Als de vrijheid het recht met voeten treedt

Facebooktwittermail

Minister Arena wil de procedures om een school te kiezen voor een stukje reguleren.(1) Dit heeft verontwaardigde reacties losgewerkt bij sommige ouderverenigingen.(2) Nochtans maakt hun strijd minder deel uit van de legitieme verdediging van een bedreigd recht, dan van de huiverige bescherming van een klassenprivilege.

We kunnen het niet genoeg herhalen: België, zowel de Franse als de Vlaamse gemeenschap, hoort bij de kampioenen van de ongelijkheid op school. Uit de internationale tests voor lezen en wiskunde blijkt dat een kind uit een gegoed milieu heel wat meer kansen heeft op goede resulta-ten dan een kind uit een minder gegoed milieu. Deze ongelijkheid is groter bij ons dan in andere OESO-landen. Aan de andere kant neemt deze ongelijkheid, meer dan elders, de vorm aan van sociale apartheid.

Bijna de helft van de Belgische scholen zijn getto’s van rijken of getto’s van armen. En die zijn er, naar verhouding, tweemaal minder in een land als Finland bijvoorbeeld. Wat meer is, voor wiskunde en lezen is het verschil tussen de resultaten van deze elitescholen en de arme gettoscholen bij ons acht maal grotere dan in Finland.

Deze sociale segregatie vormt het hoofdaspect van de rampzalige toestand van het onderwijs in de Franse Gemeenschap. Ze is de vrucht van twee kenmerken van ons onderwijssysteem: een vroegtijdige selectie bij het begin van het secundair onderwijs en een quasi-markt, hoogdravend benoemd als de keuzevrijheid van de ouders. We zouden beter zeggen dat de ouders zich verplicht zien te kiezen tussen een groot aantal uiteenlopende instellingen. Ze kiezen dan de school waarvan ze hopen dat die het best aan hun verwachtingen beantwoordt.

In de praktijk geniet slechts een beperkt aantal ouders echt van deze zogezegde vrijheid: de ouders die veel tijd heb-ben, die het schoolsysteem goed kennen, die de kans hebben om ‘s ochtends hun kinderen naar een verre school te voeren, die niet onder de indruk zijn van het advies van de klassenraad om een gemakkelijker school te kiezen, die mijnheer directeur ontmoeten bij de Rotary Club en hem vragen een plaatsje vrij te houden voor hun jongste, die de kleuterschool beëindigt. Deze gegoede en/of goed opgeleide ouders hebben soms voordeel bij dit spel. Maar voor alle andere is de onderwijsmarkt synoniem van uitsluiting en discriminatie.

België is een van de weinige Europese landen waar geen enkele procedure de toewijzing van de leerlingen aan een school regelt. Vandaar dat de keuze essentieel berust op culturele of sociale verbondenheid. De kleine verschillen in schoolresultaten, te wijten aan het feit dat niet alle kinde-ren dezelfde hulp krijgen thuis, verdiepen zich dan in de loop der jaren. En zo komen we uit bij de extreme ongelijkheid die wij kennen. In de landen die een sociale mix organiseren op school, verzwakken de kleine verschillen en ze kunnen zelfs stimulerend werken, en alle kinderen doen vooruitgaan. Rechtvaardigheid betekent geenszins een nivellering naar beneden.

We hebben dus twee rechten die tegenover elkaar staan. Aan de ene kant de keuzevrijheid, opge-eist door de ouders die nu van zich laten horen. Aan de andere kant het recht om dichtbij zijn woning een kwaliteitsschool te vinden. Een elementair recht, vaak met voeten getreden, en waarover niemand spreekt.

Het standpunt van deze ouderverenigingen moet echter geen illusies scheppen: gewoonlijk vertegenwoordigen ze enkel de meest gegoede sociale lagen. Ze zijn invloedrijk en goed georganiseerd in de chique instellingen, maar bestaan nauwelijks in de volksscholen. Deze ouders, die van zich laten horen, zich organiseren, petities doen rondgaan en hun rechten verdedigen, hebben vaak kinderen die behoorlijk slagen. Zij weten niet wat het is van de ene school naar de andere te lopen begin september, als de herexamens voorbij zijn. Ze weten niet hoe het voelt keer op keer te moeten aanhoren « sorry, we hebben geen plaats meer » of « je kind zou er-gens anders beter af zijn ». Ze kennen de kruisweg niet die de keuzevrijheid meebrengt voor de anderen, voor de meerderheid.

En nochtans kan ik hen begrijpen. Zolang er een extreme kloof tussen de scholen blijft bestaan, lijkt ons onderwijs op een autosalon waar glimmende bolides naast bescheiden 2 PK’s staan. Hoe kan men echt hopen dat deze ouders “de beste keuze” voor hun kinderen zullen opgeven? Minister Arena heeft een reëel probleem aan de orde gesteld. Maar haar maatregelen brengen slechts enkele lichte krasjes aan op de keuzevrijheid, ze veranderen niets ten gronde. Zelfs de onderwijszones (“bassins scolaires”) (3) en de collectieve behandeling van de voorkeuren (4) , voorgesteld door de interuniversitaire ploeg onderzoekers, raakt niet aan het principe van de quasi-schoolmarkt noch aan de niveauverschillen tussen de instellingen. Vandaar dat zij het probleem verscherpen in plaats van het op te lossen.

Binnen de Oproep voor een democratische school, hebben leraars van alle netten en niveaus een gedurfd en echt vernieuwend programma opgesteld, dat een gemeenschappelijke basisschool beoogt. Het omvat een tiental maatregelen om een gelijke kwaliteit te garanderen in alle scholen. Eén daarvan grijpt rechtstreeks in op de schoolkeuze: wij stellen voor elke leerling te verzekeren van een prioritaire plaats (tot een bepaalde datum, bijvoorbeeld midden augustus) in een school die hem toegewezen wordt op basis van drie criteria: geografische nabijheid, sociale diversiteit en voorrang voor broertjes en zusjes. Dit heft de keuzevrijheid niet op, maar beperkt in aanzienlijke mate de aantrekkingskracht ervan, dus de perverse effecten. Een dergelijke beschikking houdt in dat de bestaande netten fuseren tot één net, noodzakelijkerwijs openbaar en niet-confessioneel. (Voor wie dit irrealistisch vindt herinneren we eraan dat volgens het PISA-onderzoek slechts 4% van de ouders nog een “vrije” school kiest omwille van filosofische redenen).

Het is tijd om de moed te hebben om te kiezen tussen een vrijheid die voor de meerderheid van de ouders grotendeels een illusie is en het recht op een kwaliteitsonderwijs voor alle kinderen.

Nico Hirtt

Dit artikel verscheen op 9 februari 2007 als vrije tribune in “Le Soir” (zonder de voetnoten)

Voetnoten

(1) Het gaat om maatregelen die minister Marie Arena in het Franstalig onderwijs wil invoeren vanaf volgend schooljaar. Zo zouden de scholen een gemeenschappelijke aanvangdatum voor de inschrijvingen moeten afspreken, zouden leerlingen die zich aanmelden in een chronologisch inschrijvingsregister worden ingeschreven en zouden de leerlingen in principe dezelfde graad (bv. het eerste en het tweede studiejaar van het lager onderwijs) in dezelfde school moeten volgen.

(2) Zo circuleert een petitie onder de titel “Touche pas à mon libre choix” (“Raak niet aan mijn vrije schoolkeuze”). De initiatiefnemers beroepen zich op artikel 24 van de Belgische Grondwet en stellen dat de maatregelen van de Franse Gemeenschapsregering indruisen tegen de “vrijheid van schoolkeuze” (voor de ouders) en tegen “de vrijheid van onderwijs” (van de inrichtende machten).

(3) “Bassins scolaires” of “onderwijszones” vormen een basisbegrip in een interuniversitair onderzoek (door minister Arena in 2004 besteld en waarvan de resultaten op 25 november 2006 op een colloquium in Namen werden voorgesteld) dat als doel had pistes te exploreren die de sociale ongelijkheid tussen de scholen moeten verminderen. Een onderwijszone is een geografisch afgebakend gebied waarbinnen de scholen over de netten heen zouden moeten samenwerken. Men kan deze “onderwijszones” dus enigszins vergelijken met de zones waarvoor de LOP’s (lokale overlegcomités) in Vlaanderen bevoegd zijn om tussen de scholen meer begrip en samenwerking tot stand te brengen bij de uitvoering van het GOK-decreet (Gelijke Onderwijs Kansen)

(4) “Le traîtement collectif des préférences” of de collectieve behandeling van de voorkeuren betekent dat leerlingen (ouders) zich niet langer bij een school maar bij een overkoepelende instantie (van de onderwijszone) zouden aanmelden om ingeschreven te worden. De leerlingen (ouders) zouden dan hun voorkeurscholen kunnen opgeven waarna de instantie de leerlingen zoveel mogelijk volgens de uitgedrukte voorkeur zou verdelen over de scholen van de onderwijszone. In het interuniversitair onderzoek worden meerdere varianten voorgesteld.

Nico Hirtt est physicien de formation et a fait carrière comme professeur de mathématique et de physique. En 1995, il fut l'un des fondateurs de l'Aped, il a aussi été rédacteur en chef de la revue trimestrielle L'école démocratique. Il est actuellement chargé d'étude pour l'Aped. Il est l'auteur de nombreux articles et ouvrages sur l'école.