Pacte d’Excellence: nieuwe lestabellen

Facebooktwittermail

Volgens de planning van het Pacte d’Excellence starten op 1 september 2020 de kleuterklassen en de eerste twee jaren van het lager onderwijs in het Franstalig onderwijs met nieuwe “eindtermen” en nieuwe lesroosters. In 2021 volgt het derde leerjaar, in 2022 het vierde leerjaar, … in 2027 het derde jaar van het secundair onderwijs. Begin 2018 publiceerden de media de voorstellen van de minister voor de lessentabellen in de gemeenschappelijke stam. Hieronder volgen enkele bedenkingen bij deze voorstellen.

Geen ruimte voor de polytechnische school

De voorgestelde lestabellen gaan ervan uit dat de polytechnische vorming plaatsvindt binnen de gewone schooltijd. Ook kunstzinnige vorming, remediërende- en huiswerkbegeleiding, net als individuele begeleiding worden geïntegreerd in de lestijden. Als dat allemaal binnen een ongewijzigde schooltijd moet plaatsvinden, kiest men in feite voor nivellering, met “een beetje minder van alles wat men vroeger deed” om plaats te maken voor kunst en technologie. Men kan dan niet anders dan prioriteiten kiezen binnen de verschillende vakken. Helaas worden die keuzes vaak bepaald door de eisen van de economie. Gezien het aantal keren dat de initiatiefnemers van het Pacte d’Excellence wijzen op het schrijnend gebrek aan informatici, zijn die eisen voornamelijk gericht op digitalisering en de zogeheten basiscompetenties. Zoals uit de voorgestelde roosters blijkt, zal de hervorming dan ook uitlopen op een verzwakking van de kennisinhouden die nodig zijn om de wereld te begrijpen, met name in de natuurwetenschappen en de menswetenschappen

Onze visie op polytechnische vorming is het laten ontdekken van grote domeinen van de productie van goederen en diensten, met hun technische en sociale verbanden. Dit impliceert zowel theoretisch onderzoek als ontdekking op het terrein, niet alleen van de manuele arbeid maar ook van de conceptie van producten, evenals een reflectie over de sociale consequenties en de impact op het milieu van de technische vooruitgang. Deze visie veronderstelt dat de school over veel meer tijd beschikt dan voorzien wordt in de huidige voorstellen voor het Pacte d’Excellence.

Het voorstel van Ovds is de organisatie van een omkaderde en gepersonaliseerde studie buiten het verplichte lesrooster, na de lestijd maar ook op woensdag en zaterdagochtend, in een meer samenwerkende school, die voor allen toegankelijk is. De mogelijkheid om een leerling gedurende een periode te verplichten om deel te nemen aan die studie zou het belangrijkste instrument worden om zittenblijven te vermijden en ongelijkheden te verminderen.

Hoeveel tijd voor Frans en de moderne talen ?

De voorgestelde lesroosters voor de gemeenschappelijke stam voorzien meer tijd dan vandaag voor Frans. Is dat wel zinvol? Natuurlijk moet het lees- en schrijfniveau van onze leerlingen omhoog. Maar Frans leer je niet alleen … tijdens de lessen Frans. De verbetering van de taalbeheersing veronderstelt de praktijk van de taal op hoog niveau in alle lessen. Meer wetenschappen en menswetenschappen, filosofie in de klas betekent ook ook meer Frans in de praktijk. Dat houdt in dat men eisen stelt aan de rekrutering en vorming van leraars en inzake de kwaliteit van de lessen, het opstellen van programma’s, het gebruik van een adequate woordenschat enz. Het gaat erom dat jongeren getraind worden om de taal goed te hanteren, vaker en beter dan wat nu gevraagd wordt, voor alle vakken.

Voor de studie van de moderne talen stellen wij een aanzienlijke verhoging van het aantal lessen vast. Toch ligt het probleem van het talenonderwijs niet zozeer in het aantal lesuren dan wel in hun invulling. Immersie wordt met moeite en op ongelijke wijze georganiseerd. De talenklassen zijn overbevolkt, de kansen om zich uit te drukken en dus werkelijk de taal in praktijk te brengen zijn beperkt. Al deze factoren komen een kwalitatief onderwijs niet ten goede. Bovendien kan men er redelijkerwijze van uit gaan dat het tekort aan leraren moderne vreemde talen niet als bij toverslag zal verdwijnen omdat de school meer lesuren organiseert. Het onderwijs in vreemde talen zou ongetwijfeld veel efficiënter zijn in kleinere groepen, en dat zou ook de leerkrachten meer motiveren, die willen immers nuttig werk doen in goede omstandigheden.

Ook een echt uitwisselingsbeleid zou een nieuwe impuls kunnen geven aan het leren van Nederlands. Op het einde van de gemeenschappelijke stam of vlak erna, zou het wenselijk zijn om taalverblijven te organiseren in het ander landsgedeelte, zowel voor de studierichtingen die voorbereiden op hoger onderwijs als diegene die voorbereiden op een beroepskwalificatie, een soort “Erasmus-uitwisseling” binnen België. Dit zou niet alleen een zinvolle praktijk van de moderne talen bevorderen, maar ook het begrip van de cultuur en de openheid naar anderen ten goede komen .

Flexibele schooltijden

Een opdeling van de schooltijd in blokken van meerdere lesuren voor workshops, kunstateliers of taalonderdompeling lijkt ons interessant. Moet hier, zoals één van de voorgestelde varianten voor de lessentabellen van het Pacte d’excellence voorstelt, om de 7 weken een volledige schoolweek aan besteed worden? Of moet de organisatie van zulke blokken meer flexibel worden georganiseerd? Tijdens enkele namiddagen of door de school vrij te kiezen dagen, zonder dat daarvoor een hele week gewone les wegvalt?

Anderzijds is er bij de voorstellen van de uurroosters ook sprake van lessen van 45 minuten, te organiseren in blokken van twee lesuren om aldus lessen van 90 minuten te verkrijgen. Gesteld wordt dat lessen van 50 minuten (die overigens ook per twee kunnen worden samengevoegd) te lang en allicht te vermoeiend zijn voor de kinderen. Toch zou een goede afwisseling van lessen, middagdelen met praktijk, ontdekking van kunsten, diverse bezoeken en lichamelijke activiteiten de schooldagen prettiger en productiever maken, zonder de lessen met 5 minuten te moeten verkorten. Steeds maar meer doen in een steeds kortere schooltijd lijkt ons zonder meer illusoir.

Conclusie

Het “Pacte d’Excellence” blijft steken in enge beperkingen en een gebrek aan ambitie. Bij gebrek aan financiële en materiële middelen, bij gebrek aan moed om routines te doorbreken, komen de promotoren ervan terecht in een vruchteloze strijd tussen twee visies. In de ene visie gaat men het spectrum van de leergebieden verbreden, maar dan ten koste van het niveau, dus een neerwaartse nivellering. In de andere visie wil men het onderwijs opnieuw toespitsen op de “essentie”, de eisen van de arbeidsmarkt.

Michèle Janss 


Lees ook over het Pacte d’excellence:

Het Pacte d’excellence in vogelvlucht 

Het Pacte d’Excellence en de weerstand tegen de gemeenschappelijke stam (Vincent de Coorebyter) 

Volstaat het de gemeenschappelijke stam te verlengen? (Nico Hirtt)