Aardbeving Haïti op onze scholen

Facebooktwittermail

Op 12 januari werd één van de armste landen getroffen door een zware aardbeving. Een maand later is de exacte dodentol nog steeds niet gekend. Vast staat dat het cijfer de kwart miljoen, zo niet overschrijdt, dan toch in elk geval nadert. Overlevenden wachten nu in tentenkampen angstig de komst van het regenseizoen af, volledig overgeleverd aan de goodwill van de internationale hulp. Onmiddellijk na de ramp schoot de wereld wakker: regeringen en NGO’s zonden reddingsploegen, medische hulp en voedselhulp, en de gewone burger zamelt geld in. Jouw school was ongetwijfeld ook al het toneel van “hongermaaltijden” ,“rijsttafels” of “eetfestijnen”, van “pannenkoekenslag”, “wafelenbak” of “snoepbrochettes”… Van de kleinste ukkie tot de meest slungelachtige puberbink: ze halen het beste uit zichzelf boven om het cijfer op de cheque te verdubbelen.

Cynisch genoeg was een natuurramp van deze omvang nodig opdat de mensheid zich bewust wordt van hoe arm Haïti eigenlijk is. Of daarbij ook vragen worden gesteld naar de reden van die armoede en hoe die vragen beantwoord worden?

Is het soms een “natuurwet” dat Haïti arm is? Is armoede nu eenmaal een “onaangenaam” sociaal randfenomeen, een “neveneffectje” dat we erbij moeten nemen, zonder meer? Kon de schuldenberg niet kwijt gescholden worden zonder de hardvochtige bemiddeling van Moeder Natuur? Ligt het soms in de “aard” van de Haïtianen om “slaaf” of “corrupt” of “fatalistisch” te zijn? Is de Haïtiaanse bodem van nature zo arm dat er geen voedsel genoeg is en Haïti massaal kippen, conserven en rijst moet importeren uit de VS ? Was deze aardbeving zo buitengewoon hevig? Zou de catastrofe even dramatisch zijn in bv. Californië, dat toch ook vaak aan aardbevingen onderhevig is? En wat te denken van de “liefdadigheid” van de VS ?

De overgrote meerderheid van TV-kanalen en kranten of tijdschriften ontwijkt deze vragen “diplomatisch”, en, indien al gesteld, raken de antwoorden zelden de kern van de zaak: Haïti is arm omdat het arm gehouden wordt door het rijke Noorden.

Op de eerste plaats treft ex-kolonisator Frankrijk een verpletterende schuld. Niet alleen heeft het tijdens zijn koloniaal bewind het land leeggezogen en na zijn heroïsche onafhankelijkheidsstrijd gedwongen tot een meer dan royale schuldvergoeding, het heeft ook na de onafhankelijkheid elke grondige sociale hervorming stokken in de wielen gestoken en dictators mee in het zadel geholpen én gehouden. Na een bloedige dictatuur van bijna dertig jaar en na zich schaamteloos te hebben verrijkt op de rug van de Haïtiaanse bevolking, vond Baby Doc, de jongste telg van de Duvalierclan, toevlucht in de metropool Frankrijk. Hij woont er nog steeds en renteniert.

Ook de Verenigde Staten behoren uiteraard tot de protagonisten van het Haïtiaanse drama. Al meer dan 150 jaar valt de Amerikaanse vloot met de regelmaat van een klok Haïti binnen. Ze bracht de in de VS opgeleide “Garde Nationale” aan de macht. De multinationals konden zich geen betere bescherming dromen. Decennia lang werd het overgrote deel van de bevolking elke vorm van eerlijke landverdeling, van onderwijs en gezondheidszorg, van democratische bestuursparticipatie ontzegd. In 1991 kwam hierin verandering met de verkiezing van Aristide, priester en leider van de volksbeweging. Een staatsgreep en een Amerikaanse invasie waren het antwoord. Het scenario werd herhaald in 2004, nadat Aristide in 2000 opnieuw tot president was verkozen. Hij werd gekidnapt en naar Zuid-Afrika afgevoerd… door Amerikaanse mariniers. Sindsdien staat het land onder internationale voogdij met een leger van 9000 blauwhelmen.
Haïti… speelbal van een genadeloze natuur of speelbal van het genadeloze geglobaliseerde kapitalisme?

Aan deze schrijnende socio-economische wanverhoudingen kan het onderwijs an sich weliswaar weinig of niets veranderen. Maar het onderwijs kan wel aan diegenen die deze wanverhoudingen ondergaan en/of observeren de nodige bagage bijbrengen om de wereld te begrijpen en om mee te werken aan de zo broodnodige veranderingen. Het onderwijs wordt zo een machtig instrument van collectieve emancipatie, een hefboom om de wereld te begrijpen en rechtvaardiger te maken, om “te helpen aan de vorming van een mens die strijdt voor een samenleving waar vrijheid, rechtvaardigheid, broederlijkheid en niet-vervreemdende arbeid de fundamenten vormen, een maatschappij waar de uitbuiting van de ene mens door de andere niet meer bestaat” om nogmaals Célestin Freinet te citeren. Deze overtuiging ligt aan de basis van Ovds.

We dienen echter tot de pijnlijke vaststelling te komen dat ons huidig onderwijs deze objectieven onvoldoende bereikt en klaarblijkelijk té weinig burgers levert die de wereld begrijpen en zich engageren om hem te veranderen. De enquête die Ovds in 2008 organiseerde bij 3000 leerlingen uit de derde graad van het secundair onderwijs toonde aan dat ons huidig onderwijs ernstig tekort schiet in het bijbrengen van maatschappelijk relevante kennis. De resultaten deden de vraag rijzen of onze toekomstige burgers wel in staat zijn een correcte inschatting te maken van de ongelijkheid in de economische verhoudingen tussen de landen van het ‘Zuiden’ en die van het ‘Noorden’, of om de politiek van ons land op een kritische manier te beoordelen inzake ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse handel of buitenlandse politiek.

Rampen als de aardbeving in Haïti schuiven de dominante waarden van individueel succes, arrivisme en concurrentie, van direct consumptiegenot tijdelijk opzij om plaats te maken voor een spontane solidariteit en onbaatzuchtige inzet. Dan blijkt dat het jonge volkje op de schoolbanken de wereld niet aanvaardt zoals hij is, dat het de toenemende ongelijkheid tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden niet aanvaardt. Maar deze belangeloze inzet wordt maar zelden gevoed door het besef over de achtergronden en mechanismen van het onrecht in de wereld. Zo dreigen de spontane gevoelens van solidariteit om te slaan in defaitisme en machteloosheid: wij kunnen de wereld toch niet veranderen! Om tenslotte over te slaan in apathie en desinteresse: onze hulp komt toch niet bij de hulpbehoevenden!

Daarom is het meer dan ooit nodig dat we daadwerkelijk werk maken van een mondiale vorming op school. De vakoverschrijdende eindtermen van het secundair onderwijs “opvoeden tot burgerzin” vormen een uitstekende uitvalsbasis. Op het einde van het leerplichtonderwijs verwachten we van onze jongeren dat ze wereldburgers zijn

– die de rol van internationale instellingen kunnen illustreren.

– die met enkele voorbeelden kunnen aantonen dat de mondiale dimensie in onze samenleving steeds explicieter wordt op o.m. politiek, economisch en cultureel vlak en dat deze evolutie voordelen biedt maar ook problemen en conflicten oplevert.

– die de complexiteit van internationale samenwerking kunnen toelichten aan de hand van de concepten onderlinge afhankelijkheid, beelden en beeldvorming, sociale rechtvaardigheid, conflict en conflicthantering, verandering en toekomst.

– die kunnen aangeven dat er verschillende opvattingen zijn over welvaart en over de herverdeling van deze welvaart.

– die gevoelig zijn voor het belang van persoonlijke inzet voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld

Initiatieven als “Wereldburgerschap op school” (Kleur bekennen) en “Solidaire scholen” (Bevrijde Wereld) reiken de nodige hulpmiddelen aan om kinderen van kleins af aan de nodige bagage mee te geven om uit te groeien tot actieve en kritische wereldburgers. Zij leveren concreet materiaal om op school, in de klas de jongeren de kennis aan te reiken om de stap te zetten naar “materiële, sociale en politieke solidariteit”.
Kinderen doen opgroeien tot open, geëngageerde en kritische mensen, met respect voor alle culturen, is een uitdagende taak. Leerkrachten zijn hierbij een belangrijke schakel!

Romy Aerts