Rapport “armoedebestrijding” pleit voor brede gemeenschappelijke stam in het onderwijs

Facebooktwittermail

Op 15 december 2009 werd in aanwezigheid van premier Yves Leterme en van zes andere (regionale) ministers het tweejaarlijks rapport over de armoedebestrijding voorgesteld. Dit rapport werd opgesteld door het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, actief in de schoot van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor Racismebestrijding.

Het rapport bevat een uitgebreid hoofdstuk over onderwijs. Hieronder publiceren we uittreksels uit de aanbevelingen rond onderwijs.

Het volledig rapport kan men downloaden op [www.armoedebestrijding.be

->http://www.armoedebestrijding.be]

Aanbevelingen

Leerlingen uit kansarme sociale milieus bouwen tijdens hun schoolbaan meer vertraging op. Ze komen vaker terecht in het technisch onderwijs (TSO) maar vooral in het beroepsonderwijs (BSO), namelijk omwille van het ’watervaleffect’. Ze worden ook sneller georiënteerd naar het buitengewoon onderwijs en verlaten de secundaire school vaker zonder diploma of getuigschrift. Zowel de achterstand op school als de oriëntering in het secundair onderwijs worden dus sterk bepaald door de sociale afkomst. (…)

1. Het basisonderwijs versterken om accumulatie van leerachterstand en bijgevolg een niet adequate oriëntering te voorkomen

Investeren in het basisonderwijs moet een prioriteit zijn. Zoals we gezien hebben is de studieoriëntering stricto sensu bepaald door de schoolloopbaan die de scharniermomenten van de eigenlijke keuze voorafgaat. Deze schoolopleiding wordt ofwel door het slagen, ofwel door de achterstand of het mislukken op school gekenmerkt. Als men wil dat de oriëntering positief gebeurt, op basis van de interesses en de talenten van de leerlingen, moet men vanaf het begin van de schoolloopbaan handelen en elke leerling de kans geven om zijn schoolloopbaan met succes te doorlopen.

2. De huidige oriënteringsmechanismen, en in het bijzonder hun impact op leerlingen uit een kansarm milieu evalueren en aanpassen

2.1 Het systeem van de B-attesten herzien en de effecten van het vaardigheidsrapport evalueren

In de Vlaamse Gemeenschap is het B-attest een instrument dat het ’watervaleffect’ bevordert. De deelnemers aan het overleg willen dus dat dit mechanisme wordt herzien en beperkt. In de Franse Gemeenschap werd het B-attest afgeschaft in de recente wijzigingen die de eerste graad herorganiseren. Aan het einde van elk jaar van de eerste graad moet de klassenraad sinds juni 2009 een vaardigheidsrapport voor elke leerling opstellen. Deze recente evolutie in de teksten gaat dus in de richting van een positieve orieëntering, maar het is zinvol de inwerkingtreding van dit nieuw mechanisme
te ondersteunen en regelmatig de praktijk en de resultaten van te evalueren. Daarentegen wordt het attest B in de Franse Gemeenschap verder gebruikt in de tweede graad: zoals aanbevolen in de Vlaamse Gemeenschap moet het gebruik herdacht en beperkt worden.

2.2 Een effectief gemeenschappelijk kerncurriculum bevestigen en studiekeuzes beperken vóór de leeftijd van 16 jaar

Internationale vergelijkingen wijzen erop dat de schoolse segregatie minder sterk is in onderwijssystemen met een relatief lange gemeenschappelijke stam en waar studiekeuzes uitgesteld worden tot op de leeftijd van 16 jaar.

In België doet zich een eerste studiekeuze voor, althans in theorie, op het einde van de eerste graad, wanneer leerlingen 14 jaar zijn. Men constateert echter een verkapte vorm van oriëntering vanaf de eerste graad met het naast elkaar bestaan van het eerste jaar A en B in de Vlaamse Gemeenschap, het gezamenlijke en gedifferentieerde eerste jaar in de Franse Gemeenschap. In beide gevallen beoogt deze organisatievorm dat alle leerlingen, zowel de sterke als de zwakke, dezelfde eindtermen verwerven. In de praktijk blijkt deze differentiatie evenwel een eerste stap te vormen naar een toekomstige oriëntering naar het technisch of beroepsonderwijs voor leerlingen die in het eerste jaar B zitten of in het gedifferentieerde eerste jaar.

Leerlingen zouden een brede gemeenschappelijke stam moeten kunnen volgen die van in het begin van de schoolopleiding ook het accent legt op technische aspecten, zodat ze de kans krijgen om een echte positieve keuze te maken op basis van hun interesses en vaardigheden, gewapend met een gemeenschappelijke kwaliteitsvolle basisopleiding.

2.3 De hervorming van de eerste graad en van het getuigschrift basisonderwijs evalueren

In de Franse Gemeenschap heeft de hervorming van de eerste graad een belangrijke impact op de scholen. Ze is begonnen in het schooljaar 2007-2008. Een evaluatie van de effecten van deze hervorming op de oriëntering en gelijke onderwijskansen moet worden uitgevoerd. Het is overigens fundamenteel om de externe proef dat het CEB (getuigschrift basisonderwijs) behelst en in werking is sinds september 2008, te evalueren en te verzekeren dat het op het terrein inderdaad zijn doelstelling bereikt, met name het versterken van de gelijkheid in het onderwijs.
(…)

3 Gelijkheid van onderwijskansen verbeteren

In de Vlaamse Gemeenschap is er een nieuw financieringssysteem op rails gezet in het kader van het GOK beleid. Dit nieuwe systeem kent voortaan een financiering toe voor de werkingsmiddelen en omkadering op basis van de socio-economische eigenschappen van de leerlingen, hetgeen erg positief is. Deze aanvullende middelen worden echter toegekend zonder voorwaarden met betrekking tot de besteding van de middelen. Het risico is dus groot dat deze budgetten niet worden gebruikt voor de leerlingen waarop ze prioritair gericht zijn. De overleggroep meent dat deze financiering gepaard moet gaan met een specifieke doelstelling en een evaluatie maar ook met een adequate pedagogische ondersteuning. Daarom zou het nieuwe financieringssysteem ook betrekking moeten hebben op de CLB’s en de volwasseneneducatie.

In de Franse Gemeenschap werd er ook een nieuw decreet gestemd, gericht op het organiseren van een gedifferentieerde omkadering binnen de scholen om de gelijke kansen onder leerlingen te verzekeren. Dit decreet kent aanvullende middelen toe aan sommige scholen in functie van het socio-economische profiel van hun leerlingen. Dit systeem van gedifferentieerde omkadering vervangt het systeem van positieve discriminatie dat sinds 1998 bestond. Het decreet voorziet een continue evaluatie van het instrument van gedifferentieerde omkadering.

Deze nieuwe decreten lijken dus aangepaste instrumenten te zijn in de strijd voor de gelijke kansen op school maar, zowel in de Vlaamse Gemeenschap als in de Franse Gemeenschap, is het zinvol om waakzaam te blijven over de bestemming en het daadwerkelijk gebruik van de vrijgemaakte financiële en personeelsmiddelen en om een regelmatige evaluatie van deze instrumenten te verzekeren.

4. Het technisch en beroepsonderwijs herwaarderen

Er moet een onderwijssysteem ontworpen worden dat de verschillende onderwijsvormen op gelijkere voet behandelt. Men moet meer investeren in technische vakken en handvaardigheden in het basisonderwijs, binnen het kader van een echt gemeenschappelijke stam gericht tot heterogene leerlingengroepen. Op die manier kan men de interesse van de leerlingen eveneens opwekken voor de technische studierichtingen, en dit wanneer ze nog heel jong zijn. Als ze zich vervolgens oriënteren naar het BSO of het TSO, dan is dat het resultaat van een positieve keuze. Overigens zijn de overgangen tussen de onderwijsvormen voorzien in de teksten maar in de praktijk moeten ze mogelijk gemaakt worden via adequate en doeltreffende ondersteuningsmechanismen.

5. Leerkrachten ondersteunen en begeleiden

De overleggroep pleit ervoor dat de overheden voorwaarden creëren waardoor de leerkrachten een degelijke opleiding, ondersteuning en begeleiding kunnen krijgen. Deze opleiding moet hen dejmiddelen geven om een vertrouwensband met de leerlingen en hun gezin op te bouwen, waarbij rekening wordt gehouden met de eigen betrachtingen en moeilijkheden van de mensen die in armoede leven.

Leerkrachten moeten genieten van een basisopleiding en nascholing die een sociologische analyse van de relatie gezin-school evenals de problematiek van armoede omvat. De opleiding moet het mogelijk maken om relatie- en communicatievaardigheden, empathie en groepswerk te ontwikkelen. De leerkrachten moeten eveneens beter geïnformeerd worden op het gebied van de remediëring zodat ze adequaat en onmiddellijk tijdens de lessen kunnen tussenkomen.

Ze moeten trouwens beter worden ondersteund binnen hun team en hun school. In de Vlaamse Gemeenschap bestaan er systemen van ondersteuning en coaching, maar deze zijn vaak te verspreid en beperkt. In de Franse Gemeenschap moeten de schoolprojecten een luik over dit aspect van ondersteuning en lerarencoaching bevatten.

Tenslotte moeten leerkrachten ook buiten de school ondersteuning vinden, bij de PMS-centra of de CLB’s en bij het ’derde pedagogisch milieu’. In de Vlaamse Gemeenschap speelt het Steunpunt GOK een erg belangrijke rol, meer bepaald op dit niveau. De overleggroep maakt zich zorgen over de beslissing om deze dienst af te schaffen, voorzien voor december 2009.

6. Ouders informeren en begeleiden in de studieoriëntering van hun kinderen

(…..)

7. De rol verduidelijken van de spelers betrokken in de schoolopleiding van kinderen

(…..)

8 Kosteloos onderwijs garanderen

Voor een flink aantal kansarme gezinnen vormen de schoolkosten een belangrijke hindernis in de schoolloopbaan van de kinderen. Hoewel er reeds maatregelen zijn genomen op verschillende beleidsniveaus, blijven de belangrijke moeilijkheden bestaan. Er wordt aan de overheden gevraagd om zich te blijven inspannen om te evolueren naar volledig kosteloze schoolopleiding.

In de Vlaamse Gemeenschap vormen de recente maatregelen om de schoolkosten te verminderen respectievelijk te beheersen lofwaardige initiatieven, maar er is méér nodig:

– het systeem van de maximumfactuur in het secundair onderwijs invoeren en er de toepassing vanevalueren;

– de nodige middelen geven aan technische en beroepsscholen om duur gereedschap en materiaal aan te kopen en ter beschikking te stellen van de leerlingen.

De Vlaamse overheid moet eveneens de lokale overheden tot bijdragen aanzetten, opdat de gezinnen die in armoede leven de schoolkosten kunnen betalen.

In de Franse Gemeenschap moet men bijzondere aandacht besteden aan de schoolkosten voor gezinnen met kinderen in het TSO en het BSO. Deze onderwijsvormen trekken meer arme leerlingen aan, maar de te realiseren uitgaven zijn er hoger. De bevoegde overheden worden gevraagd zich te blijven inspannen om schoolopleiding volledig gratis te maken.

Het rapport “Armoedebestrijding: een bijdrage aan politiek debat en
politieke actie
” kan gedownload worden van de website

www.armoedebestrijding.be.

Meer informatie:

Henk VAN HOOTEGEM

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale
uitsluiting

Tel: 02-212.31.71

Mail:

henk.vanhootegem@cntr.be