De voor- en nadelen van de instapproef voor de lerarenopleiding

Facebooktwittermail

Van de edu-bytes van de voorbije weken heeft er zich eentje tamelijk opdringerig in mijn hoofd geworteld. Dit jaar hebben minder studenten zich ingeschreven voor de lerarenopleidingen. Directeurs wijten dit aan de niet-bindende instapproef, die vanaf dit jaar ondanks haar niet-bindendheid wel verplicht is en (o wee) een drietal uur in beslag neemt. Dit zou kandidaat-studenten afschrikken. Is dit ja dan neen een goede zaak voor het onderwijs?

Laat ons dit even beschouwen vanuit utilitair oogpunt. Uit verschillende bronnen vernemen we dat het kennisniveau van bachelors die uitstromen uit de lerarenopleiding op meer dan een vlak te wensen overlaat.[1] Wat we willen, is een uitstroom van hogere kwaliteit. Door middel van de instapproef kunnen we het kaf van het koren scheiden. Dit krikt het algemene niveau van de studenten op. Dus zal een grotere proportie van de studenten slagen voor de lerarenopleiding. De gemiddelde kwaliteit van de uitstroom zal stijgen. Ik parafraseer nu de aannames die onder meer minister Crevits lanceerde in het nieuws. Die aannames wachten uiteraard nog op staving. Mijn hoop is dat de media aan het einde van dit academiejaar niet vergeten om deze hypotheses te toetsen aan de realiteit.[2]

Nu dezelfde kwestie vanuit inclusief of sociaal oogpunt. Uit onderzoek blijkt dat instapproeven voor veel jongeren de drempel tot het hoger onderwijs verhogen, zelfs als ze niet bindend zijn. Die instapproef heeft dus een afschrikkend effect. Vaak zijn het jongeren uit de lagere sociale klassen die zich laten afschrikken. Met deze instapproef ontnemen we dus kansen aan jongeren die we vanuit het gelijkheidsbeginsel net meer kansen willen geven.Vanuit dit inclusieve oogpunt heb ik een eerste probleem met de utilitaire benadering hierboven, want in ons streven naar meer kwaliteit in het onderwijs gaan we groepen kwetsbare jongeren uitsluiten van de lerarenopleiding.

Sociale verschillen of ongelijkheden zijn enkel aanvaardbaar indien ze voor de maatschappij als geheel tot meer gelijkheid en vooruitgang leiden. Laat ons, gelijkheidsfilosoof John Rawls en de Verklaring van de rechten van de mens indachtig, van dit principe uitgaan. Is dat hier het geval? Het antwoord is ja en neen. Uiteraard is het voor alle leerlingen, en zeker ook voor de zwakkere, een goede zaak wanneer de algemene kwaliteit van het lerarenkorps stijgt. Ook de zwakkere leerlingen zullen er wel bij varen indien er beter beslagen leerkrachten op de klasvloer staan. Maar, zoals hierboven al gezegd, is het nog de vraag of de instapproef effectief tot beter beslagen leerkrachten zal leiden, want de opleiding op zich verandert niet.

Bovendien is ons onderwijssysteem, zoals wij bij Ovds niet ophouden te herhalen, een van de meest ongelijke en onrechtvaardige in de wereld. Het is de perfecte meritocratische machine om de bestaande maatschappelijke verhoudingen te reproduceren, om ons met zijn allen in het voor ons voorbestemde maatschappelijke hokje te laten blijven trappelen. De instapproef is de zoveelste maatregel die hiertoe bijdraagt. Niet meer en niet minder.

De vraag die mij intussen niet loslaat is de volgende: hoe kunnen we leerkrachten van hoge kwaliteit afleveren zonder groepen uit te sluiten? Hoe kunnen we in de lerarenopleiding iedereen aan boord houden terwijl we de lat hoog genoeg leggen? Wat mij brengt tot de pragmatische benadering. Pragmatisch in de zin van: we zoeken voor ons probleem een praktische oplossing die verzoenbaar is met onze uitgangspunten. Hoe kunnen we betere leerkrachten afleveren zonder groepen uit te sluiten? Hoe kunnen we sleutelen aan een beleid dat tegelijkertijd inclusief is en efficiënt voor het onderwijs? Een mogelijke maatregel is de verlenging van de lerarenopleiding met een jaar. Dit creëert tijd en ruimte om te werken aan een grondiger kennis en betere pedagogische vaardigheden van toekomstige leerkrachten. Ook een betere begeleiding van de leerkrachten-in-spe en gedifferentieerde opleidingstrajecten zouden daartoe kunnen bijdragen.[3]

Je zou het ook over een ambitieuze boeg kunnen gooien en zeggen: laat ons het voorbeeld van de Finnen volgen en van alle leerkrachten masters maken. Minister Crevits wil hiertoe een eerste aanzet geven door een masteropleiding basisonderwijs mogelijk te maken. Ze heeft hieromtrent advies gevraagd aan de Vlaamse Onderwijsraad, de VLOR.[4] Maar is het niet zo dat het organiseren van deze master parallel aan de bestaande hogeschoolopleiding aanleiding geeft tot dubbelzinnigheid en onrealistische verwachtingen creëert? Dit is geen pragmatische oplossing maar eerder een die getuigt van wensdenken. Dit verandert niets aan de uitkomsten van de hogeschoolopleiding. Of denkt de minister dat we de bachelors boven zichzelf zullen laten uitstijgen door hen te laten concurreren met masters? Laat ons eerst sleutelen aan de lerarenopleidingen op het niveau van de hogeschool.

[1]Lees hieromtrent de studie van Pieter Boussemaere over de kennis van leerkrachten in opleiding i.v.m. de klimaatopwarming: https://www.skolo.org/nl/2016/10/06/klimaatkennis-van-de-vlaamse-leerkracht-in-opleiding-blijft-beperkt/. Zie ook dit artikel over een onderzoek van de Katholieke Hogeschool Limburg in 2013: http://www.knack.be/nieuws/belgie/leraars-in-spe-gebuisd-voor-algemene-kennis/article-normal-85054.html

[2] 😉

[3] Zie hieromtrent het artikel van Hugo Van Droogenbroeck op onze website: https://www.skolo.org/nl/2014/09/25/een-toelatingsproef-voor-de-lerarenopleiding-pro-of-contra/

[4] https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2017/09/25/groen-licht-voor-hervorming-lerarenopleiding–wat-verandert-er-/