Tijdens de “zes uren voor de democratische school”, op 15 november, was Conchita moderator in de wekgroep “Hoe wordt kennis het best verworven?”. Als inleiding op het panelgesprek (met Wendy Thomas en Katrien Nijs) en de discussie bereidde ze volgende tekst voor.
Welkom allemaal — onderzoekers, leraren, begeleiders, denkers, doeners, idealisten, en alles daartussen. Fijn dat jullie hier zijn om samen met ons stil te staan bij een eenvoudige, maar tegelijk betrekkelijk lastige vraag: wat werkt er nu echt in onderwijs?
Wat werkt nu écht in onderwijs?
Een vraag die we – laten we eerlijk zijn – al tientallen jaren proberen te beantwoorden. En in die zoektocht zijn we al heel wat paden ingeslagen. We hebben geëxperimenteerd met zelfontdekkend leren, coöperatief leren, toetsarm leren, digitaal leren, competentiegericht leren, gepersonaliseerd leren – soms allemaal tegelijk, bij voorkeur in hetzelfde schooljaar. Vaak werd dan verkondigd: “Dít is het!” Tot men merkt dat de resultaten… euh… iets genuanceerder waren dan gehoopt.
Het lijkt soms alsof onderwijs voortdurend balanceert tussen twee uitersten: tussen het warme hart en het koude hoofd, tussen bezieling en bewijs. En precies daarover gaat onze bijeenkomst van vandaag.
Evidence-based of evidence-informed?
Want ja, die termen vliegen ons tegenwoordig om de oren: evidence-based onderwijs, evidence-informed onderwijs. Alsof het bijna hetzelfde is. Maar dat is het dus niet.
Evidence-based onderwijs klinkt lekker stevig, alsof we eindelijk een handleiding hebben gevonden: “De wetenschap heeft het onderzocht, dus zó moet het.” Dat lijkt aantrekkelijk, zeker in een tijd waarin we houvast zoeken. Maar onderwijs is geen pilletje dat je voorschrijft. Er is geen universeel recept dat altijd en overal werkt – geen “één maat voor alle klassen”.
Daarom spreken wij liever over evidence-informed onderwijs. Dat is onderwijs dat gevoed is door onderzoek, maar niet gedicteerd door onderzoek. Het betekent dat we de inzichten uit wetenschap meegenomen hebben en dat we ze samen met onze ervaring inzetten, naast de context van onze leerlingen, en – niet onbelangrijk – naast ons gezonde verstand.
Evidence-informed betekent voor mij: met het hoofd in de wetenschap, maar met de voeten in de klas.
Gezien het huidige discours over onderwijs, waarin zelfverklaarde onderwijsspecialisten graag benadrukken dat hun visie op wetenschap gestoeld is, is het belangrijk om stil te staan bij het verschil.
Want het is verleidelijk om wetenschap te gebruiken als een wapen: “De data tonen aan dat dit werkt!” Maar data vertellen nooit het hele verhaal. Ze vertellen niet hoeveel chaos er was vóór die meting, hoeveel koffie de leraar die dag nodig had, of hoeveel glimlachen er niet in cijfers te vatten waren.
Een leraar die evidence-informed werkt, weet dat onderzoek richting geeft maar dat de echte wijsheid ontstaat in de dialoog tussen theorie en praktijk.
Herwaardering kennis
Onderwijs heeft zijn portie misverstanden gekend. Denk maar aan de leerstijlen – visueel, auditief, kinesthetisch – waar we jarenlang brave leerlingen in hokjes stopten, allemaal op basis van een theorie die later volledig onderuitgehaald werd. Of het idee dat leerlingen het best leren als ze zelf “hun leerproces sturen” prachtig op papier, maar desastreus als er geen kennisbasis is om op te bouwen.
Al deze ideeën zijn steeds vertrokken vanuit de beste bedoelingen: nl. beter onderwijs, maar goede bedoelingen zijn zelden een betrouwbaar curriculum.
Vandaag zien we een sterke tegenbeweging: een herwaardering van kennis, structuur aangevuld met een focus op gedragsmanagement. En hoeft op zich niks mis mee te zijn, want zonder rust in de klas is er geen ruimte in het hoofd. En zonder kennis geen kritisch denken, geen creativiteit, geen diepgang.
Hoofd en hart
Maar ook hier loert het gevaar van de pendelbeweging: als we te hard focussen op orde en kennis, vergeten we dat leren ook een menselijk, sociaal en betekenisvol proces is. We kunnen het hoofd voeden, maar zonder hart blijft het leeg.
Daarom pleit ik hier dat ook de ervaringsgerichte traditie – zoals wij die nastreven in het Freinetonderwijs – waardevol is en blijft. Ze herinnert ons eraan dat leerlingen geen hersenen op poten zijn. Dat betrokkenheid, nieuwsgierigheid en autonomie geen luxe zijn, maar brandstof voor diep leren.
In een Freinetschool leer je – volgens mij – niet noodzakelijk minder, maar je leert misschien ‘anders’: door te doen, te ontdekken & samen te werken. De kunst is om dat te verbinden met de kracht van kennis en structuur. Ervaring én bewijs, hoofd én hart.
En dat is precies ook wat we hier vandaag willen doen. Geen dogma’s, geen modetrends, geen heilige overtuigingen. We willen denken, bevragen, confronteren – maar ook inspireren. We zoeken niet naar het ene antwoord, maar naar een betere manier van vragen stellen.
Dus voel je vrij om kritisch te zijn, om mee te denken en vooral om te blijven zoeken naar dat evenwicht tussen bewijs en bezieling, tussen kennis en betekenis, tussen wat werkt en wat raakt.
Conchita Belaey

