Op 2 december 2025 werden de resultaten vrijgegeven van TALIS Starting Strong, een onderzoek op initiatief van de OESO over personeel in de kinderopvang en het kleuteronderwijs. Vlaanderen nam voor de eerste keer deel aan dit onderzoek. Een onderzoeksteam van de Vrije Universiteit Brussel stond in voor de analyses van de TALIS 2024-data. Nancy Libert, algemeen secretaris van ACOD Onderwijs, gaat in op enkele belangrijke bevindingen en lessen uit het onderzoek.
Verschillende thema’s
Het Vlaamse rapport beschrijft de werkomstandigheden van leraren en schoolleiders in Vlaanderen en vergelijkt ze met collega’s in zeven andere EU-landen nl. Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden, Duitsland, Ierland en Spanje.
In dit onderzoek werden verschillende thema’s onder de loep genomen: het profiel van leraren en schoolleiders, de kenmerken van kleuterscholen, de arbeidsomstandigheden en de tijdsbesteding, de lespraktijk in de klas, het leiderschap in de praktijk, de professionele ontwikkeling, de jobtevredenheid en het welzijn van het schoolpersoneel.
We geven in dit artikel enkele opvallende verschillen tussen Vlaanderen en die zeven andere EU-landen. Voor het volledige onderzoek kan je terecht op: TALIS-rapport hier lezen.
In het algemeen kunnen we stellen dat de bevindingen uit dit rapport heel sterk aanleunen bij de noden die wij horen in de praktijk. Het zet onze eisen kracht bij en dat kunnen we alleen maar toejuichen!
Een homogeen, hoog opgeleid team
Het team in de kleuterschool bestaat voor 83 procent uit kleuteronderwijzers. Dat is veel homogener dan de andere landen, waar dat gemiddeld 50 procent is en veel meer kinderverzorgers, leerondersteuners maar ook stagiaires deel uitmaken van het team.
We beschikken ook over een hoogopgeleid team omdat bijna 90 procent van onze kleuteronderwijzers een bachelordiploma hebben. In andere landen is dat veel gedifferentieerder omdat er meer andere profielen tewerkgesteld zijn. Dat resulteert in 40 procent personeelsleden met een diploma lager dan bachelor en negen procent met een masterdiploma of doctoraat. Ons personeelsbestand wordt als vrij uniek ervaren!
Onze schoolleiders daarentegen hebben in het algemeen minder ervaring en zijn minder hoog opgeleid dan in andere EU-landen.
Honkvaste kleuteronderwijzers met veel ervaring
Onze kleuteronderwijzers hebben gemiddeld 17 jaar ervaring, wat veel is in vergelijking met de andere landen. Het aandeel met meer dan 20 jaar ervaring ligt ook veel hoger. Met gemiddeld 14 jaar werken in dezelfde school kunnen ze ook als honkvast bestempeld worden.
Veel diverser leerlingenpubliek
Om de diversiteit van de klasgroepen te achterhalen werden alle indicatoren bevraagd. Dit behelst zowel de thuistaal niet-Nederlands, een migratie-achtergrond, als de socio-economische achtergrond van de leerlingen en de specifieke behoeften.
Vlaanderen scoort hierin gigantisch hoger dan veel andere landen. Een voorbeeld: in Vlaanderen zit in 35 procent van de kleuterklassen meer dan 30 procent leerlingen uit sociaaleconomisch achtergestelde gezinnen. In de andere EU-7 is dat gemiddeld 5,5 procent van de kleuterklassen. Ook over het aandeel leerlingen van wie de thuistaal niet de instructietaal is, zien we een verschil van 43 procent in Vlaanderen tegenover 18 procent in de EU-7.
Professioneel leren schiet tekort
Kleuteronderwijzers voelen zich pedagogisch sterk staan in het aanleren van bijv. basisvaardigheden maar voelen zich veel minder voorbereid op het lesgeven aan anderstaligen of aan leerlingen uit kansarme milieus. Er is veel behoefte en nood aan bijscholing rond diversiteit.
Grote klassen en veel minder ondersteuning
Het totaal aantal leerlingen in de school ligt gemiddeld dubbel zo hoog als in de andere landen. Bovendien ligt het aantal leerlingen in de ‘doelklas’ ook significant hoger. Een immens verschil is de ratio van leerlingen tegenover het aangestelde personeel. In andere landen is er maar liefst vier keer zoveel personeel aangesteld (kinderverzorgers, andere kleuteronderwijzers) om aan hetzelfde aantal kleuters onderwijs te geven.
Het tekort aan medewerkers in verhouding tot het aantal kinderen en het lerarentekort worden door schoolleiders als grootste bedreiging voor de onderwijskwaliteit ervaren.
Papieren papieren papieren
De grootste bron van stress wordt ervaren door te veel administratief werk. Dit ligt dubbel zo hoog dan in de EU-7. Te veel taken tegelijkertijd moeten uitvoeren, leerlingvolgsystemen moeten bijhouden en te grote klassen zijn de daarna opeenvolgende bronnen van stress.
Schoolleiderschap
In andere landen hebben schoolleiders meer tijd om medewerkers te observeren, feedback te geven en samen te werken. In Vlaanderen besteden directies de meeste tijd aan het aanpassen van hun schoolbeleid op basis van evaluaties, aan het optimaliseren van ruimtes en aan het verbeteren van milieuvriendelijke praktijken in de school. Vlaamse schoolleiders zijn minder vaak op dagelijkse of wekelijkse basis bezig met direct pedagogisch leiderschap.
Voltijds werken vrijwel onhaalbaar
Beginnende leraren krijgen vaker een job in meerdere scholen aangeboden dan in andere landen. In het algemeen ervaren kleuteronderwijzers een hoge jobzekerheid. Er is ook een algemene tevredenheid over het loon en de aanvangsbegeleiding.
Een significant verschil tussen Vlaanderen en de EU-7 is het aandeel deeltijds werkenden. Naarmate de leeftijd vordert, werken meer kleuteronderwijzers deeltijds. In de leeftijdsgroep boven de 50 jaar werkt nog ongeveer 40 procent voltijds, terwijl dat in de EU-7 op bijna 70 procent ligt. Bij het deeltijds werken vermindert het aandeel contacturen verhoudingsgewijs, maar niet het aandeel andere taken. In Vlaanderen ervaart zowel het personeel als de schoolleider ook een veel slechtere werk-privébalans.
Dit alles moet tot nadenken stemmen over de arbeidsomstandigheden en de werkbaarheid in ons kleuteronderwijs!
Waar willen kleuteronderwijzers prioritair investeren?
Als het budget kleuteronderwijs met 5 procent zou stijgen, wat zijn dan de prioriteiten voor kleuteronderwijzers? Met stip op de eerste plaats geeft 82 procent aan de grootte van de groepen te willen verkleinen door meer kleuteronderwijzers aan de werven.
Het verminderen van de administratieve werklast door ondersteunend personeel staat op de 2de plaats, op de voet gevolgd door investeringen in buitenruimtes.
Hoog tijd voor doeltreffend beleid!
Alle gedragsplannen en Staten-Generaals ten spijt hebben we maar één grote vraag voor het beleid: wanneer gaat men de roep van de basis eindelijk ter harte nemen? Indien men het écht meent met inclusiever onderwijs, minder schorsingen en uitsluitingen en een krachtige taalleeromgeving, dan moet men inzetten op dat wat ertoe doet en dat is de leraar en het team.
Als men hervormingen en veranderingen op een goede manier wil laten landen op de klasvloer dan moet men hiervoor de juiste voorwaarden scheppen. De onderwijskwaliteit staat of valt met een goed opgeleide leraar voor de klas die de middelen krijgt om de doelen te kùnnen bereiken met de leerlingen.
Wij zijn er stellig van overtuigd dat héél wat (kleuter)onderwijzers – of ze nu in een werkgerelateerde burn-out zitten of het onderwijs al hebben verlaten – zullen overwegen om terug te komen wanneer ze weten dat ze aan niet meer dan zestien of achttien leerlingen zullen lesgeven, geen papiermolen moeten produceren, in adequate gebouwen mogen werken en kunnen rekenen op efficiënte ondersteuning en nascholing.
Veel van de eisen die we in 2022 lanceerden in ons negenpuntenplan, sluiten naadloos aan bij de bevindingen uit dit onderzoek. We blijven onze eisen dan ook op alle onderhandelingen met hand en tand verdedigen!
Je kan het TALIS-rapport hier lezen.
Nancy Libert, algemeen secretaris ACOD Onderwijs
(dit artikel verscheen eerder op de website van ACOD Onderwijs)

