Een kritischere (wereldfilm)geschiedenis

Facebooktwittermail

De agressieve moorden op George Floyd en Rayshard Brooks en de Black Lives Matter-protesten tegen politiegeweld en racisme zijn sterke aansporingen om scherp te stellen op onverwerkt koloniaal verleden en kritischer geschiedenisonderwijs. Beelden ter meerdere eer en glorie van de megalomane en moordende Leopold II worden beklad en van hun voetstuk gehaald. Terecht woedt de discussie dat de koloniale geschiedenis van Leopold II en ons land kritischer aan bod moet komen in geschiedenisonderwijs. Ondertussen zijn er al tal van romans, non-fictie literatuur, documentaires, speelfilms, … die een kritische en gelaagde visie kunnen voeden. Vanuit een kritischere visie kunnen beelden uit de publieke ruimte worden weggenomen en een andere bestemming krijgen of kunnen ze ook een tegenbeeld doen creëren. De bewonderende beelden van zij die geen eer verdienen zoals Leopold II in zijn Congo-Vrijstaat worden terecht ter discussie gesteld en vallen van hun piëdestal.

Problematische films

Parallel aan de noodzaak tot kritischer geschiedenisonderwijs woedt ook de discussie over het ‘canon’. Wat dienen jonge mensen in het middelbaar, hoger en levenslang onderwijs gelezen, bekeken en beluisterd te hebben, om wat kort door de bocht te gaan. In mijn filmgeschiedenisonderwijs laat ik uiteraard films aan bod komen die tegelijkertijd belangrijk, doch ook zeer problematisch zijn. Ik neem twee voorbeelden. The Birth of A Nation (1915) van David W. Griffith is een mijlpaal in de pionierstijd van Hollywood, maar de film is ronduit racistisch. De kijk die Griffith geeft op de Amerikaanse Burgeroorlog verheerlijkt de Ku Klux Klan en maakt de zwarte personages letterlijk en figuurlijk zwart. Griffith was een Amerikaanse Zuiderling die doordrongen was van de witte superioriteit. Waar zien we dat nog vandaag? Deze klassieker die een staalkaart biedt van alle technische en stilistische vernieuwingen in het beginnende Hollywood is elk jaar stof voor discussie in de aula.

Net zo voor de aangebrande documentaire Triumph des Willens (1935) van Leni Riefenstahl die Hitler en zijn Derde Rijk onomwonden vereert. Riefenstahl, die zelf geobsedeerd was door pure esthetiek, bleef blind voor de zeer kwestieuze inhoud van de nazistische symboliek en retoriek. Ik blijf deze films of fragmenten uit deze films tonen in een pedagogische en kritische context en laat ze onderwerp zijn van soms hoogoplaaiend debat. Ze maken integraal deel uit van onze turbulente filmgeschiedenis.

Wereldfilmgeschiedenis

Jarenlang was ik ervan overtuigd dat er naast de westerse filmgeschiedenis ook een vak wereldcinema onderwezen moest worden. Wereldcinema is een containerbegrip voor alle audiovisuele fictie en non-fictie die niet westers is. Voortschrijdend inzicht en verdere studie doen me echter denken dat Egyptische, Nigeriaanse, Japanse, Braziliaanse, Indische of Mexicaanse films onlosmakelijk horen bij een wereldfilmgeschiedenis.

Aangezien ik in mijn studie en loopbaan vooral Europese en Amerikaanse film gezien en bestudeerd heb, moet ik mijn kijk en kennis uitbreiden en ook niet witte filmmonumenten op mijn lesprogramma en filmlijst zetten. Dus tussen Citizen Kane (1941) van Orson Welles en Daisies (1966) van Vera Chytilova staan nu de Afrikaanse films La Noire de … (1966) en Borom Sarret (1963) van de Senegalese regisseur Ousmane Sembène. Na Tarantino’s Pulp Fiction (1994) prijken Taste of Cherry (1997) van de Iraanse filmdichter Abbas Kiarostami en In the Mood for Love (2000) van de Hongkongse filmmeester Wong Kar-Wai op de filmcanonlijst van dit jaar. Maar het kan beter.

In het licht van de actualiteit en met zicht op diverser en kritischer filmhistorisch onderwijs zet ik volgend academiejaar Killer of Sheep (1977) van Charles Burnett naast Jeanne Dielman (1975) van Chantal Akerman. Ik programmeer in onze bioscoop CINEMA RITCS Do the Right Thing (1989) van Spike Lee en de documentaire I am Not Your Negro (2016) van Raoul Peck. Tegenover de Franse Nouvelle Vague iconen À Bout de Souffle (1960) van Jean-Luc Godard en Agnès Varda’s Cléo de 5 à 7 (1961) toon ik de schitterende Afrikaanse Nouvelle Vague film Touki Bouki (1973) van Djibril Diop Mambéty.

Ik heb nog een weg te gaan, maar elke stap met collega’s en studenten naar een kleurrijkere en kritischere wereldfilmgeschiedenis is de moeite waard. Samen op cinematografische ontdekkingsreis gaan in de rijkgeschakeerde wereld zonder kolonialistische agenda en met een zo open mogelijke geest en kritisch vizier. Mooie missie, lijkt me dat.

Wouter Hessels

Wouter Hessels is docent filmgeschiedenis RITCS en artistiek coördinator CINEMA RITCS, Royal Institute for Theatre, Cinema & Sound in Brussel.

Dit opiniestuk verscheen eerder op www.dewereldmorgen.be