Geslaagde ontmoetingsdag Franstalige en Vlaamse leerkrachten

Facebooktwittermail

In een niet zo ver verleden trokken honderdduizenden uit “arm Vlaanderen” naar de steenkoolmijnen en fabrieken van Wallonië, de bakermat van de industriële revolutie op het Europese vasteland. In 1950 waren nog 85% van de werklozen in België Vlamingen. Vandaag is dit “arm Vlaanderen” één van de rijkste regio’s van Europa geworden. Wat is er ondertussen gebeurd in dat ooit zo voorspoedige Zwarte Land? En welke toekomst staat Wallonië te wachten?
Ovds (Oproep voor een democratische school) nodigde op 11 oktober leerkrachten uit om de veelzijdige realiteit van Wallonië, en meer bepaald Charleroi en La Louvière, te leren kennen.

Een ontmoetingsdag tussen Vlaamse en Franstalige leerkrachten moest het worden, een ietwat gewaagd opzet in deze tijden van communautair gehakketak en bekrompen nationalisme. We hadden 9 workshops en educatieve uitstappen voorzien. Meer dan 200 leerkrachten, uit alle provincies van het land, zakten af naar Charleroi, bijna de helft Vlamingen. Als gaststad werd, haast symbolisch, Charleroi gekozen: maar al te vaak gaat deze stad door als het “Chicago van het zuiden” met schandalen allerhande en met een onderwijs om niet over naar huis te schrijven. Onze gastheren en –vrouwen hebben ons een ander Charleroi en in de namiddag een ander Centre (de streek rond La Louvière) laten zien: de bakermat van de Belgische industriële bloei en economische rijkdom, de wieg ook van menige belangrijke arbeidersstrijd en van de immigratie. Vergane glorie door de beslissingen van het grootkapitaal dat geen grenzen kent en industriële woestijnen achter laat, onverzadigbaar in zijn honger naar winst. Een verarmde arbeidersbevolking in desolate wijken, een door werkloosheid geteisterde jeugd. Sprankels van hoop met de moderne fabriek Carlam en het gebied rond de luchthaven Aéropole, en met de talrijke initiatieven om het industrieel en cultureel patrimonium smaakvol en doeltreffend te beheren…

Als ontmoetingsplaats konden we beschikken over de lokalen van FUNOC (Formation pour l’Université Ouverte de Charleroi), een instelling die sinds 1977 opleidingen organiseert voor laaggeschoolde jongeren en volwassenen zonder diploma. Alfabetiseringscursussen, cursussen informatica, boekhouding, opleiding onderhoud enz. Zo kan men vooralsnog een diploma bemachtigen van basisopleiding en/of kennis van het Frans. De directrice van de school lichtte met grote bevlogenheid het hele project toe in haar welkomstwoord. Namens de organisatoren van Ovds-Henegouwen sprak een geëmotioneerde Josée Stroobants, zelf afkomstig uit een familie die 60 jaar geleden uit Vlaanderen naar La Louvière verhuisde op zoek naar werk en een betere toekomst voor de kinderen.

Een debat over heikele punten in het Franstalig onderwijs

Voltreffer in de voormiddag was het debat over het Franstalig onderwijs met minister Christian Dupont, Nico Hirtt (Ovds) en Bernard Delvaux, vorser aan de UCL en één van de initiatiefnemers van de “bassins scolaires”. Nico Hirtt wees aan de hand van de PISA-enquêtes op de schrijnende toestand van het Franstalig onderwijs op het vlak van gemiddelde resultaten en qua sociale gelijkheid. Volgens Bernard Delvaux is de oprichting van de “bassins scolaires” (onderwijszones waarbinnen de scholen van eenzelfde regio samenwerken) alvast een stap in de goede richting: hoewel de sociale ongelijkheid en discriminatie niet worden opgeheven, kunnen alle betrokkenen van éénzelfde regio samenwerken binnen een welomlijnd project. De minister ging akkoord dat het huidig bestel een bron is van ongelijkheden en onderstreepte de wil van de regering om iets aan deze situatie te doen. De problematiek van de sociale mix blijft ook voor hem het heikel punt nummer één in ons onderwijs.

De doden van de kolenslag

Wallonië is rijk geworden dank zij zijn steenkool. Marcinelle toont met le Bois du Cazier ook de keerzijde van deze industriële bloei: de grote kolenslag werd met het leven bekocht! Paul Lootens, secretaris van de Algemene Centrale (ABVV) en co-auteur van het boek “Tutti cadaveri” (over de mijnramp van Marcinelle) begeleidde de tweetalige groep. Hij schetste met grote deskundigheid de algemene context. Ex-mijnwerkers brachten met hun ontroerend relaas het verleden tot leven. Een bijzonder boeiend bezoek op een bijzondere plaats. De tijd ontbrak om de hele site te bezoeken.

Le Bois du Cazier bij Marcinelle was met twee schachten eerder een kleine mijn: er werd jaarlijks 160 000 ton steenkool boven gehaald, in 1955 zelfs 170 558 ton. Op 8 augustus 1956 om 8u10’ gebeurde er een ontploffing in de mijn. Een vertrekkende kooi sleurde twee uitstekende wagentjes mee. Hierdoor werd een balk van de laadplaats afgerukt, braken de telefoonleidingen, twee elektrische hoogspanningskabels, de oliedrukleiding van de hydraulische balans en de persluchtleiding. Er brak brand uit die nog werd aangewakkerd door de olie en vooral door de perslucht en de verluchting. De kompels zaten als ratten in een val. Twee weken later, op 23 augustus, slaakt een Italiaanse redder de verschrikkelijke boodschap: “Tutti cadaveri !” (“Allemaal lijken!”). Ze zijn de geschiedenis ingegaan als “De doden van de kolenslag”: 262 doden, slechts 13 overlevenden. Onder de slachtoffers: 12 verschillende nationaliteiten, 136 Italianen, 95 Belgen. Het gebrek aan veiligheid werd als grote schuldige met de vinger gewezen door de 109 burgerlijke partijen op het proces. In de media bleef het eerder stil rond het eindarrest dat in dit proces werd geveld en dat uitdraaide op een quasi volledige vrijspraak van de verantwoordelijken. Gerechtelijke experts waren nochtans vrij zeker van hun stuk: toeval was uitgesloten. De advocaten hadden aangetoond dat het rendement primeerde op de veiligheid, dat het mijnreglement met de voeten werd getreden door het patronaat en dat het Korps der Mijningenieurs het naast zich neerlegde.

De oude arbeiderswijken van Damprémy en Marchienne

Het speciale aan Charleroi is dat haar geschiedenis pas begint met het kapitalisme: ze werd gemodelleerd tot een “grootstad” en ondergaat hiervan nu de naschokken. Bij de onafhankelijkheid van België was Charleroi niet groter dan Eeklo. Een tweede groep leerkrachten vertrok in de voormiddag naar de oude wijken van Damprémy en Marchienne om kennis te maken met het grootse industrieel verleden en te luisteren naar de getuigenissen van de arbeidersstrijd. Verschillende plaatselijke verenigingen waren bij deze rondleiding betrokken. De RTBF nam interviews af van enkele Vlaamse deelnemers van deze groep.

“Le mal flamand”: honger en ontbering

Vlamingen vinden van de Walen, ondermeer, dat ze zich zelf te hoog inschatten en “geen harde werkers” zijn. Walen vinden, van hun kant, dat de Vlamingen zichzelf minderwaardig vinden en dat ze “lomp maar moedig” zijn. Van zichzelf vinden de Walen dat ze van hun “terroir” houden, gastvrij en joviaal zijn. Waar komen al die clichés en vooroordelen vandaan? Guido Fonteyn, jarenlang correspondent van de Standaard in Wallonië en auteur van meerdere boeken over Wallonië, wist in de voormiddag een veertigtal Vlaamse leerkrachten te boeien met zijn exposé over de opgang en neergang van de industrie in Wallonië en de Vlaamse emigratie naar het Zwarte Land. Wisten jullie dat sterven van honger, ontbering en ziekte in de wereld bekend stond als … “le mal flamand”? Dat één derde van de bevolking (zowat 450.000 gezinnen) leefde en stierf in de grootste ellende? “Laten we als Vlamingen vooral bescheiden zijn”, besloot Guido Fonteyn.

Tijd voor een speech en uitwisseling

Op het einde van de voormiddag kwamen de deelnemers van de vier workshops terug samen in de FUNOC. De Ovds-ploeg van Charleroi had voor broodjes, taart en drank gezorgd in een iets te kleine refter. Er stonden enkele informatiestands opgesteld maar niet alle deelnemers vonden de tijd om er langs te komen. Aan de stand van Ovds-Aped werd een “uitwisselingsbeurs” georganiseerd waar leerkrachten met concrete plannen voor een uitwisselingsproject met een school uit het andere landsgedeelte op een formulier hun desiderata konden poneren: van uitwisselingen per mail of korte bezoeken en gezamenlijke daguitstappen tot een heus uitwisselingsproject van één week. Veertien Vlaamse en vier Franstalige leerkrachten lieten concrete interesse blijken. Wij proberen hen allen aan een partner in het ander landsgedeelte te koppelen.

Op het einde van de middagpauze hield Jean-Pierre Kerckhofs, de Franstalige co-voorzitter van Ovds-Aped, een gelegenheidstoespraak, afwisselend in het Nederlands en het Frans met vertaling op het scherm. “De Waalse arbeiders hebben met hun handen de fabrieken gebouwd. Zij waren geen luieriken. En aan hun zijde stonden Vlaamse arbeiders en vele andere immigranten, die wegvluchtten van de armoede in hun streek of hun land”.

La Louvière: mijnen, hoogovens en Italianen

In de namiddag vertrokken twee groepen met bussen naar Le Centre, de streek van La Louvière. Een Nederlandstalige groep onder leiding van journalist Guido Fonteyn en een Franstalige groep onder leiding van professor Anne Morelli (ULB).

La Louvière ontwikkelde zich als nieuwe stad in het midden tussen de steenkolenbekkens van Mons-Borinage en Charleroi. In de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw was er een belangrijke de industriële activiteit rond de steenkoolmijnen, de staalovens en vele andere fabrieken. Het lot van La Louvière is verbonden met dat van de familie Boël en de staalnijverheid, met de mijn van le Bois-du-Luc, één van de oudste mijnen van België en met de immigratie van Italiaanse arbeiders. Bij de Cantine des Italiens, de barakken bij Houdeng die in 1946 werden opgetrokken in de schaduw van de Usines Gustave Boël, wees Anne Morelli op de mensonterende levensomstandigheden waarin de eerste immigranten moesten leven en werken. Gezinnen met Italiaanse roots hebben van le Cantine, die omgebouwd zijn tot museum, nu een pleisterplaats gemaakt om er hun familiefeesten te houden, met een heus restaurantje (de centrale barak die vroeger dienst deed als refter) op een mooi aangelegd grasveld met bloeiende geraniums en een speeltuintje. Ze vergeten niet dat hun ouders en grootouders er leefden in barakken.

Guido Fonteyn hield met zijn groep halt bij één van de vier oude maar nog werkende hydraulische liften op het Canal du Centre en bij de moderne kabelbaanlift van Strépy-Thieu. Ingenieuze bouwwerken die uniek zijn in de wereld.
Beide groepen verkenden het gebouwencomplex rond de mijnsite van le Bois-du-Luc: een tot in de details bewaard gebleven authentieke mijnstad met de schachttorens, de carrés of vierkante woonblokken, de ateliers, feestzaal, zelfs de laatste Train des Flaminds, de trein die tot in de jaren ’60 Vlaamse arbeiders aanvoerde voor de mijnen en de fabrieken.

Van oude industrie tot reconversie

Arbeiders uit de staalindustrie brachten een tweetalige groep leerkrachten naar Couillet, Montignies en Gosselies en toonden de overblijfselen van de multinational Solvay, de industriële woestijn die nagelaten werd door Albert Frère en de moderne staalfabriek Carlam. Belangrijke werkverschaffer voor de regio is de nieuwe “Aéropole”, het gebied rond de luchthaven van Gosselies. Deze groep bracht ook een bezoek aan het recent uitgebreide “Musée de la Photographie”.

Vergeten helden

Ook allochtonen hebben het leven gelaten om België te verdedigen tegen de nazi-bezetting. Op het kerkhof van Cornil-Noirmont hebben 2250 Marokkanen, die in mei 1940 gesneuveld zijn in de slag bij Gembloux tegen de Duitsers, een laatste rustplaats gevonden. In die slag verloren de Duitsers 300 pantsers. In de film “La couleur du Sacrifice” van Mourad Boucif komen Marokkaanse oud-strijders aan het woord die nog steeds vechten voor gerechtigheid en erkenning. Eén van hen getuigt als 13-jarige tijdens een razzia te zijn meegevoerd uit zijn school om te dienen in het Franse leger. Na een fragment uit de film en een toelichting door één van de makers ervan, bracht de groep een bezoek aan het Musée Français.

Een spel rond vooroordelen

Stéphanie Moyaert van School zonder racisme had een pedagogisch project uitgewerkt rond vooroordelen tussen Vlamingen en Walen. De grote toevloed van deelnemers, o.a. door de deelname van 40 studenten uit de CAP (certificat d’aptitude pédagogique), een lerarenopleiding in Verviers, noopten ons tot het opsplitsen in drie workshops. Met bijzondere dank aan de animatoren Philippe en Frank, die weinig tijd was gegund om zich voor te bereiden.

Een geslaagde dag

Meer dan de helft van de deelnemers vulden het evaluatieformulier in. We lezen er in het algemeen positieve en lovende commentaren op het programma en het verloop van de dag. Er werden letterlijk “goede punten” uitgedeeld. “Vooral niets veranderen”; “Doe zo voort”, lazen we in menig commentaar of “Heel tof concept”. Vaak ook: “Absoluut over te doen in andere steden” en “Organiseer gerust ook zo’n dag in Vlaanderen!”

Rest ons van harte alle deelnemers te danken voor hun inbreng. Bijzondere dank ook aan alle gidsen en sprekers, aan Ovds-Henegouwen en aan alle medewerkers achter en voor de schermen…


Romy Aerts

Een uitgebreide fotoreportage van de ontmoetingsdag “Een andere kijk op Wallonië” van 11 oktober 2008 staat in “De democratische school” (nr. 36, december 2008), ons trimestrieel tijdschrift.

Cantine des Italiens. Musée de l’immigration. N55, afslag N535 richting La Louviere, afslag Houdeng Goegnies vlak voor de brug over het Canal du Centre. Rue Tout-y-Faut 90 7110 HOUDENG-GOEGNIES Tel 064/84 78 31

http://www.canal-du-centre.be

Ecomusée du Centre , rue Sainte-Patrice, 2b 7110 La Louvière (Houdeng-Aimeries) Toegang: E19-E42, afrit Le Roeulx, richt. Houdeng / Trein: station La Louvière Centre, bus van TEC.

email : info@ecomuseeboisduluc.be

http://www.ecomusee-regional-du-centre.be 064 282000

Musée de la Mine , rue Saint-Patrice, 5 bis 7110 La Louvière tel en fax : 064.22.54.48 musee_mine@hotmail.com