“Bijna alle oud-premiers werken of werkten voor ondernemingen”

Facebooktwittermail

Voor Geuens zijn de media een onderdeel van een groter geheel, met als centrale stelling dat de globalisering niets wezenlijks heeft veranderd aan de oude tegenstellingen. Er is een dominante klasse waarbij staat, media, en andere instellingen gewoon instrumenten vormen voor het bestendigen van hun macht.

Twee jaar geleden schreef hij een boekje over de media in België (L’information sous Contrôle. Médias et pouvoir économique en Belgique) en vorig jaar verscheen bij EPO zijn boek ‘Tous Pouvoirs confondus. Etat, Capital et Médias à l’ère de la mondialisation.’ Dat is door de stichting Vrienden van Le Monde Diplomatique uitgeroepen tot het tweede beste boek van 2003.
Hij heeft dan ook een titanenwerk verricht.

Het boek is een soort index van de elite in de wereld. Duizenden namen en ondernemingen neemt hij onder loep. Hij beschrijft de relaties tussen politiek, economie, media en het militaire en toont daarmee de belangrijkste actoren van de globalisering. Een portret ook van de invloedrijkste fora en denktanks zoals de trilaterale Comissie, de Bilderberg groep, Aspen France, enz… waar de politieke, economische, militaire en zelfs culturele elite vertoeft.

Hoe kom je erbij om zoveel tijd te steken in het verzamelen van informatie over industriëlen, politici, bedrijven, media en denktanks?

Geoffrey Geuens. Met mijn boek wilde ik aanvankelijk vooral in detail kijken naar de aandeelhouders en bestuurders in de mediawereld in Europa en de VS en hun relatie met de politieke en militaire wereld, de denktanks enz. Toen ik met dit onderzoek bezig was, viel me op dat ontzettend veel politici prominent aanwezig zijn in privé-ondernemingen, niet alleen in de media, maar ook in andere sectoren. Daarom heb ik aan mijn uitgever voorgesteld om uiteindelijk een boek te maken met daarin uiteraard aandacht voor de media, maar waar globaal ook wordt getoond hoe de relaties tussen de economische en de politieke macht er uitzien. In mijn boek staan ongeveer 2.000 personaliteiten en 3.000 bedrijven, wat inderdaad tijd aan opzoekwerk heeft gekost.

Heeft het u verrast dat er zo’n intense band bestaat tussen beide werelden ?

’t is te zeggen, ik had al wel een idee van bekendere voorbeelden zoals Mark Eyskens die voorzitter is van de Raad van Bestuur van UCB of Jean-Luc Dehaene en zijn post bij Interbrew (beide voormalige premiers bezitten functies in tal van bedrijven). Maar in de pers wordt dat soort relaties nu ook niet breed uitgesmeerd en dan nog op een episodische manier. Bovendien bestaat daarover weinig ophef. Men heeft de indruk dat het een normaal sociologisch verschijnsel is dat politici allerlei mandaten bekleden in de ondernemerswereld.

Maar toch, ik viel als lezer van mijn eigen boek van de ene verbazing in de andere over de intensiteit en uitgestrektheid van dit netwerk tussen politiek en economie, over de vele relaties die over het algemeen verborgen blijven voor het grote publiek, daarom niet bewust. Dus gedeeltelijk was het een verrassing.
Bijvoorbeeld, bijna alle oud-premiers en ministers van economische en financiële zaken werken of werkten voor privé-bedrijven. De lijst van Belgische politici in het economisch establishment is ellenlang. Er zijn dus zeer veel rechtstreekse en dikwijls intense banden.

Wereldfora als de Bilderberggroep of de Trilaterale Commissie maken de relaties tussen de economische en politieke wereld zeer hecht. De meeste van die instellingen dateren van na de tweede wereldoorlog. De globalisering heeft daar een sterke internationale dimensie aan gegeven. Maar gaat het wel echt om een nieuw fenomeen? Is de politieke en economische wereld niet altijd al sterk met elkaar verbonden geweest, zelfs op internationaal niveau?

Ik geloof niet in de nieuwigheid. Ik geloof ook helemaal niet dat het om een nieuw fenomeen gaat. In Frankrijk is er het werk van Jean Garrigues, die verschillende degelijke boeken heeft geschreven (‘La République des hommes d’affaires’, 1997 en ‘Les Patrons et la Politique’, 2002, nvdr.) waarin hij aantoont dat er ook aan het begin van de 19de eeuw zeer sterke banden bestonden tussen de politieke en economische wereld. In België is er Pierre Joye die voorzitter is geweest van de Communistische Partij en een boek schreef met de titel ‘la presse et les trustes’, (in de jaren vijftig) met dezelfde gegevens. Dus nieuw is het zeker niet.

Wat ik nu net wil aantonen is dat ook met de globalisering fundamenteel niets veranderd is aan de verhoudingen tussen de verschillende machten.

Ik heb de indruk dat veel mensen graag de indruk wekken dat dingen constant veranderen. Maar de structuren van de macht veranderen niet. Wat ik gedaan heb is op een zekere manier die relaties heractualiseren en in kaart brengen. Ik pretendeer dus niet iets nieuws te hebben gemaakt.

U bekritiseert daar ook bepaalde delen van de andersglobalistische beweging

Het is me zeer duidelijk dat de andersglobalistische beweging de fout maakt om de krijtlijnen van het debat zoals die zijn uitgetekend door hun tegenstanders, de ‘neoliberalen’, te aanvaarden. Ze zijn uiteraard niet akkoord met elkaar, maar ze zijn het er wel over eens dat de wereld veranderd is. Wat ik aantoon is dat er veranderingen zijn aan het functioneren van het kapitalisme, dat het een kapitalisme is geworden met privatiseringen en een dominantie vanuit de financiële wereld. Maar men moet opletten met het gebruik van het begrip neoliberalisme noemt. Neoliberalisme is voor mij vooral een discours of ideologie, als voorstelling van de wereld die niet overeenstemt met de realiteit. Bijvoorbeeld, als we de essentiële punten nemen van de neoconservatieven in de VS, dan is er het beeld van de scheiding tussen de staat en de economische wereld, ten tweede is er het idee dat het boven alles over een wereld gaat van vrije en autonome individuen. Maar de werkelijkheid is helemaal anders. De staat is nog steeds heel erg aanwezig. Er wordt weliswaar een politiek betoog gevoerd tegen de staat, maar in realiteit gaat het over een betoog tegen de publieke sector, wat niet hetzelfde is. De staat is vooral het instrument van de dominante klasse. Dat brengt ons bij het tweede. In Frankrijk worden de meeste ondernemingen inderdaad gecontroleerd door individuen, maar die zijn onderling sterk verbonden door familiale en andere relaties. Bepaalde Franse sociologen spreken van een bourgeoisie als collectieve klasse. Of dat nu is als gevolg van familiale relaties of kruisparticipaties tussen ondernemingen, in realiteit is het altijd in termen van collectiviteit, van sociale klasse dat men moet spreken en niet in termen van het individu.
Met andere woorden, de sociale klassen zijn niet verdwenen met de komst van het liberalisme en ook de rol van de staat is niet verdwenen. En om volledig te zijn, is er tenslotte nog het discours van ‘het liberalisme dat is de concurrentie’ elke keer er een onderneming dicht moet. Ook dat is een valse stelling. Want in realiteit is er meer en meer monopolie en zelfs kartelvorming.

Wat ik wil zeggen is dat de principes van wat men het neoliberalisme noemt, namelijk het heersen van het individu, het verdwijnen van de staat, en het heersen van de concurrentie blijkbaar zowel door neoliberalen als veel andersglobalisten worden aanvaard. Behalve dan dat de enen zeggen: ‘het is goed’ en de anderen ‘het is niet goed’. Mijn kritiek is dat zelfs indien ze tegen over elkaar staan in het debat, delen ze dezelfde terminologie van het debat. En ik wil aantonen dat de termen van het debat tegen over elkaar staan.

Wilt u daarmee zeggen dat de zogenaamde andersglobalisten gewoon het spel meespelen?

Wat we goed zien is dat de politieke en economische leiders op Davos of elders en de editorialisten van de mainstream media, aan de ene kant de dialoog aangaan met de andersglobalisten maar tegelijk zeggen dat er ‘goede’ en ‘slechte’ andersglobalisten zijn. De goede andersglobalisten zijn bepaalde leiders van Attac in Frankrijk die, zoals ik net zei, de gezaghebbende krijtlijnen van het debat aanvaarden en gematigd zijn en de andere andersglobalisten die het debat weigeren, gewelddadig zijn, enz. Voor mij is duidelijk dat de heersende macht een deel van de beweging tracht te recupereren om ze daarna te verdelen. Dat is trouwens heel klassiek: verdeel en heers. Volgens mij is minstens een deel van Attac gerecupereerd. Zij die inderdaad denken dat de politieke macht het slachtoffer is van de mondialisering. Door met hen het gesprek aan te gaan denken ze de boel naar links te kunnen doen opschuiven of te zorgen voor grotere burgerbetrokkenheid. Voor mij is dat een totale illusie.

De media houden daarin mee de schijn op dat het debat over de globalisering een democratisch debat is met mensen van links en rechts. Maar uiteindelijk gaat het over niets anders dan een intern debat. Kijk maar naar iemand als Joseph Stiglitz, de oud vice-voorzitter van de wereldbank, die zich opstelt als criticus van de Wereldbank en in zijn boek spreekt over een alternatief. Dat is lachwekkend, je moet weten dat Joseph Stiglitz is aangesteld als beheerder van een internationaal comité van Renaul-Nissan. En met wie ? Wel, met de mensen van de Bilderberggroep en de Trilaterale Commissie.

Als de andersglobalisten echt aan verandering willen werken, dan zal dat niet zijn met een strategie van lobbying, samenwerking of dialoog. Wat zij moet doen is een politieke macht zijn en politieke macht proberen te verwerven. Ik wil daarmee niet zeggen dat ze gewapend de straat moeten optrekken, dat is niet wat ik wil zeggen. Volgens mij moet de andersglobalistische beweging een drempel overstappen, d.w.z. zich organiseren in een politieke beweging. Het is dus een politiek gevecht en geen gevecht van burgers en lobbyisten. Dat laatste kan alleen maar leiden naar politieke recuperatie.

Wanneer men uw boek leest krijg je de indruk dat de democratie niet meer bestaat.

Het hangt er in eerste instantie al van wat men onder democratie verstaat. Irak is aangevallen voor de democratie. Iedereen gebruikt het begrip democratie. Dat is zo met vele begrippen. Als een onderneming een potje biologisch yoghurt op de markt brengt dan is dat bedrijf meteen ‘ethisch’. Zo ook met de democratie. Als het woord democratie wordt gebruikt in westerse kringen dan gaat het eigenlijk om een liberale of bourgeoisiedemocratie. We moeten de zaken bij hun echte naam noemen. Formeel is er respect voor vrijheid van meningsuiting, enz. Maar dan moeten we er ook vlug bijzeggen: vrijheid van meningsuiting, goed, maar wie heeft de middelen om een televisie of krant uit te baten.

Van de pers wordt nogal eens gezegd dat ze de vierde macht vormen. Zij oefenen mee de controle uit op de politieke en economische macht. En inderdaad, we kunnen niet ontkennen dat bijvoorbeeld geregeld corruptiedossiers worden uitgespit in de pers.

De journalisten, die evenzeer tot de kleine bourgeoisie van de middenklasse behoren, hebben de tendens om de wereld, sociale acties en dergelijke te analyseren vanuit het individu. Dus ze zijn vrij of niet vrij om bepaalde dingen te doen. Zij overwegen dus dat elk de vrijheid bezit om te schrijven wat hij wil. Dus het discours is: we zijn een ’tegenmacht’ we zijn vrije individuen. De andere versie is, de versie van critici, dat het juist niet gaat om vrije individuen, maar over marionetten, dus onder controle van de economische of politieke macht. Nog eens, het is noch het een, noch het andere. Dat wil niet zeggen dat ik me tussen de twee bevindt. Mijn kritiek is veel radicaler. De journalisten zijn niet vrij noch vormen zij een tegenmacht. Het is voldoende om hun discours te lezen over Clabecq, de andersglobalisten, de oorlog. Algemeen kunnen we stellen dat ze eerder een discours hanteren die veel dichter aanleunt bij de macht.

Maar zij die deze theorie verwerpen gaan dan in het andere kamp staan dat zegt dat journalisten marionetten zijn. Neen, wat ik aantoon is dat ze tot de kring van de top zelf behoren. Dat ze banden hebben met de politieke of ondernemerswereld, die aanwezig zijn ook in de denktanks, of in de onderzoeksinstituten. Zoals de politieke wereld niet afhankelijk is van het kapitaal en er ook niet de marionet van is, zijn ook de media niet afhankelijk of marionetten van de politieke of economische macht. Er is opnieuw een sociologische band .

Uiteraard niet met alle journalisten, want op de redactie zijn er ook machtsrelaties. Waar ik het over heb zijn zij die de toon bepalen in de pers, die de editorialen schrijven. Hoe kunnen we denken dat Jean-Marie Colombani (van de Franse krant Le Monde, nvdr.) die regelmatig bezoeker is van Davos (het Wereld Economisch Forum, nvdr) een marionet is. Het gaat dus om mensen die sterke, organische banden hebben met deze wereld.

Ligt het belangrijkste gevaar voor de persvrijheid niet in de groeiende economische concentratie waaraan de media onderhevig zijn?

Het is waar dat we een heel sterke evolutie zien van het verdwijnen van persbedrijven, m.a.w. de concentratie. Hier zien we nogmaals heel duidelijk dat het economisch liberalisme niets te maken heeft met concurrentie, maar met monopolie. De monopolisten voeren geen oorlog onder elkaar. Ze zijn wel soms concurrent van elkaar op een aantal markten, maar ze bezitten vooral ook sterke banden onder elkaar. De sterke mediaconcentratie zorgt voor steeds sterkere banden onder elkaar. Wat we nu hebben is een kleine minderheid van persgroepen die het grootste deel van de media controleren. Ze hebben banden onder elkaar en steunen op de staat, want er zijn ook zeer sterke banden met de politieke wereld.

Nemen we België. Hier hebben we Rossel, IPM – CNC (La Derniere Heure en La Libre Belgique), medi@bel (maar eigenlijk moeten we die al niet meer meetellen want dat is nu onder andere de VUM via SBE), de Persgroep, VUM, Roularta en de privételevisiegroepen die zelf al eigendom zijn van de grote persgroepen. In België zijn de media in handen van een zeer kleine groep grote mediabedrijven. Het gaat om een zeer verontrustende evolutie.

Vanuit de politieke wereld zijn er nochtans maatregelen genomen die de concentratie moeten tegengaan.

Er bestaat een anti-trustwetgeving op Europees niveau maar dat heeft de concentratie in de pers niet verhinderd. Ik denk ook niet dat er een politieke wil bestaat om echt op te treden tegen de concentratie. Wel integendeel. Ik zie in Europa in de diverse sectoren een sterke concentratiebeweging. Waarom ? Omdat Europa zich gedeeltelijk aan het uitbouwen is om de ‘samenwerkende tegenstander’ te zijn van de VS. In die zin steunt Europa juist op de concentratie en dus is er vanuit die optiek zeker geen politieke wil om de concentratie tegen te gaan. Als er echte hervormingen moeten komen, dan zal dat enkel kunnen door grote druk van op de straat of van de loontrekkenden. Maar ook daar maak ik me niet veel illusies.

Moeten we dan maar alle hoop vestigen op de alternatieve, kritische pers?

Wel, gelukkig is er de alternatieve pers. Het feit dat er vanuit de andersglobalistische beweging observatoria voor de media worden gecreëerd is een goede zaak. Een goede zaak, omdat de beweging inziet dat in haar strijd tegen de huidige globalisering, het niet alleen gaat om een strijd tegen financiële markten, maar ook om een strijd tegen de ideologische apparaten van het systeem. Persoonlijk verwacht ik meer van initiatieven als Indymedia dan in de grote discussiefora. Want wat belangrijk is bij Indymedia is dat er niet alleen kritiek wordt geleverd op de media zelf, maar dat er ook werk wordt gemaakt van een journalistiek alternatief. Daar zit volgens mij toekomst in.

Maar is daar niet het probleem dat dergelijke alternatieven beperkt blijven tot kleine kringetjes van overtuigden?

Inderdaad. De strijd voor onafhankelijke media, de strijd tegen een staat die de belangen dient van de dominante klasse, de strijd tegen de financiële markten, ga zo maar door, is een politieke strijd. We kunnen geen ander mediabestel krijgen als we geen strijd voeren voor een ander economisch systeem. Dat is een strijd die veel globaler is en die politiek is. Ik herhaal, de Andersglobalistische beweging moet daar werk van maken.