Het Pacte d’Excellence en de gemeenschappelijke stam

Facebooktwittermail

 

Het “Pacte pour un enseignement d’excellence” (Pact voor een onderwijs van uitmuntendheid) zorgt voor grote beroering in het Franstalig onderwijs. Vooral rond de gemeenschappelijke stam tot 15 jaar is er veel te doen. In deze bijdrage concentreren we ons dan ook op de discussies rond de wenselijkheid en de haalbaarheid van een gemeenschappelijke stam en over de inhoudelijke invulling, inbegrepen de actuele discussie over de lessentabellen.

Aangezien de lezer in de Vlaamse media nauwelijks iets leest over het Pacte d’excellence, beginnen we met een korte algemene inleiding. Daarna volgen drie andere artikels over het Pacte d’excellence. Vincent de Coorebyter (professor ULB) overloopt de argumenten van de tegenstanders en voorstanders van de gemeenschappelijke stam en pleit voor een debat in alle openheid. Nico Hirtt (Ovds) prijst de politieke moed om een gemeenschappelijke stam tot 15 jaar in het Franstalig onderwijs in te voeren maar vindt dat aan de voorwaarden om er een succes van te maken, niet voldaan is. In het artikel “Nieuwe lestabellen” brengt Michèle Jans (Ovds) enkele kritische beschouwingen bij de voorstellen voor de “grille horaire” die nu op tafel liggen.

Het Pacte d’Excellence in vogelvlucht

In maart 2017 leverde een “centrale werkgroep” na voorbereidend werk sinds begin 2015 een eindadvies af voor het Pacte d’excellence. Dit “avis final no 3”, een document van meer dan 350 bladzijden, bevat een analyse van de problemen van het Franstalig onderwijs en aanbevelingen om er aan te verhelpen. (Alle documenten vind je op www.pactedexcellence.be ) De richting die in dit Pacte d’excellence wordt aangegeven vertolkt het compromis dat tot stand kwam tijdens de jarenlange discussies tussen vertegenwoordigers van het kabinet van de minister van onderwijs (aanvankelijk Joëlle Milquet, daarna Marie-Martine Schyns, beiden van CDH), de administratie van Onderwijs, de inrichtende machten, de onderwijsvakbonden en de ouderverenigingen. De regering (PS-CDH) van de FWB (Federatie Wallonie-Bruxelles of Franse Gemeenschap) verbond er zich in maart 2017 toe om het Pacte d’excellence uit te voeren. De uitrol van het Pact zal meer dan 10 jaar duren. In juli 2017 werden de eerste maatregelen in het parlement van de FWB goedgekeurd: de aanwerving van 1100 kleuteronderwijzers en administratieve medewerkers in het basisonderwijs, vanaf september 2017.

Vijf assen

Het Pacte d’excellence telt 5 assen. De eerste as is de versterking van het kleuteronderwijs en de invoering van een “tronc commun pluridisciplinaire et polytechnique” (veelzijdige en polytechnische gemeenschappelijke stam) van de kleuterklas tot het derde jaar secundair. De invoering ervan is voorzien tussen september 2020 en 2027. In 2020 begint men met de kleuterjaren en de eerste twee jaren lager onderwijs, in 2021 met het derde jaar lager onderwijs, enz. Op 30 juni 2028 zou de eerste lichting leerlingen uitstromen die de volledige “tronc commun” heeft doorlopen.

De tweede as betreft de sturing van de scholen door de overheid via de “contrats de pilotage”, de grotere autonomie en macht van de directeurs en de taken van de leerkracht. Dit laatste subthema vertoont veel gelijkenissen met het Vlaams loopbaandebat.

De derde as gaat over het kwalificatie-onderwijs. Na de gemeenschappelijke stam moeten de leerlingen kiezen tussen doorstroming en kwalificatie. Het huidig beroepsonderwijs (enseignement professionnel) en technisch kwalificatie-onderwijs (enseignement technique de qualification) worden gefusioneerd. Het Pact belooft een herwaardering (waar hebben we dat nog gehoord?) van “le parcours qualifiant”, een versterking van de synergie tussen onderwijs-beroepsopleiding-tewerkstelling.

De vierde as bevat heel wat pertinente vaststellingen over de grote sociale ongelijkheid in het Franstalig onderwijs en een aantal pistes om er aan te verhelpen: het percentage zittenblijvers zou moeten gehalveerd worden tegen 2030, de strijd tegen de ongekwalificeerde uitstroom, de invoering van inclusief onderwijs (vergelijkbaar met de invoering van het M-decreet in het Vlaams onderwijs), de differentiëring van de werkingsmiddelen en uren-leraar in functie van de leerlingenpopulatie, het inschrijvingsbeleid, de opvang van anderstalige leerlingen.

In de laatste as vinden we diverse thema’s terug: de schoolinfrastructuur (renovatie en capaciteitsuitbreiding), de geleidelijke invoering van kosteloos leerplichtonderwijs, welbevinden en democratie op school. Het voorstel om het schooljaar in te delen in vijf periodes van 7 weken, gevolgd door 2 weken verlof of een (ingekorte) grote vakantie, deed reeds veel stof opblazen maar zal eerst nog bestudeerd worden.

7 leerdomeinen

Van 3 tot 15 jaar zullen de leerlingen in principe dezelfde eindtermen volgen in de “tronc commun pluridisciplinaire et polytechnique”. De vakken worden verdeeld over vijf specifieke domeinen:

  • talen (Frans, moderne talen, Latijn)
  • muzische (artistieke) expressie: praktijk, ontmoetingen met artiesten en kennismaking met hun kunstwerken
  • wiskunde, wetenschappen en technieken (wiskunde, wetenschappen, fysische aardrijkskunde, manuele, technische, technologische vorming en informatica)
  • sociale wetenschappen (geschiedenis, aardrijkskunde, economische en sociale wetenschappen, filosofie)
  • fysieke activiteiten (lichamelijke opvoeding, lichamelijk en emotioneel welbevinden

Daarnaast zijn er twee transversale domeinen:

  • creativiteit, engagement en ondernemingsgeest
  • leren leren

Lessentabellen

Eind maart 2018 maakte onderwijsminister Schyns een aantal beslissingen van de regering van de FWB (Federatie Wallonie-Bruxelles) bekend rond de lessentabellen (grille horaire) voor de gemeenschappelijke stam.

Enerzijds gaat het hier uiteraard op de eerste plaats om het relatief gewicht van elk vak. Aangezien het globaal aantal lesuren ongeveer zou gelijk blijven, betekent een extra lesuur voor vak A uiteraard een 1 uur minder voor vak B.

Anderzijds werden voor het lager onderwijs twee en voor het secundair onderwijs drie varianten voorgesteld wat betreft de verdeling van de vakken. Op 20 januari 2018 mochten 120 leraars en ouders zich tijdens een “consensusdag” uitspreken over deze varianten. De minister beloofde dat ze met dit advies zou rekening houden. Voor het lager onderwijs was er een grote meerderheid voor de optie om vanaf het eerste leerjaar, naast de hoofdvakken Frans en wiskunde, reeds alle andere leerdomeinen aan bod te laten komen. Het alternatief was dat de eerste twee jaren bijna uitsluitend aan de moedertaal en aan wiskunde zouden gewijd zijn. Minister Schyns nam dit advies over.

Voor het secundair onderwijs waren de drie voorstellen: 32 uren van 50 minuten; 34 uren van 45 minuten, maar zoveel mogelijk 2 lesuren samenvoegen tot 90 minuten; in het derde voorstel zou er om de 7 weken een week met een aparte uurrooster worden georganiseerd: in die week zou men activiteiten organiseren die meerdere uren of een halve of volledige dag vergen, bv muzische (artistieke) expressie, praktijk techniek, excursies, sport … Op de consensusdag waren de meningen sterk verdeeld. Het derde voorstel kreeg het meest stemmen pro maar ook het meeste stemmen contra. Schyns besloot dan maar dat de scholen zelf mogen kiezen. De overheid zal wel voor elk vak het aantal lesuren per jaar opleggen en alle scholen zullen zich aan die norm moeten houden.

In elke klas, van het kleuter tot het derde secundair, zullen er 2 lesuren voorzien worden voor remediëring of uitbreiding/verdieping.

Een ander debat ivm de lessentabellen is de verhouding tussen de vakken en de interdisciplinaire samenwerking. Voor het leerdomein “humane wetenschappen” kwamen lerarenverenigingen van geschiedenis en aardrijkskunde in het geweer tegen de mogelijke opslorping van hun vak in een algemeen vak “humane wetenschappen”, dat ook economie en sociale wetenschappen (sociologie) zou bevatten. Schyns stelt hier ook een compromis voor .

Een heikel punt is uiteraard de plaats van het Latijn. Schyns stelt voor om in het eerste secundair geen Latijn en in het tweede en derde secundair 2 uren Latijn te voorzien, voor alle leerlingen.

In het artikel “Nieuwe lestabellen” van de hand van Michèle Janss (Ovds) vind je een aantal beschouwingen rond het relatief gewicht van de vakken.

Werkgroepen eindtermen

Intussen zijn voor de diverse leerdomeinen en vakken werkgroepen aan de slag gegaan om nieuwe eindtermen op te stellen. Zij doen dit binnen het kader van een charter (Charte des référentiels. Socle de savoirs et de compétences du tronc commun) dat op 25 oktober 2017 werd goedgekeurd door de regering van de FWB en dat de grote principes vastlegt voor de kennis en competenties die binnen de gemeenschappelijke stam aan bod moeten komen. (zie www.pactedexcellence.be) Aangezien de nieuwe “tronc commun” in september 2020 van start gaat tot en met het tweede leerjaar van het lager onderwijs en men de eindtermen nog één jaar wil uittesten, is er enige haast mee gemoeid. De verwachting is dat het debat rond de inhoud van de eindtermen in de komende maanden nog voor heel wat discussie en trek- en duwwerk zal zorgen.

Tino Delabie (maart 2018)

Dit artikel verscheen in “De democratische school”, nr. 73, maart 2018

Lees ook:

Het Pacte d’Excellence en de weerstand tegen de gemeenschappelijke stam (Vincent de Coorebyter)

Volstaat het de gemeenschappelijke stam te verlengen? (Nico Hirtt) 

Pacte d’Excellence: nieuwe lestabellen