Suez en de betaalde professoren

Facebooktwittermail

Als reactie op een opinie van KUL rector Vervenne die de proffen betaald door Suez in bescherming wilde nemen, verscheen volgend opiniestuk in De Standaard (5 december 2006) van Aviel Verbruggen, professor aan de Universiteit van Antwerpen en specialist in energievraagstukken.

Vanuit mijn betrokkenheid in het domein sinds 1976 wil ik graag bijdragen aan het debat over de rol van academici in energiestudies. Eerst even het onderscheid tussen neutrale en onafhankelijke wetenschap stellen. In een maatschappelijk gebonden vraagstuk als de energievoorziening is niemand neutraal: elke wetenschapper heeft een (wereld)visie en die vertaalt zich in de keuze van onderwerpen en in de wijze van benadering. Onafhankelijk wil zeggen dat je geen materiële belangen hebt in de uitkomsten van het onderzoek, bijvoorbeeld omdat die jezelf of je broodheren goed uitkomen.

Onafhankelijk energieonderzoek in België groeide in de periode 1976-1986, gefinancierd door Wetenschapsbeleid in het kader van het Nationaal R&D Programma Energie. Die onafhankelijke kennis was niet naar de zin van Tractebel (nu Suez), want ze contesteerde diens monopolie. In 1986 liquideert een pion van Tractebel, gedropt op het kabinet wetenschapsbeleid (toen onder Guy Verhofstadt) het onderzoeksprogramma. Gedaan met de financiering van het onafhankelijk onderzoek over de energiesystemen in België.

Maar niet geklaagd: halverwege de jaren negentig vinden diezelfde energiegroepen dat er weer financiering moet komen voor academisch onderzoek naar energiebeleid. Ze bezoeken alle Belgische universiteiten en schenken leerstoelen. De KU Leuven krijgt een extraatje: het energie-instituut. De Universiteit Antwerpen krijgt niets zolang ene professor Aviel Verbruggen niet wordt verwijderd (de toenmalige rector ging niet in op die suggestie). Dat er vragen ontstaan bij het onafhankelijke karakter van deze samenwerkingen, ligt misschien aan paranoia, maar toch… In de tweede helft van de jaren negentig blijft het vanuit academische hoek opvallend stil. Het accent ligt nu op samenwerking met de industrie in plaats van op de onafhankelijke kritische reflectie, wat tot nader order de kerntaak van de universiteit is.

In 1999 richt minister Poncelet de Ampère-commissie op om de toekomst van de elektriciteitsvoorziening te bestuderen. Ik heb geweigerd om er deel van uit te maken: er was geen samenspraak over de werkwijze van de commissie en er was geen garantie dat de commissie belangrijke informatie zou krijgen (bijvoorbeeld over de kosten van de bestaande kerncentrales of over de gasbevoorrading). Een echt debat houden zonder regels en zonder de juiste informatie: het is als tennissen zonder spelregels en met een slappe bal.

Dan richt Verwilghen een commissie 2030 op, zonder poging tot een debat van niveau te komen. Het antwoord is dat kernenergie onmisbaar is, en dan moeten enkel nog de geschikte vragen worden gevonden om dat antwoord als het enige juiste voor te stellen. Let op: ik bedoel dat niet cynisch. De keuze voor of tegen kernenergie is een maatschappelijke, zelfs ethische keuze, en het debat moet eerst en vooral in die termen worden gevoerd. Politici, wetenschappers… niemand kan die keuze wegstoppen achter modellen of ‘wetenschappelijke’ argumenten.

Sinds 1981 volg ik de kernenergiediscussie in België: in 1987 een eerste uitstapscenario uit kernenergie berekend, en in 1995 een gedetailleerder scenario. De sector en de politiek keken de andere kant op, en bleven voortdoen als voorheen. Twintig jaar later stellen nu ook de officiële instanties zoals het Internationaal Energie Agentschap vast dat we op een onhoudbaar energiespoor zitten en dat drastische verandering nodig is. Maar nog altijd verstaan de energiemaatschappijen en de politici drastische verandering als ‘gewoon voortdoen’. Wie al meer dan twintig jaar wel de mogelijkheden van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op de kaart zet, wordt uit een ernstig debat geweerd. Drastische verandering is noodzakelijk en ook best mogelijk, te beginnen met energie-efficiëntie, vele keren verder dan ,,voortdoen zoals we altijd deden ». Dan zijn de dure hernieuwbare energievormen wel betaalbaar, en kan de samenleving de risicovolle en klimaatgevaarlijke productiewijzen uitfaseren. Dit scenario is in het belang van de mensen, misschien niet in het kortetermijnbelang van Suez en Co. Ook al bezet Suez met medewerking van de politiek en van betaalde professoren zowat alle belangrijke beleidsposities in het Belgische energieland, dat zal niet verhelpen dat de voorbijgestreefde atoomenergie geen toekomst heeft in een wereld die duurzaam wil ontwikkelen.

Aviel Verbruggen

(De auteur is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen.)