Waarom zijn de PISA-prestaties van de Franstalige en de Vlaamse leerlingen zo verschillend?

Facebooktwittermail

We stellen hier een analyse voor van de factoren die (al dan niet) het grote verschil in prestaties kunnen verklaren dat reeds enkele jaren in de PISA-tests wordt waargenomen als men de leerlingen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap van België vergelijkt. We tonen eerst aan dat de sociale samenstelling of de etnische herkomst van de leerlingen slechts zeer gedeeltelijk deze kloof verklaren. Vervolgens analyseren we de verschillen qua selectie (oriëntering, overzitten). We zullen het kort hebben over de inzet van de leerlingen bij het afleggen van de tests. Tenslotte onderstrepen we de doorslaggevende rol van de verschillen bij de eindtermen en de leerplannen en tussen de budgettaire middelen en de omkadering in beide gemeenschappen

De studie downloaden :

De derde uitgave van de internationale PISA-enquête bevestigt de posities van het Franstalig en Nederlandstalig onderwijssysteem in België. Op het vlak van gelijkheid en rechtvaardigheid delen het Noorden en het Zuiden van het koninkrijk nog altijd het trieste voorrecht rode lantaarn te zijn in de internationale rangschikkingen. Van alle OESO-landen stelt men in België tussen leerlingen de grootste variantie vast in de wiskunderesultaten: 33,4 % meer dan het OESO-gemiddelde. In ons land is deze prestatiekloof ook erg verbonden met de sociale achtergrond van de leerlingen.

De oorzaak van deze situatie is reeds grondig geanalyseerd: zowel in Vlaanderen als in de Franse Gemeenschap wordt het onderwijs enerzijds getypeerd door een vroegtijdige selectie naar sterk gehiërarchiseerde studierichtingen, en anderzijds door een extreme vrijheid in het schoolaanbod en de schoolkeuze. Die “quasi-schoolmarkt” brengt een afgetekende sociale segregatie en een ongelijke ontwikkeling tussen de scholen met zich mee.

Maar de editie 2006 bevestigt ook de bevindingen van de vorige PISA-onderzoeken en andere vergelijkende internationale studies: terwijl de Vlaamse Gemeenschap van België zeer hoge gemiddelde scores neerzet in de tests voor wiskunde, leesvaardigheid of wetenschappen, zien we in de Franse Gemeenschap naast de ongelijkheid middelmatige, om niet te zeggen erbarmelijke resultaten.

Na de publicatie van de eerste PISA-studies bleven we gewild voorzichtig. We schreven: “Deze verschillen in gemiddelde rangschikking tussen landen en regio’s zijn waarschijnlijk de minst betrouwbare lessen die men uit een enquête als PISA kan trekken. Ondanks de voorzorgen die de ontwerpers van PISA hebben genomen en ondanks hun wil om “vaardigheden” en geen “kennis” te meten, is het toch heel moeilijk de resultaten niet te manipuleren op grond van verschillen die niets of heel weinig te maken hebben met “niveau”verschillen”.

Maar na PISA 2003 en PISA 2006 kunnen we onze ogen niet meer sluiten voor de realiteit. Het lijdt geen twijfel meer dat de gemiddelde prestaties van de Franstalige leerlingen aanzienlijk zwakker zijn dan die van de jonge Vlamingen. Maar laten we toch voorzichtig blijven: de verschillen kunnen niet zomaar toegeschreven worden aan het functioneren van de respectievelijke onderwijssystemen. Het is mogelijk dat ze worden verklaard door objectieve factoren – zoals sociale en culturele verschillen – die losstaan van de school. Dat is wat we hier willen onderzoeken.

Om de studie verder te lezen moet u het volgend PDF-document downloaden :

PISA_N.pdf

Nico Hirtt est physicien de formation et a fait carrière comme professeur de mathématique et de physique. En 1995, il fut l'un des fondateurs de l'Aped, il a aussi été rédacteur en chef de la revue trimestrielle L'école démocratique. Il est actuellement chargé d'étude pour l'Aped. Il est l'auteur de nombreux articles et ouvrages sur l'école.