Burundi: Oorlogsvernielingen in het onderwijs

Facebooktwittermail

Vòòr de oorlog, die uitbarstte in 1993, behoorde Burundi tot het koppeloton van Afrikaanse landen inzake alfabetisering met een alfabetiseringsgraad van 72%. Het conflict veroorzaakt uiteraard veel dramatische situaties. Duizenden wezen slenteren in de straten om te bedelen. De meest gelukkigen onder hen worden begeleid door Afrikaanse of Europese NGO’s die, onder bescherming van de Unesco maar met weinig middelen, hen proberen op te voeden en de bloedbaden te laten vergeten. Zelfs in de families die bespaard blijven van de directe gevolgen van de oorlog, is de miserie soms zo groot dat veel kinderen niet meer naar school gaan omwille van de kosten. Ook al zijn die kosten voor ons, Westerlingen, belachelijk laag: 1500 Burundese franken of 1,3 euro per jaar! Maar voor veel families is dit bedrag onoverkomelijk. De overheid heeft gesteld dat de gemeenten deze kosten voor de arme families op zich moesten nemen. Een vrome wens als je weet dat de meeste gemeenten niet eens in staat zij hun ambtenaren te betalen. Gevolg: de alfabetiseringsgraag is gedaald tot 40%!

De afwezigheid van middelen is de belangrijkste oorzaak voor die discriminatie maar daar moet je een regeringsbeslissing van 10 jaar geleden aan toe voegen. In dit tweetalige land (Kirundi – Frans), heeft de overheid inderdaad beslist dat de lessen van het eerste tot het vierde studiejaar lager onderwijs in het kirundi moesten gegeven worden. In het vijfde en zesde leerjaar moest men beroep doen op de taal van Molière. Op het einde is er een nationaal examen, in het Frans, dat de toegang tot het college moet garanderen. Dit systeem is in het voordeel van de rijke families die hun kinderen naar de privé-scholen kunnen sturen waar het onderwijs vanaf het eerste studiejaar in het Frans wordt verschaft.

(Le Monde de l’Education, juni 2003)3