervonden dat democratie niet alleen aangeleerd maar ook beleefd wordt op school. De leerlingen organiseren zelf vergaderingen om vrij te discussiëren over de problemen die ze op school hebben, ze kiezen afgevaardigden die deelnemen aan congressen op het niveau van de wijk, de provincie, en zelfs van de staat, waar ze de mogelijkheid hebben politieke verantwoordelijken te interpelleren. Deze afgevaardigden hebben ook inspraak in de raad van hun school. En men houdt met hun standpunt rekening bij de jaarlijkse evaluatie van de leerkrachten. Dit vanaf de lagere school!
Wat me persoonlijk het meest heeft getroffen is het hoge peil aan historische en politieke cultuur van de jonge Cubanen, hun verassende rijpheid. Zij krijgen tot vier uren les geschiedenis per week. Ik heb een geschiedenisles bijgewoond in een 9de jaarsklas (derde jaar middelbar bij ons). Ik stond verwonderd van hun pertinente antwoorden en tussenkomsten.
Een andere karakteristiek van de organisatie van het onderwijs is de combinatie van studie en werk, reeds aanbevolen in de 19de eeuw door José Marti voor wie de school een “leeratelier” moest zijn. Vanaf jonge leeftijd leren de kinderen de grond bewerken. In de kleuterklas en in het lager onderwijs verzorgen ze een kleine groentetuin in de omgeving van de school. In het middelbaar onderwijs verrichten ze landbouwtaken die aangepast zijn aan hun leeftijd en waarvan de productie ten goede komt aan de schoolgemeenschap. De scholen op het platteland besteden de namiddag aan werk op het veld, de scholen in de steden sturen hun leerlingen een maand per jaar naar het platteland om de boeren te helpen. Onze reisgroep was in een rurale school aanwezig bij het vertrek van jongens en meisjes naar de velden. Na een voormiddag lessen leek het voor hen een ontspanning en een plezier. Zij waren gelukkig ons te kunnen uitnodigen om hun maaltijd te delen die ze hadden klaar gemaakt met zelf geteelde producten. Zij waren zich ook bewust van de waarde van hun werk, in een land waar het gebrek aan wisselstukken voor de landbouwmachines zich vreselijk laat voelen.
Ik herinner me een gesprek met een geschiedenislerares van deze school. Zij legde uit hoe elke leraar verantwoordelijk is voor een tiental leerlingen en dat zij bij het begin van het schooljaar ’s avonds huisbezoeken bracht om haar leerlingen goed te leren kennen en in te grijpen zodra nodig. Toen ik opmerkte dat “ze nooit gedaan had”, antwoordde ze verwonderd: “Maar ik doe dat met plezier”.
De Cubanen hebben ons ook veel vragen gesteld over België, over ons onderwijs. Zij stonden versteld als wij hen spraken over problemen van absenteïsme en geweld op school.
Het leven op Cuba is niet gemakkelijk, de Cubanen ontberen vele zaken die wij normaal vinden. Maar de leraar is er gerespecteerd, ongetwijfeld omdat de waarden die hij overbrengt overeenstemmen met deze van het geheel van de maatschappij: gelijkheid, solidariteit, wederzijdse hulp. Men laat niemand vallen, er zijn geen uitgeslotenen, noch op school, noch er buiten, dank zij een systeem van sociale zekerheid dat is bewaard gebleven ondanks de economische moeilijkheden en de legalisering van de dollar.

Dit artikel verscheen in De democratische school, nr. 3 juli 2000