De geschiedenis van de Vlaamse immigratie in het Zwarte Land

Facebooktwittermail

Guido Fonteyn schreef meer dan 30 jaar voor “De Standaard”, vooral over Wallonië waar hij lang leefde en werkte. In de loop der jaren schreef hij meerdere boeken over Wallonië, o.a. “Afscheid van Margritte. Over het oude en nieuwe Wallonië” (Meulenhoff/Manteau, 2004), “Boerenpsalm: Vlaamse boeren in Wallonië” (Manteau, 2006), “In de Rue des Flamands: het schamele epos van Vlaamse emigranten in Wallonië” (Scoop, 1997). Op de ontmoetingsdag van Vlaamse en Franstalige leerkrachten op 11 oktober in Charleroi sprak hij over de industriële opgang en neergang van Wallonië en de geschiedenis van de Vlaamse immigranten in het Zwarte Land. Een verslag…

Er leven, zo stelt Guido Fonteyn, heel wat hardnekkige vooroordelen en clichés over de Walen in Vlaanderen en over de Vlamingen in Wallonië.
Vlamingen vinden van de Walen, ondermeer, dat ze zich zelf te hoog inschatten en “geen harde werkers” zijn. Walen vinden, van hun kant, dat de Vlamingen zichzelf minderwaardig vinden en dat ze “lomp maar moedig” zijn. Van zichzelf vinden de Walen dat ze van hun “terroir” houden, gastvrij en joviaal zijn.
Over de Brusselaars vinden de Vlamingen en Walen dat het “stoeffers” en “profiteurs” zijn.

Waar komen die vooroordelen en clichés vandaan?
Wanneer gemeenschappen weinig of geen contact met elkaar hebben en wanneer ze contacten hebben van “het slechte type ” (bv. tijdens een crisis), worden clichés geschapen en vaak hardnekkig onderhouden, zelfs wanneer de zogenaamde feiten waarop ze steunen al lang verdwenen zijn. We kennen allemaal de clichés over de Hollanders, de West-Vlamingen, de Limburgers, de Antwerpenaars…

Waar komen de vooroordelen over de Walen vandaan?
Het antwoord hierop kunnen we vinden in de sociale geschiedenis en de ontwikkelingen van de economie in Vlaanderen en Wallonië sinds 1800 tot vandaag.

Deze geschiedenis hangt in Wallonië vooral af van drie factoren:

1) van de delfstoffen

2) van de ontwikkeling van het kapitalisme

3) van de niet aflatende immigratie

Guido Fonteyn behandelt respectievelijk de opgang van Wallonië van 1800 tot ca 1960-1970 en de periode van 1960-1970 tot vandaag (2008).

Van 1800 tot ca. 1960-1970

•de delfstoffen

Wallonië bezat heel wat grondstoffen, waaronder ijzererts, marmer, steenkool en zelfs goud. Steenkool ontgon men op de as van Bergen tot Luik (met een onderbreking ter hoogte van Namen).
Op die as ontwikkelden zich Industriële centra. Er werd zelfs een nieuwe stad gesticht: La Louvrière. Le Centre, het gekende industrieel bekken, kreeg zijn naam omdat het zich bevond tussen Mons en Charleroi. Namen was en bleef een kleinburgerlijke, katholieke stad omdat zich daar geen grondstoffen en dus geen industrie bevond. Van de bewoners van Namen beweert men dat ze zo traag zijn als de slakken….

•de ontwikkeling van het kapitalisme

Het kapitaal, ook dat van de adellijke families en rijke Brusselaars, stroomde naar de industrieën in Wallonië. Er werden NV’s opgericht om het kapitaal te concentreren. Vergeten we ook niet dat Willem I, koning van de Nederlanden, de Sociéte Générale stichtte.

•de immigratie

Er was een enorme nood aan arbeidskrachten in Wallonië terwijl op het platteland teveel mensen woonden en er gebrek was aan werk. Luxemburg “liep leeg” omdat zéér vele gezinnen naar de industriële centra verhuisden.

Men kende in de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw ook een enorme immigratie van Vlamingen. In heel Vlaanderen leed men “in stilte” honger (behalve in het Antwerpse omdat Antwerpen de in- en uitvoerhaven was van Wallonië). De oorzaken van wat “la question flamande” werd genoemd, waren ondermeer het gebrek aan voedsel (eerst omwille van de aardappelziekte, dan omwille van “de roest in het koren “) en epidemies als tyfus en cholera. Sterven van honger, ontbering en ziekte stond in de wereld bekend als … “le mal flamand”.!
De situatie in Vlaanderen was te vergelijken met de ellende, de honger en de migratie in Ierland.
Eén derde van de bevolking (zowat 450.000 gezinnen) leefde en stierf in de grootste ellende.
Onderzoekers merkten op dat het levensniveau in sommige delen van Vlaanderen lager was dan in de middeleeuwen.
Ook het cultureel en intellectueel leven was dramatisch.
Stijn Streuvels schreef bv. dat vele Vlamingen “schurken en ongeletterden zijn”. Ze gaven zich volgens Streuvels over aan “drank en zedenloosheid”.

De toestand in Wallonië was, die dagen, compleet anders.
Alhoewel er tot op vandaag geen complete studie bestaat over de immigratie vanuit Vlaanderen, wordt vastgesteld dat de bevolking in Henegouwen in vrij korte tijd gedurende de 19de eeuw verdrievoudigde.
Men schat dat er zowat 1 miljoen mensen naar Wallonië trokken. Wanneer je een telefoonboek openslaat, stel je vast dat het in Wallonië krioelt van Vlaamse namen. Men vindt zowat 100.000 namen die beginnen met « Ver » of « Van ». Om niet te spreken van alle andere Vlaamse namen, zoals Cools bv.
Over het algemeen integreren in Wallonië “buitenlanders” tot de dag van vandaag vrij goed. In het zuiden van ons land heeft men immers al meer dan 100 jaar ervaring met het integreren van “vreemdelingen”.

Toch was het onthaal van de Vlamingen in Wallonië in het begin zeer slecht.
In de kranten (en vooral in de rubriek “armen en benen”) werden de Vlamingen afgeschilderd als ” messentrekkers”, “vechtersbazen” en “vrouwenverleiders” (de meeste Vlamingen die in Wallonië aankwamen, waren vrijgezellen). In de volksrevues droegen de Vlamingen systematisch rosse pruiken (ros = vreemd, onbetrouwbaar en slecht) en hadden ze een dikke buik omwille van hun overmatig biergebruik.
Erger nog was dat de Vlamingen werden afgeschilderd als “slechte arbeiders”. Een volksvertegenwoordiger stelde zelfs voor hen te vervangen door Chinezen. In de ogen van de Walen was Vlaanderen de Far West.

Van ca 1960-1970 tot vandaag

Vlaanderen dankt zijn industrialisatie vooral aan de ontwikkeling van zijn havens (Antwerpen en Zeebrugge) en de investering van ondermeer Amerikaans en ook Duits kapitaal.
Daarnaast was er de opkomst van de KMO bedrijven in Vlaanderen.
In La Louvière verdwijnt de zware industrie op zowat dertig jaar, met de gekende dramatische gevolgen: in La Louvière alleen gingen in drie decennia 65.000 banen verloren.
Wat in Wallonië is gebeurd, kan ons morgen ook in Vlaanderen overkomen.
De delocalisering , bv. in de textiel en de autoassemblage, bedreigt Vlaanderen vandaag al.
We stellen ook vast dat er vandaag een nieuwe dynamiek in Wallonië is ontstaan. Het “Marshall-plan” kent een zeker succes. Er ontwikkelt zich een nieuwe industriële as van Brussel naar Luxemburg.
“Laten we als Vlamingen dus vooral bescheiden zijn”, besloot Guido Fonteyn.

Na de uiteenzetting brachten de deelnemers onder zijn leiding een (ietwat) kort bezoek aan het centrum van Charleroi.

Romy Aerts

Reportage van de ontmoetingsdag “Een andere kijk op Wallonië” van 11 oktober 2008