Opvoeden tot welke burgerzin?

Facebooktwittermail

Vijftig deelnemers voor het debat rond de opvoeding tot burgerzin. Voorzover nodig bevestigt deze belangstelling de brandende actualiteit van het thema waar je sinds het begin van de jaren ‘90 – tijdstip van de eerste verkiezingssuccessen van extreem-rechts en van de uiting van een diep geworteld onbehagen in de scholen – niet meer omheen kan. Tezelfdertijd is “burgerzin” een vlag die de meest verschillende ladingen dekt, van vooruitstrevende tot conservatieve, ja zelfs ronduit reactionaire initiatieven.

Zijn we er wel zeker van dat wat men ons als democratie verkoopt werkelijk democratie is? Leven we wel degelijk in een democratie, zoals de gevestigde machten beweren? Om ons te helpen daar klaarder in te zien, nodigden we twee experten uit: Vincent Decroly, ex-parlementslid (Ecolo en daarna onafhankelijk), auteur van “Principes de base de la propagande arc-en-ciel” (Basisbeginselen van de regenboogpropaganda) en medestichter van « L’Observatoire du Citoyen” (verdediging van de rechten van het kind en van de slachtoffers, democratische strijd tegen de georganiseerde misdaad). En Geoffrey Geuens, doctor in de Informatie- en Communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Luik, auteur van boeken over de verstrengeling van de politieke, economische en mediamachten zoals L’information sous controle ( Labor/Espace de libertés) en Tous pouvoirs confondus (EPO).

De representatieve democratie van binnenin bekeken

Vincent Decroly werpt enkele zwakheden op die hij binnen het politieke, representatieve systeem heeft kunnen vaststellen. Eerst het probleem van de overdracht: het politieke personeel wordt hoe langer hoe vlugger vervangen, met vergetelheid als gevolg, zelfs van gebeurtenissen van amper vijf of zes jaar geleden. Dit belet evenwel niet de bureaucratisering van het parlement: veel politici zijn er meer op uit om zich te nestelen, om op te klimmen dan om hun programma te verwezenlijken. Wat vooral dient onderlijnd is het voortdurend spreken met een gespleten tong: zo kan je meemaken hoe een zelfde politicus (man of vrouw) of politieke partij tegen de oorlog in Irak betoogt … en tezelfdertijd weigert om een parlementair debat te voeren over die oorlog. Decroly meent dat we in een democratie leven, dat wel, maar een democratie die meer en meer beperkt wordt tot het oppervlakkige, tot het formele, omdat ze overheerst wordt door de economie. De communicatie en de marketing besmeuren alles. Onze getuige heeft gezien hoe al de « communiceerders » van de politieke groeperingen in België konden samenspannen om een medialeugen in elkaar te flansen (over de Golfoorlog bijvoorbeeld).

Een ander punt: de akkoordjescultuur. De regeringen verkopen al hun beslissingen met altijd datzelfde liedje: « het is geen goed akkoord, maar het is ook niet slecht, het is de anderen hun schuld, zonder ons zou het nog erger geweest zijn ». In onze lessen moeten we het idee bekampen dat een akkoord per definitie altijd goed is. Neen: er zijn snertakkoorden die niks dan kwaad berokkenen. Om te besluiten herinnert het ex-parlementslid eraan dat de politici er zijn om verantwoordelijkheid te dragen. En dat ze verkozen zijn om het programma te verwezenlijken waarvoor ze een mandaat hebben gekregen van de kiezers.

Achter de schone schijn

Geoffrey Geuens van zijn kant geeft heel wat voorbeelden van sociale en familiale netwerken tussen de politieke en economische wereld en het mediamilieu. Die netwerken hoeven niet geheim te zijn, ze zijn wel erg discreet. We spreken dus niet van een grote samenzwering, zoals extreemrechts vaak doet. De macht waar wij tegenover staan is identificeerbaar: dat zijn noch « de pensioenfondsen », noch « de globalisering », maar wel een politieke klasse die samenspant met de grote aandeelhouders-families van de grote vennootschappen.

Andere fundamentele correctie: de definitie zelf van het woord « burger ». In het woordenboek, en ook in het heersende denken, is de burger een lid van de staat en wordt hij beschouwd vanuit het standpunt van zijn burgerlijke en politieke plichten en rechten. Een dergelijke definitie heeft een ernstig gebrek: ze laat de verschillen die samenhangen met de sociale klassen buiten beschouwing, ze veegt de machtsverhoudingen onder de mat … allemaal reële bronnen van ondemocratisch onrecht.

Voor ons werk voor de klas doet Geoffrey Geuens een paar voorstellen: « brandhout maken van de schone schijn », aantonen dat de scheiding der machten boerenbedrog is, de verkondigde idealen van de democratie (de retoriek) tegenover de werkelijkheid stellen, de partijprogramma’s vergelijken met de echte standpunten van de partijen. Kortom, bij iedere gelegenheid kiezen voor een materialistische manier van werken.

Om verder te gaan

De tijd voor het debat, jammer genoeg ontoereikend, werd eerst besteed aan verduidelijking. Vervolgens aan een gedachtewisseling over het begrip « engagement »: tot waar mag en moet een leraar in zijn engagement gaan over gevoelige onderwerpen als politiek, burgerschap, macht? Een confrontatie van opvattingen zonder echte conclusie wegens tijdsgebrek. Een ding staat vast: op de volgende studiedag van de OVDS komen we op dit onderwerp terug. In afwachting kan je het probleem uitdiepen en de werken lezen van Vincent Decroly en van Geoffrey Geuens of ons dossier over “opvoeding tot burgerzin”