Debat tussen Mieke Van Hecke en Nico Hirtt

Facebooktwittermail

Tijdens de “10 uren voor de democratische school” op 19 november 2005 debatteerden Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams Katholiek Onderwijs en Nico Hirtt, hoofdredacteur van “De democratische school” over gelijke onderwijskansen. Moderator was Pieter Lesaffer, onderwijsjournalist bij De Standaard. Hij stelde de sprekers en het thema even voor en gaf eerst het woord aan Nico Hirtt.

Nico Hirtt bracht aan de hand van een presentatie met een aantal grafieken zijn visie op de sociale ongelijkheid in het onderwijs op een duidelijke manier naar voor. Hiervoor maakte hij gebruik van de uitgebreide resultaten van het Pisa-onderzoek bij 15-jarige leerlingen in de OESO-landen. Voor een uitgebreide versie van de analyse van Nico Hirtt verwijzen we naar zijn bijdragen over PISA 2003: deel 1 (« De democratische school, nr. 21, juni 2005) en deel 2 (« De democratische school”, nr. 23, december 2005).

Samengevat komen zijn stellingen hierop neer:

1. Ons onderwijs sorteert de leerlingen op vroege leeftijd (12 jaar) naar respectievelijk ASO-TSO-BSO, die de sociale stratificatie in de maatschappij weerspiegelen.

2. De vrije schoolkeuze in ons land zorgt ervoor dat het marktmechanisme speelt wat leidt tot een sterke sociale segregatie.

3. Het Belgisch lager onderwijs is ondergefinancierd.

Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het Vlaams katholiek onderwijs, sprak haar waardering uit voor het studiewerk van Nico Hirtt en ging vanuit haar positie en ervaringen in op de aangevoerde knelpunten in ons onderwijs. Zo stelde ze dat de zorg voor het dichten van de sociale kloof in het onderwijs het uitgangspunt voor elke democratische school moet zijn en daarvoor dringend nieuwe technieken moeten gezocht worden. Daarbij mag de kwaliteit van het onderwijs niet aangetast worden zoals ook minister Frank Vandenbroucke benadrukt. Terloops zei ze het onterecht te vinden dat het katholiek onderwijs met het imago opgescheept zit elitair te zijn. Als het percentage leerlingen met leer- en taalachterstand te hoog is, kan je hun niveau niet optillen zonder dat van de hele klas aan te tasten. Het zou maximaal 7% mogen zijn om deze leerlingen te kunnen upgraden zonder nadeel voor de hele klasgroep.

Het is volgens haar ook onjuist de hele problematiek van sociale ongelijkheid in de schoenen van het onderwijs te schuiven. Zo benadrukt ze de cruciale rol van de thuiscultuur in het gezin rond leren, huiswerk maken, en andere omgevingsfactoren: het onderwijs kan niet alles oplossen. We kunnen ook leren uit het verleden: de onderwijsdemocratisering naar arbeiders toe. Welke waren de succeselementen? Ik denk bv. aan het Fonds voor Meerbegaafden, dit stond garant om onderwijs aan te kunnen, waarbij niet het onderscheid gemaakt werd naar het behoren tot een sterke of zwakke economische groep. Elke generatie bouwde voort op de vorige, ging erop vooruit qua onderwijsniveau en behalen van diploma’s. Nu blijkt men in migrantenmilieus vaak met kinderen van de derde generatie in de lagere school opnieuw van nul te moeten beginnen omdat ze geen Nederlands kennen, hoewel hun ouders hier geboren zijn en de taal goed spreken. Ze verwees ook naar Skandinavië waar levenslang leren al 30 jaar geleden een item was, ruim verspreid via de cultuur van de volkshogescholen.

In een tweede luikje ging Mieke Van Hecke in op de stelling dat vroegtijdige oriëntatie naar ASO-TSO-BSO de sociale segregatie bevordert. Deze discussie is niet nieuw en veel hangt af van de rijpheid van de kinderen. Er zijn dus verschillende systemen nodig: bv. een middenschool; bv. het is niet goed de keuze van leerlingen met uitgesproken technische vaardigheden uit te stellen en ze nog twee jaar mee te nemen in een intellectuele studie. Welke elementen spelen er mee in de keuze van een onderwijsvorm en studierichting? Er heersen een aantal misvattingen in Vlaanderen: bv. dat kinderen maar geslaagd zijn als ze een universitair diploma halen; intellectuele capaciteiten zijn belangrijker dan sociale kwaliteiten; de vooruitgang van leerlingen is afhankelijk van de hoeveelheid huiswerk die ze krijgen, enz.

Tot 16 jaar gemeenschappelijk onderwijs vindt ze te laat. Een mogelijke piste is de 1ste graad meer omnivalent te maken (middenschool) of selectief meer middelen en omkadering toe kennen aan basisscholen met doelgroepleerlingen zodat ze in kleinere klassen hun achterstand kunnen wegwerken. Ze is er niet van overtuigd dat het mixen van de populatie de problematiek zal oplossen.

Nico Hirtt pikte in op haar stelling dat men veel meer de intrinsieke capaciteiten van leerlingen moet ontwikkelen en benadrukte dat het hoofdprobleem niet daar ligt, maar wel in de sociale determinatie: kinderen uit betere milieus hebben meer kansen en schoppen het verder dan die uit de lagere inkomensgroepen. Bv. het volume aan algemene vorming in het BSO is in vergelijking met het ASO bedroevend laag. Terwijl toch iedereen recht heeft op inhoudelijk onderwijs. De eerste vraag is trouwens: wat heeft iemand nodig aan kennis en competenties om een kritische burger te worden en de maatschappij te begrijpen en te veranderen? Daartoe lijkt hem een gemeenschappelijke stam tot 16 jaar in de opleiding aangewezen, maar dit is niet mogelijk zonder meer investeringen in het lager onderwijs om de ongelijkheid, die daar reeds is gegroeid, weg te werken. Wat het effect van huiswerk betreft, kinderen in Finland én in België hebben ongeveer evenveel huiswerk. Het verschil is dat in Finland de helft van het huiswerk op school wordt gemaakt onder begeleiding van een leerkracht, wat het effect verhoogt.

Een derde subthema was de vrije schoolkeuze en de organisatie van het onderwijs volgens het marktmechanisme. Nico Hirtt stelde dat door de vrije schoolkeuze de sociale segregatie groter wordt. Kinderen zouden in hun eigen woonwijk, plaats en later regio school moeten lopen in één groot onderwijsnet dat door de overheid georganiseerd wordt en de facto een grotere sociale mix garandeert.

Mieke Van Hecke betwistte deze stelling. Ze wees erop dat er in Vlaanderen overal een voldoende keuze aan scholen is en een gezonde concurrentie tot hoge kwaliteit leidt. Het is een rijkdom dat men een school kan kiezen in functie van het profiel van het kind.

Ze zei geschrokken te zijn dat nogal wat scholen een selectie hanteren bij het inschrijven van leerlingen zoals uit blijkt uit één van de vragen die in het PISA-onderzoek aan directeurs werd gesteld. In het basisonderwijs moet men de leertrajecten aanpassen voor leerlingen met achterstand zodat ze mee kunnen in een kwalitatief onderwijs.

Nico Hirtt vond het een mythe dat selectie en vrije keuze van de school de kwaliteit verhoogt.

Mieke Van Hecke zag dan weer niets in een opgelegde samenstelling van de schoolgroep zoals in Frankrijk met de carte scolaire gepoogd wordt om een sociale mix te hebben. Dit is geen garantie voor succes en men heeft onvoldoende zicht op de randvoorwaarden die hierbij spelen.

Aan de hand van tabellen illustreerde Nico Hirtt hoe in de Vlaamse en de Franse Gemeenschap de vrij schoolkeuze de sociale segregatie in de hand werkt.

Tussendoor stelden de aanwezigen vragen of gaven ze eigen bedenkingen in dit boeiende en tegelijk respectvol gesprek. Achteraf was er nog wat tijd voor bijkomende vragen. Zo wierp iemand op dat de keuze van ouders voor het vrij onderwijs in ons land niet vanuit hun geloofsovertuiging gebeurt. Het levensbeschouwelijk kan niet de keuze bepalen gezien het beperkt gewicht ervan.

Mieke Van Hecke repliceerde dat dit maar één van de elementen is en de keuze veel complexer bepaald wordt, maar dat de christelijke levensbeschouwing door velen impliciet aanvaard wordt, zonder dat zij nog kerkelijk zijn. Ze maakt zich zorgen over een eventueel eigen Islamonderwijs, refererend naar de Joodse scholen in Antwerpen die de segregatie in de hand werken en deels fundamentalistische tendenzen kunnen vertegenwoordigen.

Nico Hirtt kon er niet bij dat in de 21ste eeuw religie nog de basis van onderwijs zou zijn.

Mieke Van Hecke reageerde dat historisch gezien het katholiek onderwijs het onderwijs was dat de ouders wilden. Er was geen ander onderwijs voorhanden voor de doorsnee bevolking.

Een tevreden groep deelnemers kijkt uit naar het aangekondigde nieuwe boek van Nico Hirtt en Idès Nicaise over sociale ongelijkheid in het (Vlaams) onderwijs.

Jan De Geest