Praktische initiatie in de “veelzijdige intelligentieprofielen”

Facebooktwittermail

Om een ontspannen sfeer te creëren, ontvangt Dominique Byl de deelnemers aan de workshop rond het aanleren van vreemde talen (tijdens de “zes uren voor de democratische school” op 20 oktober) met muziek. Na een korte presentatie stelt ze het idee van de “veelzijdige intelligentieprofielen” van Howard Gardner voor. Daarop worden tafels en stoelen opzij geschoven om plaats te ruimen om te kunnen bewegen en met elkaar te communiceren.

De animatrice voorziet acht korte activiteiten die aansluiten bij de verschillende intelligentieniveaus:

• rechtop naar elkaar toe stappen en telkens dezelfde vraag stellen: “wie zou je willen ontmoeten?”

• een comfortabele positie kiezen en de tijd nemen om zich vijf dingen te herinneren net voor het weggaan van huis

• een woord of een zin schrijven in een taal naar keuze of de titel van een boek opschrijven waaraan men gehecht is; dan opstaan en zonder commentaar deze woorden tegen iemand zeggen

• per twee: tellen van 0 tot 100 en omgekeerd, met de gezichten naar elkaar en op maat

• brain-gym: wisselend de linkerknie met de rechterelleboog aanraken en de rechterknie met de linkerelleboog, waarbij men probeert zo recht mogelijk op te blijven staan

• in de klas rondstappen terwijl men een melodietje neuriet of er de maat van aangeeft

• het plan tekenen van het gebouw waar men zich in bevindt

• van links naar rechts gaan, naar wens: “chocolade” of “kaas”, “zee” of “bergen”, “kat” of “hond”, en dan een verhaaltje vertellen over een kat of hond die een deel uitmaakt van zijn leven en uitleggen waarom men katten of honden verkiest.

Daarop volgt een synthesemoment: de deelnemers moeten nadenken over de verschillende types van activiteiten die aan hen voorgesteld werden en aan het intelligentieprofiel waarop zij beroep hebben gedaan. Er wordt nagegaan welke varianten mogelijk zijn voor elke activiteit en hoe en waarom men deze activiteiten voor het talenonderricht kan gebruiken. Door de activiteiten die aan de leerlingen voorgesteld worden te variëren in functie van de verschillende “intelligentieprofielen”, kan men rekening houden met de gevoeligheid van ieder afzonderlijk. Het is natuurlijk uit den boze om de leerlingen, van welke leeftijd dan ook, in één richting te duwen onder het voorwendsel dat ze dat domein het best beheersen. De “veelvuldige intelligentieprofielen” moeten als een springplank gehanteerd worden om het leerproces, in dit geval het leren van een andere taal, te vergemakkelijken.

Dominique Byl legt uit wat elk “intelligentieprofiel” precies behelst en ze legt er de nadruk op hoe belangrijk het is te kunnen bewegen in een taalles. Taalleerkrachten moeten dus vragen om een aangepast lokaal te bekomen om vrij te kunnen bewegen en om lawaai te maken, omdat men geen taal leert zonder te communiceren en zonder te praten.
De positie van de leerkracht is ook van primordiaal belang. Wanneer de leerkracht vooraan in de klas staat, laat hij elke leerling om beurten aan het woord: de leerkracht stelt een vraag en één leerling antwoordt. De leerling heeft dus alleen zijn leerkracht als gesprekspartner, d.w.z. dezelfde persoon die hem ook moet beoordelen en die hem al dan niet goede punten geeft of die hem bestraft als hij een fout maakt. Wanneer men de ruimte anders benadert, kan de conversatie anders georganiseerd worden en kunnen de mondelinge conversaties uitgebreid worden.

Een volgende activiteit bestaat erin elk om beurten “Je ne sais pas” te zeggen en daarbij een gebaar naar keuze te maken. Men merkt dat iedereen een ander gebaar hanteert. Dan wordt er rondgegaan in de klas. De deelnemers kruisen elkaar en zeggen steeds vlotter “Je ne sais pas.” Dominique legt uit dat het gebaar een geheugensteuntje is: de studenten vinden het woord of het zinnetje gemakkelijker terug door aan het gebaar te denken, vooral in het begin van een leerproces, wanneer de doeltaal nog helemaal of bijna helemaal vreemd is voor de leerlingen.

Om af te ronden deelt Dominique aan iedereen 1/3 van een woord uit op een klein papiertje, dat te maken heeft met de studiedag (pedagogie, school, intelligentie, democratie, ontmoeting, discussie, enz.) De deelnemers worden uitgenodigd om in groepjes van drie de woorden te vormen die in drie zijn gekapt. Zij stelt voor elkaar mee te delen wat ze leuk en wat ze minder leuk vonden bij de experimenten, en wat ze aan hun ervaringen hadden.

Sophie Caldeira

Aanbevolen vakliteratuur:

Armstrong Thomas, Les Intelligences multiples dans votre classe, 1999 of Multiple Intelligences in the Classroom, 1994

Campbell Linda & Bruce, Dickinson Dee, Les intelligences multiples au cœur de l’enseignement et de l’apprentissage, 2006 (of Engelse editie, 2004)

AANSLUITENDE ARTIKELS:

Drie workshops rond talen

Onderwijs in eigen taal en cultuur, de ervaring van de Foyer in Brusselse scholen

[
Meertalig onderwijs, CLIL->800]