Op 4 december 2024 werden de resultaten van TIMSS 2023 gepubliceerd. De tegenvallende scores van de Vlaamse leerlingen uit het vierde leerjaar voor wiskunde en wetenschappen kregen veel aandacht in de Vlaamse media. Tijdens het actualiteitsdebat diezelfde dag in het Vlaams Parlement kondigde onderwijsminister Zuhal Demir meteen maatregelen aan. Er zouden bindende minimumdoelen voor het kleuteronderwijs komen en nieuwe ambitieuze minimumdoelen voor het lager onderwijs. “Daar zullen we met nationale en internationale experts werken. Dat betekent ook dat elk individueel kind dat zal moeten halen. Binnen zes maanden moeten die nieuwe, hoge verwachtingen ook op papier staan. Dat is dus voor in september 2025, om dat te doen”.
Enkele dagen later stelde Demir professor Daniël Muijs aan als voorzitter van een commissie van experten, die Muijs zou bijeenbrengen. Op 28 februari 2025 liet Demir een “visienota over de vaststelling van kwaliteitsvolle minimumdoelen in het basisonderwijs” goedkeuren door de Vlaamse regering. Muijs werd officieel aangesteld als “opdrachthouder” die zich liet bijstaan door een commissie van tien experten. De expertencommissie onder leiding van Muijs kreeg tijd tot 30 april 2025 om minimumdoelen uit te werken voor 8 vakdisciplines in de derde kleuterklas en voor 10 vakdisciplines in het vierde en zesde leerjaar van het lager onderwijs. De commissie Muijs realiseerde dit huzarenstukje – in het verleden nam de ontwikkeling van eindtermen minstens een jaar in beslag. Weliswaar met de hulp van subgroepen voor de verschillende vakdisciplines en nadat ontwikkelcommissies in 2023 en 2024 zich reeds over deze opdracht hadden gebogen. Maar de snelheid waarmee de minister het besluitvormingsproces (adviezen van VLOR, SERV, onderwijsverstrekkers en parlementaire goedkeuring) stuurt zodat de nieuwe minimumdoelen op 1 september 2025 van kracht worden, vergt ook een tol.
In een eerste artikel schetsen we het potentieel van de nieuwe minimumdoelen. We maken enkele kanttekeningen en gaan in op enkele inhoudelijke kritieken. Over het besluitvormingsproces valt opnieuw – zoals bij de nieuwe eindtermen van het secundair onderwijs – een en ander te zeggen: is het amateurisme of arrogantie die de minister(s) parten speelt? Als de nieuwe minimumdoelen in juli 2025 worden goedgekeurd, begint het werk pas echt om de grote beloften rond een kennisrijk en kansrijk onderwijs waar te maken. Minimumdoelen volstaan niet.
De tijd en de ruimte ontbreken om hier in te gaan op alle belangrijke aspecten van de herziening van de minimumdoelen. We nodigen onze lezers uit om een bijdrage te leveren, bv rond de inhoud van bepaalde vakdisciplines, of over de concrete aanpak op de werkvloer om de nieuwe minimumdoelen te realiseren. Uw bijdragen voor de website of een volgende editie van “De democratische school” zijn welkom op ovds@democratischeschool.org
Chronologie
De jongste maanden geraakte de herziening van de eindtermen (minimumdoelen) voor het basisonderwijs in een stroomversnelling. Om door het bos de bomen te zien volgt hier een beknopt chronologisch overzicht van het proces tot net vóór de goedkeuring door het Vlaams Parlement (dit artikel is afgesloten op 2 juli 2025, de parlementaire goedkeuring en de bekrachtiging door de Vlaamse regering worden half juli verwacht).
Juli 2023. De Vlaamse regering (minister Weyts) geeft groen licht voor de ontwikkeling van nieuwe minimumdoelen in het basisonderwijs. De huidige eindtermen dateren uit 1997.
April 2024. Ontwikkelcommissies hebben een voorstel klaar met minimumdoelen voor het basisonderwijs. Weyts vindt het voorstel niet ambitieus genoeg: “Beter iets langer doorwerken aan minimumdoelen die voldoende ambitieus zijn dan snel tevreden te zijn (…). Het voorstel bevat nog geen minimumdoelen voor luistervaardigheden en woordenschat in het kleuteronderwijs. Het ontbreekt ook nog aan garanties dat minstens de helft van de onderwijstijd naar Nederlands en wiskunde zal gaan …”. (website N-VA, 22 april 2024). Weyts trekt het dossier naar zich toe, tot ontevredenheid van coalitiepartners CD&V en Open VLD. De nieuwe minimumdoelen worden op de lange baan geschoven (tot na de verkiezingen en de vorming van de nieuwe Vlaamse regering)
4 december 2025. Minister Zuhal Demir reageert in het Vlaams Parlement op de tegenvallende resultaten van TIMSS 2023. Nieuwe minimumdoelen, inbegrepen voor het kleuteronderwijs, moeten tegen september 2025 van kracht worden. Zij vraagt professor Daniël Muijs om experten bijeen te brengen in een commissie die een ontwerp van minimumdoelen zal uitwerken.
28 februari 2025. De Vlaamse regering keurt op vraag van Demir een visienota goed “over de vaststelling van kwaliteitsvolle minimumdoelen in het basisonderwijs”. De visienota schetst de contouren en het statuut van de nieuwe minimumdoelen die voor 8 (kleuteronderwijs) of 10 (lager onderwijs) vakdisciplines moeten worden uitgewerkt en bepaalt de kwaliteitscriteria waaraan de minimumdoelen moeten voldoen. Daniël Muijs wordt officieel aangesteld als “opdrachthouder” met ruime bevoegdheden, de samenstelling van een 11-koppige expertencommissie (onder leiding van Muijs) wordt bekend gemaakt. Deze commissie moet tegen 30 april een ontwerp van minimumdoelen opleveren.
23 april 2025. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR), Raad Basisonderwijs, brengt op eigen initiatief een advies uit over de strategische keuzes in de visienota (28 februari 2025) van de regering.
29 april 2025. De Vlaamse regering keurt op vraag van Demir een conceptnota goed, betreffende “professionalisering in het kader van de nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs”. De oprichting van een kenniscentrum en een wetenschappelijk consortium, de uitrol van inspiratiescholen, de rol van de pedagogische begeleidingsdiensten en de bijhorende budgettering (29 miljoen euro in de periode 2025-2030) komen aan bod.
5 mei 2025. Parlementsleden van de regeringspartijen (Koen Daniël, Hannelore Goeman, Loes Vandromme …) dienen een voorstel van decreet in “tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997”. Dit decreet hervormt de procedure voor de ontwikkeling en vaststelling van de minimumdoelen en ligt in de lijn van de visienota van 28 februari 2025. Dit decreet zal op 13 juni van kracht worden (goedkeuring op 22 mei door de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement en op 11 juni door het Vlaams Parlement, bekrachtiging door de Vlaamse regering op 13 juni 2025). Om het vervolg van de chronologie te begrijpen moet men beseffen dat de Vlaamse regering dit decreet van 13 juni met terugwerkende kracht toepast …
9 mei 2025. Voorstelling van het ontwerp (expertencommissie Muijs) voor de nieuwe minimumdoelen op een persconferentie met Zuhal Demir. Op de website van het Departement Onderwijs worden de minimumdoelen en een visietekst per vakdiscipline, alsook een overkoepelend rapport (Muijs) gepubliceerd.
12 mei 2025. De Raad van State, afdeling Wetgeving, wordt door de voorzitster van het Vlaams Parlement verzocht binnen een termijn van vijf dagen een advies te verstrekken over het voorstel van decreet (van 5 mei).
15 mei 2025. Op de website verschijnt een lichtjes gewijzigde versie (met correctie van enkele fouten in de formulering van de minimumdoelen) van de minimumdoelen en de visietekst per vakdiscipline.
16 mei 2025. Deze minimumdoelen worden samen met het begeleidende rapport van de commissie Muijs voorgelegd aan de Vlaamse regering. Conform de procedure die door middel van het decreet van 13 juni 2025 (dus met terugwerkende kracht …) zal worden vastgelegd, wordt het ontwerp van de minimumdoelen na de ministerraad voor advies – binnen de dertig kalenderdagen – voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR), de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (SERV) en de onderwijsverstrekkers.
19 mei 2025. De Raad van State geeft het gevaagde advies.
22 mei 2025. De Commissie voor Onderwijs van het Vlaams Parlement bespreekt het voorstel van decreet (van 5 mei) “tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997”. Na een toelichting door de eerste indiener (Koen Daniëls, N-VA) komen parlementsleden van de 7 andere partijen aan het woord. Regeringsamendementen die (gedeeltelijk) tegemoet komen aan opmerkingen (19 mei 2025) van de Raad van State worden met een grote meerderheid aangenomen. Bij de stemming over het geheel zijn er onthoudingen van Vlaams Belang en Groen, een tegenstem van PVDA en voorstemmen van de drie meerderheidspartijen en Open VLD (Lijst Fouad heeft geen stemrecht in de Commissie)
6 juni 2025. De Vlaamse regering geeft een eerste principiële goedkeuring aan een voorontwerp van decreet tot bekrachtiging van de nieuwe minimumdoelen. Op dat ogenblik is er nog geen enkel advies binnen – de dertig kalenderdagen vanaf 16 mei zijn ook nog niet verstreken – van de VLOR, de SERV of de onderwijsverstrekkers over het voorstel van decreet rond de procedure. Op 6 juni vraagt de regering een spoedadvies aan de VLOR en de SERV over dit voorontwerp van decreet. Dit gebeurt op basis van de procedure die is vastgelegd in het decreet dat van kracht wordt vanaf 13 juni (sic !). De regering beslist ook om het voorontwerp van decreet te laten indienen door parlementsleden van de regeringspartijen als voorstel van decreet. De VLOR en de SERV gaan niet in op deze tweede vraag naar (spoed)advies.
11 juni 2025. De plenaire vergadering van het Vlaams Parlement keurt het voorstel van decreet “tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997” goed. De Vlaamse regering bekrachtigt dit decreet op 13 juni.
11 juni 2025. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) geeft advies over het voorstel van minimumdoelen voor het basisonderwijs in een rapport “Gedragen aanpak nodig voor kwaliteitsvolle minimumdoelen basisonderwijs”. Het advies wordt uitgebracht met 10 stemmen voor en 4 onthoudingen (van de onderwijsverstrekkers die ook een eigen advies uitbrengen). De VLOR geeft een inhoudelijke beoordeling van de minimumdoelen (de versie van 15 mei), een kritische analyse van het proces en aanbevelingen voor een realistische implementatie.
16 juni 2025. Advies van OVSG over de minimumdoelen. In het advies worden de resultaten verwerkt van een bevraging die OVSG tussen 27 mei en 3 juni organiseerde bij 454 leerkrachten, 148 directeurs, 86 zorgcoördinatoren, 24 beleidsondersteuners.
Ook de SERV en de andere onderwijsverstrekkers (KOV, GO!, POV, OKO) geven een advies (op vraag van de regering op 16 mei).
17 juni 2025. Antwoord van de commissie Muijs op de adviezen uitgebracht door VLOR, SERV en de onderwijsverstrekkers KOV (Katholiek Onderwijs Vlaanderen), GO! (Gemeenschapsonderwijs), OVSG (Onderwijs Vlaamse Steden en Gemeenten), POV (Provinciaal Onderwijs Vlaanderen), OKO ( Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers)
18 juni 2025. Parlementsleden van de regeringspartijen (Koen Daniëls, Hannelore Goeman, Loes Vandromme …) dienen een voorstel van decreet in “tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de vaststelling en inwerkingtreding van de minimumdoelen betreft”. De bijlage bij dit voorstel van decreet bevat een herziene versie van de minimumdoelen (de commissie Muijs heeft in reactie op de adviezen een aantal minimumdoelen uit de versie van 15 mei aangepast of geschrapt).
3 juli 2025. De Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement bespreekt dit voorstel van decreet en organiseert een hoorzitting met experten en vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers en de VLOR.
Waarom verdienen de nieuwe minimumdoelen een kans?
De nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs zijn om meerdere redenen een vooruitgang. Ze zijn ambitieuzer dan de eindtermen voor het basisonderwijs die uit 1997 dateren. Ze zijn op veel vlakken een verademing in vergelijking met de nieuwe eindtermen (minimumdoelen) die vanaf 2019 in het secundair onderwijs zijn uitgerold.
Een heilzame breuk met het kaderdecreet van 2018
Aan de basis van de nieuwe minimumdoelen van het secundair onderwijs ligt het “kaderdecreet op de einddoelen” dat op 17 januari 2018 werd goedgekeurd door de regeringspartijen (N-VA, CD&V, Open VLD) in het Vlaams Parlement, nadat de top van de Vlaamse regering (Geert Bourgeois, Hilde Crevits, Bart Tommelein) in oktober 2017 het eindtermendebat hadden “afgeklopt”.
Dit kaderdecreet had een nefaste impact. De eindtermen (minimumdoelen) werden niet langer vastgehaakt aan vakken maar aan (zestien) sleutelcompetenties. Deze sleutelcompetenties vormen een onsamenhangend kluwen: drie van de 16 sleutelcompetenties vormen letterlijk een lege doos, vakken als wiskunde, natuurwetenschappen en techniek worden bijeengeklutst tot één sleutelcompetentie, attitudes worden vermengd met lesinhouden … Doordat de minimumdoelen niet meer gekoppeld worden aan vakken verdwijnt de facto ook de verplichting om te werken met leerkrachten met een vereist diploma. Een verregaande aantasting van de onderwijskwaliteit die vooral door de onderwijsvakbonden COC en ACOS Onderwijs werd aangeklaagd. Het kaderdecreet bepaalt ook dat de eindtermen “competentiegericht” en op basis van de “herwerkte taxonomie van Bloom” worden geformuleerd. Het gevolg is dat veel minimumdoelen in het secundair onderwijs vaag, vrijblijvend en vaak onleesbaar zijn. Er zijn wel verschillen naargelang de sleutelcompetentie (of naargelang het onderdeel van een sleutelcompetentie): de minimumdoelen voor wiskunde zijn bv concreter en begrijpelijker dan die voor geschiedenis (“historisch bewustzijn”).
De nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs maken komaf met de vernoemde kwalen van de minimumdoelen voor het secundair onderwijs.
De minimumdoelen zijn uitgewerkt per vakdiscipline (acht voor de derde kleuterklas, negen voor het vierde leerjaar en 10 voor het zesde leerjaar van het lager onderwijs). Er is veel aandacht besteed aan de coherentie tussen de minimumdoelen, zowel verticaal (een progressieve opbouw in de tijd binnen een vak), horizontaal (tussen vakken binnen eenzelfde leerjaar), als diagonaal (over leerjaren en vakdisciplines heen). De minimumdoelen zijn ook begrijpelijk (eenduidig interpreteerbaar) geformuleerd. Ze zijn bovenal “kennisrijk”.
Brede instemming met een kennisrijk curriculum
Uit de adviezen van de VLOR, de SERV en de onderwijsverstrekkers blijkt dat de optie voor een kennisrijk curriculum als fundament voor kwaliteitsvol en kansrijk onderwijs in het basisonderwijs ruim wordt gedeeld.
De VLOR schrijft in haar advies (11 juni 2025): “De Vlaamse Onderwijsraad deelt de ambitie om via inhoudsrijke minimumdoelen het curriculum van het basisonderwijs te versterken. Dergelijke doelen bieden houvast aan scholen en versterken de garantie op een gemeenschappelijke basisvorming voor alle leerlingen. Vanuit het oogpunt van gelijke onderwijskansen is dat een belangrijk fundament: zo weten we dat elke leerling toegang heeft tot dezelfde basis van kennis en vaardigheden, die de essentie van het basisonderwijs weerspiegelt. Daarom is het ook van belang dat het basisonderwijs zo georganiseerd is dat leerlingen die basis ook effectief kunnen verwerven. Het is dus goed dat afgestapt wordt van vage competentieformuleringen die weinig richting geven. Via inhoudsrijke minimumdoelen is het voor alle onderwijsactoren duidelijk op welke doelen een school minimaal moet inzetten”. In een voetnoot merkt de VLOR op dat ze de term “inhoudsrijk” hanteert om het belang van een brede vorming voor alle leerlingen te beklemtonen.
De expertencommissie onder leiding van professor Daniël Muijs verdedigt expliciet het belang van een “solide kennisbasis vanuit een brede variatie van vakdisciplines als een middel om zowel leerprestaties te verbeteren als sociale rechtvaardigheid te bewerkstelligen”. Bovendien “erkent een kennisrijk curriculum de meerwaarde van een logische kennisopbouw als voorwaarde om tot domeinspecifieke maar ook complexe denkvaardigheden te komen” (Rapport van de Commissie Muijs, p. 3)
OVSG (Onderwijs Vlaamse Steden en Gemeenten) organiseerde tussen 27 mei en 3 juni 2025 een bevraging over de nieuwe minimumdoelen bij 454 leerkrachten, 148 directeurs, 86 zorgcoördinatoren en 24 beleidsondersteuners. Uit deze bevraging blijkt een overwegend positieve houding ten aanzien van de algemene doelstellingen. “Meer dan 89% is het eens met de stelling dat kennis de sleutel tot succes is in onderwijs. Ongeveer 92% vindt dat de minimumdoelen duidelijk aangeven wat als kernkennis geldt. Ruim 91% vindt dat de doelen logisch opbouwen van de kleuterklas tot het zesde leerjaar. 88% vindt de huidige formulering duidelijk. 84% vindt de huidige formulering ondubbelzinnig.” (Advies OVSG, 16 juni 2025)
We zullen verder zien dat uit de bevraging van OVSG en uit de adviezen van de onderwijsverstrekkers en de VLOR ook heel wat kritische vragen, bedenkingen en kritieken naar boven komen.
Haalbaar binnen de voorziene onderwijstijd?
Zowel de VLOR als de (meeste) onderwijsverstrekkers stellen ernstige vragen over de haalbaarheid van de minimumdoelen binnen de gestelde onderwijstijd. De commissie Muijs stelt dat de minimumdoelen kunnen gerealiseerd worden binnen 70% van de totale onderwijstijd, omdat de vrijheid van onderwijs vereist dat 30% van de tijd moet overblijven voor schooleigen doelstellingen en vrije ruimte voor de leerkracht.
De VLOR vindt het onbegrijpelijk dat de tijdsinvestering die vereist is voor de realisatie van de minimumdoelen voor ICT of voor “attitudes” zwaar onderschat wordt door de commissie Muijs. De VLOR besluit: “Op basis van de huidige informatie, schat de raad in dat de voorgestelde set minimumdoelen niet haalbaar is binnen de gestelde onderwijstijd (70%), wetende dat de vrijheid van onderwijs moet gegarandeerd zijn en dat leerplanmakers nog eigen leerinhouden kunnen toevoegen. Een overvolle set houdt het risico in dat scholen zich genoodzaakt zien tot oppervlakkige behandeling van de minimumdoelen, terwijl net een solide kennisbasis wordst beoogd” (Advies van de VLOR, 11 juni, p. 7-8)
Uit de bevraging van OVSG blijkt ook scepticisme over de haalbaarheid.
“ Slechts 2 op 3 respondenten §64%) acht het haalbaar om de minimumdoelen voor alle vakdisciplines te implementeren vanaf 1/9/2027. Minder dan 40% vindt de doelen haalbaar voor leerlingen met diverse achtergronden. Slechts 9% acht de doelen haalbaar voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Daarenboven vindt 91% van de respondenten die werkzaam zijn in het buitengewoon onderwijs dat de minimumdoelen voor hun leerlingen onhaalbaar zijn. Ook voor anderstalige nieuwkomers vindt maar 19% de doelen haalbaar. Ze zijn niet afgestemd op OKAN-doelen taalvaardigheid en sociale integratie.” (Advies OVSG, 16 juni 2025)
Het Katholiek Onderwijs gaat in zijn advies vrij gedetailleerd in op de inhoud van de voorgestelde minimumdoelen en doet volgende concluderende aanbevelingen wat betreft de haalbaarheid:
“De minimumdoelen moeten kritisch worden herbekeken zodat het totaal met voldoende diepgang kan worden gerealiseerd binnen de voorziene 70% onderwijstijd. Dat betekent concreet dat we vragen om
• ruimte te voorzien voor de 2 decretaal verplichte lestijden Rooms-katholieke godsdienst voor lager onderwijs binnen de 70%;
• de minimumdoelen voor Nederlands en Wiskunde zodanig aan te passen dat het geheel kan worden gerealiseerd in de voorziene tijd;
• het geheel van de andere disciplines zodanig aan te passen dat het haalbaar wordt in de voorziene onderwijstijd;
• ICT en ‘Attitudes’ te beschouwen als minimumdoelen waarvoor onderwijstijd moet worden voorzien.” (Advies Katholiek Onderwijs Vlaanderen, 13 juni 2025,
De commissie Muijs antwoordt op de vragen en bezwaren uit de adviezen van de VLOR en de onderwijsverstekkers. Elk concreet voorstel (van de onderwijsverstrekkers) tot wijziging van een minimumdoel krijgt een antwoord. Om aan de bezwaren ivm de haalbaarheid tegemoet te komen worden ongeveer 10 procent van de minimumdoelen (versie 15 mei) geschrapt. “Leden van de Commissie Muijs herbekeken alle minimumdoelen om na te gaan of deze aan de voorwaarden kennisrijk, evalueerbaar, specifiek, ambitieus en haalbaar voldoen. De betrokken minimumdoelen werden waar relevant aangepast. Op basis hiervan kwam de Commissie Muijs tot een voorstel van schrapping van een aantal doelen zonder de coherentie van de doelensets en de kernprincipes van het kennisrijke opzet in het gedrang te brengen. Dit voorstel tot lichte reductie tot 996 doelen, versus het aantal van 1102, komt op een verschil van 106 doelen. Het voorstel versterkt hiermee de haalbaarheid van de set minimumdoelen binnen de gestelde onderwijstijd”. (Voorstel van decreet, 18 juni 2025, Bijlage bij de toelichting: Antwoorden van de commissie van experten op de adviezen van de VLOR, de SERV en de onderwijsverstrekkers, p. 67)
Bindende minimumdoelen in het kleuteronderwijs?
Voor het eerst komen er bindende minimumdoelen voor de derde kleuterklas. Waar het kleuteronderwijs tot nog toe enkel “na te streven ontwikkelingsdoelen” kent, komen er nu “na te streven minimumdoelen” maar ook “te bereiken minimumdoelen” voor woordenschat, luistervaardigheden en getalbegrip. Tot voor kort waren de onderwijsverstrekkers niet opgezet met deze wending. Ook CD&V was een koele minnaar. Na de publicatie van de tegenvallende resultaten van TIMSS 2023, in december 2024, heeft minister Demir de focus op het kleuteronderwijs gericht om het tij te keren.
De Vlaamse onderwijsraad blijft een tegenstander van te bereiken minimumdoelen in het kleuteronderwijs. “Er bestaat een reëel risico dat deze doelen te determinerend zullen werken. De raad pleit dan ook voor na te streven minimumdoelen die een rijk aanbod garanderen voor alle kleuters. De ontwikkeling van kleuters verloopt immers niet lineair, maar grillig en in sprongen. De overheid moet die realiteit erkennen in de verwachtingen die ze stelt aan kleuterscholen. Minimumdoelen mogen geen drempel vormen voor kinderen” (Advies VLOR, 11 juni 2025, p. 10).
De commissie Muijs (17 juni 2025) antwoordt hierop dat “het aantal doelen dat bereikt moet worden heel erg beperkt is”. Verder schrijft de commissie Muijs, ook als antwoord op een kritiek van de VLOR “dat het didactische principe dat gestart wordt bij de leefwereld van het kind en dit stapsgewijs verfijnd wordt” onder druk staat, het volgende: “Het is belangrijk om op te merken dat de inhoud niet beperkt wordt door leeftijd en dat het opbouwen van kennis al op zeer jonge leeftijd kan beginnen. Een doordacht, inhoudsrijk curriculum voor jonge kinderen kan een aanvulling zijn op een stimulerende, speelse leeromgeving. In tegenstelling tot eerdere opvattingen over Piagets ontwikkelingsstadia zijn de ontwikkelingsprocessen bij kinderen continu en variabel, met meer variabiliteit dan consistentie in de vaardigheden van kinderen”.
We laten het aan de echte ervaringsdeskundigen, de kleuterjuffen en de meesters, over om te oordelen in welke mate het kleuteronderwijs van de leefwereld van kinderen moet vertrekken of die net moet openen en verbreden.
Tien vakdisciplines
De minimumdoelen voor het kleuteronderwijs, meer bepaald voor de derde kleuterklas, worden geformuleerd op basis van acht vakdisciplines: 1. Nederlands, 2. Wiskunde, 3. Geschiedenis, 4. Aardrijkskunde, 5. Wetenschap en techniek, 6. Lichamelijke opvoeding, 7. Muzische vorming, 8. Attitudes. Voor het lager onderwijs, meer bepaald op het einde van het vierde en van het zesde leerjaar, worden minimumdoelen geformuleerd voor tien vakdisciplines: Frans en ICT komen er bij.
Voor het kleuteronderwijs zijn de minimumdoelen “na te streven”, behalve de onderdelen “woordenschat” en “luisteren” (Nederlands) en “getalbegrip” (wiskunde) die te bereiken zijn op populatieniveau.
Voor het lager onderwijs zijn alle minimumdoelen “te bereiken op populatieniveau”, behalve de minimumdoelen Nederlands en wiskunde voor het zesde leerjaar die “elke leerling moet bereiken”.
Nergens wordt duidelijk gedefinieerd wat “te bereiken op populatieniveau” precies inhoudt of impliceert. In het verleden hebben de Vlaamse peilingsproeven twintig jaar lang aangetoond dat heel wat onderdelen van eindtermen door minder dan de helft van de leerlingen werden bereikt. De resultaten van de Vlaamse toetsen van 2024 en 2025 illustreren dat de beheersing van de eindtermen (4de leerjaar) en de minimumdoelen (2de jaar secundair) voor wiskunde voor veel onderdelen ondermaats zijn en zeker niet bereikt worden op populatieniveau.
Er is bepaald dat de klassenraad altijd het laatste woord heeft bij de beslissing of een leerling naar een volgend leerjaar mag overgaan. De klassenraad kan dus ook beslissen dat een leerling die in het zesde leerjaar de minimumdoelen voor Nederlands of wiskunde niet heeft bereikt, toch kan overgaan naar het secundair onderwijs. De leerling staat dan eventueel drie uren extra Nederlands te wachten in het eerste jaar secundair.
De minimumdoelen zijn geformuleerd per vakdiscipline. Maar de schoolbesturen zijn vrij om de verbinding te maken tussen de minimumdoelen en de leergebieden. In het basisonderwijs staat trouwens eenzelfde onderwijzer in voor (bijna) alle lessen. Een school is dus niet verplicht de minimumdoelen te onderwijzen per vak. De vrijheid van onderwijs betekent dat een school bv met vakoverschrijdende projecten kan werken waarin de minimumdoelen aan bod komen. Een school heeft ook het recht om schooleigen vervangende minimumdoelen voor te stellen. Een speciale commissie en AHOVOKS (een dienst van het Departement Onderwijs) beslissen of dergelijke aanvraag goedgekeurd wordt.
Bij de opsomming van de vakdisciplines vallen twee anomalieën op. Het is niet duidelijk waarom wetenschappen (dat op zich reeds een combinatie is van fysica en biologie) aan techniek wordt vastgeklonken. Techniek blijft in deze constellatie stiefmoederlijk behandeld, terwijl het een essentieel onderdeel is van een veelzijdige vorming om de materiële wereld van de productie en de arbeid te begrijpen. De praktijkcomponent van techniek blijft grotendeels achterwege, terwijl er veel mogelijkheden zijn om jonge leerlingen in de praktijk te laten ervaren wat het werk in land- of tuinbouw, bewerking van hout en metaal, enz kan inhouden.
Het vak “attitudes” valt uiteen in drie verschillende onderdelen die op zich weinig met elkaar te maken hebben. Er is een onderdeel kennis over bv de verkeersregels, de Belgische staatsstructuur (zeker niet te vergeten: de Vlaamse leeuw); een onderdeel “leren leren” waarbij leerlingen elementaire principes van cognitieve psychologie wordt bijgebracht en een onderdeel gedragsregels. Een en ander roept herinneringen op aan de vroegere “vakoverschrijdende eindtermen” met het gevaar van irriterende planlast bij het afvinken van “attitudes” die moeilijk te evalueren zijn …
Zowel Demir als haar voorganger Weyts hadden gezworen dat Nederlands en wiskunde minstens de helft van de onderwijstijd naar Nederlands en wiskunde zouden gaan. In het voorstel van de commissie Muijs wordt in de eerste drie leerjaren 45 procent en in de laatste drie leerjaren van het lager onderwijs 34 procent van de onderwijstijd aan beide vakken besteed. De commissie herinnert er aan dat leerlingen ook in “zaakvakken” als aardrijkskunde, geschiedenis, wetenschappen veel nieuwe woorden leren en wiskundige concepten inoefenen.
Discutabel besluitvormingsproces
In de “chronologie” hebben we aangegeven hoe de Vlaamse regering het decreet van 13 juni met terugwerkende kracht toepast.
Adri De Brabandere, ere-eerste adviseur-directeur bij het Rekenhof schreef een striemende aanklacht over het besluitvormingsproces. “De minister verantwoordt de snelheid door erop te wijzen dat het grondwettelijk recht op kwaliteitsvol onderwijs vandaag in het gedrang is, maar wat zij tracht te winnen met snelheid gaat geheel verloren als de minimumdoelen niet adequaat zijn gekozen en geformuleerd”. De kritiek dat Demir overhaast te werk gaat – nadat de vorige regering maanden voorbereidingswerk niet kon afronden – zodat de leerkrachten en de scholen opnieuw (zoals bij de nieuwe minimumdoelen voor het secundair onderwijs) niet de nodige tijd krijgen om zich de nieuwe minimumdoelen (en leerplannen die nog moeten volgen) eigen ter maken, snijdt zeker hout. Ook de VLOR “vindt de huidige tijdsspanne waarin deze hervorming wordt doorgevoerd niet redelijk”. (Advies VLOR, 11 juni 2025)
De Brabandere vervolgt: “De urgentie rechtvaardigt ook niet de schending van decretale bepalingen. Tijdens de vorige legislatuur hadden, in overeenstemming met het decreet, een ontwikkelcommissie en valideringscommissie al heel wat werk verricht. De gevolgde decretale procedure heeft minister Demir zonder meer van tafel geveegd en ze heeft zonder decretale basis een expertencommissie samengesteld die in een onvoorstelbaar snelle vaart de minimumdoelen heeft vastgelegd. Een wijzigingsdecreet (bedoeld wordt: het decreet van 13 juni 2025, nvdr) achteraf kan niet wegnemen dat deze volkomen onwettige werkwijze getuigt van slecht bestuur en een minachting voor democratische procedures. Bovendien heeft de decreetgever (bedoeld wordt: het parlement, nvdr) niet alleen laat zijn zeg kunnen doen over de totstandkomingsprocedure van de minimumdoelen, bij het wijzigingsdeceet werd tevens de inwinning van het advies van onder meer de VLOR ontweken, zoals de Raad van State in zijn advies opmerkte. Wat de voorgestelde doelen zelf betreft, worden de VLOR en de SERV slechts in een late fase gehoord. (…). Het is duidelijk dat werken met een expertencommissie een minder breed en grondig overleg impliceert dan de oorspronkelijke ontwikkelprocedure”. (TORB, Tijdschrift voor Onderwijs Recht en Beleid, editoriaal Adri De Brabandere)
In haar advies (11 juni 2025) formuleert de Vlaamse Onderwijsraad dezelfde kritieken. De VLOR klaagt ook het gebrek aan transparantie aan. “De Vlaamse regering gaf de opdracht tot de ontwikkeling van nieuwe minimumdoelen aan een commissie van onafhankelijke experten. Tot de publicatie van het voorstel op 9 mei jl. bleef het onduidelijk welke inhoudelijke keuzes gemaakt werden. Een aanzienlijk deel van het onderwijsveld kreeg pas recent zicht op de voorgestelde doelen (…) De oproep om met het voorstel van nieuwe minimumdoelen aan de slag te gaan, volgde snel (om dit te illustreren verwijst de VLOR in een voetnoot naar een parlementaire vraag van Koen Daniëls aan de onderwijsminister op 14 mei, nvdr) . Deze oproep gebeurde nog voor er sprake is van een decretale basis? Dit versterkt het gevoel dat het proces grotendeels achter gesloten deuren is verlopen en dat de belangrijkste keuzes al vast liggen.”
De VLOR merkt op dat slechts twaalf van de zeventig leden in de subgroepen en vijf van de 11 leden in de kerncommissie leraren of directeurs waren en dat zij vanuit hun professionele expertise en niet als vertegenwoordigers van een bredere geleding uit het veld deelnamen.
Nieuwe minimumdoelen volstaan niet
Als de nieuwe minimumdoelen in juli 2025 door een meerderheid in het Vlaams Parlement worden goedgekeurd, begint pas het werk om de beloften rond een kwaliteitsvoller kennisrijk en kansrijk basisonderwijs waar te maken.
Er zijn vooreerst heel wat voorbereidende en begeleidende maatregelen noodzakelijk.
1. De minimumdoelen moeten een verlengstuk krijgen in de vorm van leerplannen die de minimumdoelen concretiseren, verdiepen en aanvullen. De onderwijsverstrekkers maken zich sterk dat ze snel nieuwe leerplannen gaan uitrollen, maar het is onmogelijk om die tegen september 2025 klaar te hebben. Scholen kunnen vanaf september 2025 eigen doelen toevoegen aan de minimumdoelen en elk schoolbestuur kan eigen leerplannen voorstellen, maar het is de vraag hoe wenselijk en haalbaar dit is.
2. Er moeten nieuwe handboeken komen op basis van de nieuwe minimumdoelen en leerplannen. De minister gaf opdracht aan “Leerpunt” om een keurmerk voor handboeken uit te werken. Maar normaal vergt de ontwikkeling van een goed handboek minstens een jaar.
3. De leraren moeten de tijd en de mogelijkheid krijgen voor navorming om zich de nieuwe minimumdoelen en leerplannen eigen te maken. De minister voorziet dat vanaf januari 2026 30 inspiratiescholen een voortrekkersrol spelen en op hun beurt elk jaar 10 andere scholen meetrekken. De VLOR vindt dit te weinig ambitieus omdat dan pas tegen 2033-2034 alle basisscholen toegang zouden krijgen tot het netwerk van de inspiratiescholen. De VLOR vraagt twee bijkomende lestijden per 18,5 leerlingen om een versneld professionaliseringsbeleid te faciliteren. De minister gaf aan “Leerpunt” de opdracht een keurmerk voor professionaliseringen uit te werken.
4. De lerarenopleidingen staan voor de grote uitdaging om voldoende gemotiveerde en bekwame kandidaten aan te trekken en op te leiden. De starttoetsen (de verplichte maar niet bindende toets die kandidaat-leerkrachten moeten afleggen om een bacheloropleiding te mogen starten) wijzen uit dat twee derden van de kandidaten nauwelijks of helemaal niet slagen in proeven voor wiskunde of voor Frans waarvan het niveau niet hoger ligt dan de leerstof van de eerste graad van het secundair onderwijs. (De Standaard, 4 juni 2025, “Veel toekomstige leerkrachten halen eindtermen lager onderwijs zelf niet”)
5. De VLOR merkt op dat de realisatie van de nieuwe minimumdoelen in sommige gevallen extra financiële middelen vergt (bv om de meer ambitieuze doelen voor zwemmen te behalen is het onontbeerlijk dat de scholen de toegang tot en het vervoer naar een zwembad kunnen betalen; de meer ambitieuze minimumdoelen voor ICT en voor muzische vorming vergen investeringen in ICT-materiaal en muziekinstrumenten). Een recente enquête van ACOD Onderwijs bevestigt dat veel leerkrachten uit het kleuter- en het lager onderwijs nu uit eigen portemonnee leermiddelen bekostigen.
Minimumdoelen volstaan niet. Er zijn beleidsmaatregelen die minstens even dringend zijn.
1. Schoolplicht vanaf de leeftijd van drie jaar. Wat baat het om minimumdoelen in het kleuteronderwijs in te voeren of de koalatest te verstrengen als kinderen niet naar school gaan? Wat baat het om een kennisrijk curriculum aan te prijzen als kansrijk voor kansarme leerlingen als juist die leerlingen bovengemiddeld geen kleuteronderwijs volgen? De meerderheid van de politieke partijen is voor een leerplicht vanaf 3 jaar, maar met “thuisonderwijs” (wie gaat dat controleren?) zullen kleuters nooit een rijkdom aan kennis en (sociale) vaardigheden opdoen die onze kleuterscholen bieden.
2. Een plaats voor elk kind op school en een onderwijzer voor elke klas
Deze beide elementaire voorwaarden om van onderwijs te kunnen spreken zijn al meerdere jaren niet meer gegarandeerd. Vandaag zijn er in Brussel scholen die klassen sluiten omdat er geen leerkracht voorhanden is. En in veel scholen moet men klassen samen zetten of zorgcoördinatoren, kinderverzorgsters … inschakelen om het gebrek aan leerkrachten op te vangen. Als onze regeringen evenveel sense of urgency zouden opbrengen als nu voor nieuw wapentuig, zou het lerarentekort al lang opgelost zijn.
3. Kleinere klassen in het basisonderwijs
Nog altijd zijn er kleuterklassen met meer dan 25 of zelfs meer dan 30 kinderen. Geen enkele onderwijzer kan ambitieuze minimumdoelen realiseren in een te grote klas.
4. Een sociale mix in alle scholen
In de steden kennen naburige basisscholen vaak grote verschillen in hun leerlingenpopulatie. Sociale segregatie blijft een pijnpunt met negatieve impact op het gemiddeld onderwijsniveau en op de leerprestaties van leerlingen uit een lager socio-economisch milieu. Arme concentratiescholen worden ook het meest getroffen door het lerarentekort. Een inschrijvingsbeleid dat een sociale mix bevordert en garandeert in elke school is noodzakelijk. We verwijzen daarbij naar het initiatief “Een plaats in een goede school voor elke leerling” dat Ovds (Oproep voor een democratische school) in 2023 lanceerde. En waarrond op 27 september 2025 een nieuwe grote conferentie plaats vindt in Charleroi.
Tino Delabie (2 juli 2025)
Dit artikel verscheen eerder in “De democratische school” (nr. 102, juli 2025). Je kan via dit formulier een jaarabonnement nemen op ons driemaandelijks tijdschrift voor 15 euro.